Op zoek naar een verdwenen schilderij van Raden Saleh

Kunstroof Wat is er gebeurd met de schilderijen van de Javaanse kunstenaar Raden Saleh, die ooit de interieurs van Hollandse gouverneurs in Nederlands-Indië sierden? Een zoektocht naar Raden Saleh’s verdwenen olieverfschilderij Diëngplateau (1872).

Raden Saleh, Diëngplateau (1872).
Raden Saleh, Diëngplateau (1872).

Collectie Landsverzameling/Nederlands staatsbezit. Foto uit veilingcatalogus

Hij wordt wel de ‘Rembrandt van Indonesië’ genoemd. De Javaanse schilder Raden Saleh (1811-1880), ooit hofschilder van de Oranjes, reisde ruim twintig jaar door Europa, waar hij veel roem oogstte met zijn romantische landschappen, levendige jachttaferelen en fijn geschilderde portretten van de aristocratie en machthebbers. Zijn schilderijen sierden de wanden van de paleizen van de gouverneurs in Nederlands-Indië. Later kwamen ze, samen met andere landschapsschilderijen van Nederlandse en Indonesische schilders en gouverneurs- en Oranjeportretten, terecht in de omvangrijke Nederlands-Indische Landsverzameling (thans Nederlandse staatscollectie) in Batavia/Jakarta. Zo bevonden zich in deze collectie de gouverneursportretten die Saleh maakte van Jean Chrétien Baud, Johannes van de Bosch en Herman Willem Daendels, alsmede drie van zijn landschapsschilderijen.

Twee van Saleh’s monumentale olieverfschilderijen van het Javaanse landschap met de vulkaan Merapi (1872/73) domineerden de ruime ontvangstzaal van het gouverneurspaleis te Buitenzorg/Bogor. Het derde, kleinere werk, een berglandschap getiteld Diëngplateau (1872) van 46 bij 75 centimeter, hing in de salon annex werkkamer van gouverneur-generaal Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, die aan de ontvangstzaal grensde.

Afgebeeld op het doek zijn de oudste hindoeheiligdommen op Java, gewijd aan godin Shiva, die dateren uit de achtste eeuw. Tijdens een reis door Centraal-Java raakte Raden Saleh geïnspireerd door het tweeduizend meter hoog gelegen Diëngplateau met zijn uitgestrekte vulkanische landschappen, ten zuidwesten van Semarang. Ter plekke vervaardigde hij schetsen, die hij later uitwerkte in dit magnifieke werk.


Lees ook: Laat Indonesië ook roofkunst afstaan

De kunstwerken werden door conservator Jeanne de Loos-Haaxman beknopt beschreven in haar inventarisatierapport van de Landsverzameling uit april 1946, inclusief de bijbehorende gegevens zoals onderwerp, jaartal, drager, afmetingen, signatuur en toenmalige locatie. Wat is er gebeurd met deze topstukken van de Indische collectie die decennialang in paleis Buitenzorg hingen?

Spookpaleis

Vlak voor de komst van de Japanse militairen op Java in februari 1942 waren de doeken uit de lijsten gehaald en heimelijk ondergebracht op afgelegen locaties of opgerold verborgen op de zolder van regeringsgebouwen. Door het Japanse militaire gezag is een aantal olieverfportretten van de Oranjes in het openbaar verbrand of vernietigd. Toen de Britten eind november 1945 het vrijwel uitgestorven paleis van Buitenzorg introkken, hingen in de grote zaal slechts de kroonluchters nog aan het hoge plafond en was het overgebleven meubilair beschadigd. Alleen de licht verkleurde plekken op de muren herinnerden nog aan de schilderijen die er ooit hingen. In de werkkamer van de vooroorlogse gouverneur-generaal stonden nog zijn mahoniehouten bureau en de leeggehaalde boekenkasten. Het gouvernementsgebouw met zijn lege vertrekken en onverlichte gangen, er was geen elektriciteit meer, leek wel een spookpaleis.

Het is niet bekend waar de werken van Raden Saleh in de Japanse tijd waren opgeborgen en veiliggesteld. Uiteindelijk is de Indische staatscollectie (weliswaar behoorlijk gehavend) grotendeels teruggekomen in het naoorlogse Nederland. De gouverneursportretten zijn ondergebracht in het Rijksmuseum en de Oranjeportretten en de landschapsschilderijen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De twee grote Javaanse landschappen van Raden Saleh uit 1862 en 1863, die wel in Nederland zijn teruggekomen, zijn later door de RCE uitgeleend aan de Nederlandse ambassade te Jakarta. Maar zo’n dertig kunstwerken zijn verdwenen of geroofd in oorlogstijd. De vraag is waar deze werken uit de staatsverzameling zijn gebleven. Ook Raden Saleh’s Diëngplateau is nooit in Nederland aangekomen. Het spoor liep al snel dood.

Gouvernementspaleis in Buitenzorg 1946 met op de achtergrond ‘Diëngplateau’ van Raden Saleh. Foto Nationaal Archief Den Haag.

Fotobewijs

Nog een keer goed kijken naar de digitale foto uit het Indische foto-archief van de militaire voorlichtingsdienst, de Dienst Legercontacten. Het zwart-witbeeld uit december 1946 van het interieur van het buitenpaleis te Buitenzorg vergroot ik nogmaals uit. In de lounge is op de achtergrond duidelijk het Diëngplateau van Raden Saleh te zien. Deze foto is het laatste bewijs van het bestaan van het olieverfschilderij. Samen met de specifieke vermelding in de gedetailleerde inventarislijst van de Landsverzameling, maakt deze foto de herkomst waterdicht. In ieder geval is duidelijk dat dit werk niet in de Japanse tijd was geroofd. Maar wat is er dan wel mee gebeurd?

Soms duurt het heel lang voor een verdwenen kunstwerk weer te voorschijn komt. Door hebzucht van de eigenaar kan een gestolen schilderij weer opduiken op een veiling. In de jaren negentig ontstond er een sensationele prijsontwikkeling van Raden Saleh’s schilderijen bij de gerenommeerde veilinghuizen Sotheby’en Christie’s in Zuidoost-Azië. Eind maart 1997 dook Raden Saleh’s verloren gewaande doek Diëngplateau onverwachts op als lotnummer 51 in de verkoopcatalogus van Sotheby’s in Singapore. Het werk was prominent over twee pagina’s afgebeeld met nog een detailopname op een andere pagina. In de bijgaande omschrijving stond over de eigendomsgeschiedenis (provenance) dat het schilderij door een anonieme inbrenger was verworven in de jaren vijftig. De richtprijs van het schilderij lag tussen de drie- en vierhonderdduizend Singapore dollar (omgerekend 180.000-240.000 euro). Maar Sotheby’s heeft het schilderij destijds niet verkocht. In de catalogus stond na afloop van de veiling ‘not sold’.

Het is mogelijk dat Sotheby’s het schilderij heeft teruggetrokken vanwege de twijfelachtige herkomst, maar die informatie wordt door het veilinghuis niet openbaar gemaakt. Het doek was niet geregistreerd op de officiële lijst van gestolen kunstwerken bij het Art Loss Register (ALR). De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), beheerder van de (teruggekomen) werken uit de Indische Landsverzameling heeft nagelaten om het schilderij bij het Art Loss Register aan te melden. Dit internationale bureau werd in 1991 in Londen opgericht door Julian Radcliffe met steun van verzekeraars, de veilinghuizen Sotheby’s en Christie’s en een beleggingsmaatschappij. Het ALR heeft inmiddels een wereldwijde database voor verdwenen en gestolen kunst en antiek aangelegd. Na registratie is het vrijwel onmogelijk het doek op de kunstmarkt of via internationale veilingen te verkopen. Tegenwoordig controleren de meeste veilinghuizen en kunstgaleries consequent de door hen aangeboden werken.

Duitse kunstexpert

Dr. Werner Kraus, de Duitse biograaf van Raden Saleh, stelt in een recente mail dat hij het schilderij Diëngplateau in 2010 nog in een privéverzameling in Singapore heeft gezien. Kraus publiceerde in 2012 zijn omvangrijke standaardwerk over het oeuvre van Raden Saleh, gefinancierd door de Duitse overheid en tot stand gekomen in samenwerking met het Goethe Instituut in Jakarta. Zijn boek verscheen gelijktijdig met een retrospectief van Raden Saleh in de Galeri Nasional (National Gallery) in het centrum van Jakarta.

Opmerkelijk is dat deze Duitse expert niet wist dat het werk eind jaren veertig was ontvreemd en dat de Nederlandse staat nog steeds de rechtmatige eigenaar is. Het landschapsschilderij werd in 2018 ook nog geëxposeerd op een expositie in de National Gallery van Singapore, op de tentoonstelling Between Worlds, waar het werk van Raden Saleh werd gecombineerd met dat van de Filipijnse schilder Juan Luna. Daar hing ook Raden Saleh’s doek Boschbrand (1849), een monumentaal werk van drie bij vier meter uit de nalatenschap van prinses Juliana. Dat doek was door de Oranjes stilletjes verkocht in 2013. Dat werd onthuld in 2016 door NRC en leidde tot commotie bij Nederlandse musea en de politiek die het werk als cultureel erfgoed wilden behouden. Dit schilderij kreeg een ereplaats in de National Gallery in Singapore.


Lees ook: Geen Oranje wilde twaalf vierkante meter tijgers

Werner Kraus onderhield als kunstexpert nauwe banden met Aziatische verzamelaars en museumdirecteuren. In maart 2019 werd hij uitgenodigd bij een Singaporese verzamelaar, die tijdelijk verbleef in de hoofdstad Rangoon (Myanmar/Birma). Hij had Kraus benaderd om de authenticiteit en de kwaliteit van het schilderij Diëngplateau te beoordelen. Een paar maanden later, in mei 2019, bracht deze collectioneur – zonder Kraus hierover te verwittigen – dit doek in bij de vestiging van Christie’s in Hongkong. In de veilingcatalogus werd het werk, lotnummer 167, in kleur over twee pagina’s geplaatst. Als provenance noemt het veilinghuis een privécollectie in Azië, een nogal vage indicatie. De werkelijke herkomst van het schilderij – Nederlands staatsbezit – bleef onbekend. Niemand kwam vóór de veiling met bedenkingen over dit kunstwerk, dat immers niet was geregistreerd in het Art Loss Register.

Op 26 mei 2019 werd in de Convention Hall te Hongkong het schilderij Diëngplateau afgehamerd voor twee miljoen Hongkong dollar, omgerekend bijna een kwart miljoen euro (inclusief provisie voor het veilinghuis). Uit privacy-overwegingen verstrekt Christie’s geen gegevens over de inbrenger noch de koper. De kans is groot dat dit ontvreemde topstuk uit Nederlands-Indisch staatsbezit terecht is gekomen in een privé-verzameling en voorlopig nergens meer te zien zal zijn. Soms verdwijnt het dan voor jaren in een kluis, als belegging of onderpand. ‘Locatie onbekend’ luidt dan de gangbare vermelding.

Louis Zweers is kunsthistoricus en auteur van het boek Buit, over de roof van Nederlands-Indisch cultureel erfgoed 1942-1950. (Boom Uitgevers Amsterdam, 2020).

Lees verder…….