‘Op hoop van zegen’ grijpt je bij de kladden en laat je niet meer los

Als criticus moet je af en toe eens flink met je vooroordelen worden geconfronteerd – in dit geval scepsis over het opvoeren van klassiek repertoire zonder het te moderniseren. Waarom zou je een levende kunstvorm als theater gebruiken om te doen alsof het de zeventiende of achttiende eeuw is? Waarom niet de hedendaagse blik gebruiken om opnieuw naar dat verre verleden te kijken – zodat er een interessante uitwisseling tussen heden en verleden ontstaat?

Het is dan ook even slikken als in de openingsminuten van Op hoop van zegen (1900) in een nieuwe enscenering van Dood Paard blijkt dat de tekst van de Nederlands toneelschrijver Herman Heijermans integraal gespeeld wordt. Het Amsterdamse gezelschap wisselt af tussen eigen stukken en het heropvoeren van repertoire, en de voorbije jaren leek dat laatste steeds meer een doodlopende weg.

Maar na een ietwat stroef begin, waarin het even wennen is aan het verouderde, volkse taalgebruik, grijpt het stuk je bij de kladden en laat het je niet meer los. Heijermans schreef een woedende aanklacht tegen de uitbuiting van vissers door de rederijen. Hoewel door de jaren heen vooral het melodrama van het stuk op de eerste plaats kwam te staan, blaast Dood Paard juist het revolutionaire elan nieuw leven in.

Lees ook De snotneus had gelijk

Claustrofobisch decor

Dat bewerkstelligt het gezelschap zonder veel aan de 123 jaar oude tekst van Heijermans te veranderen. Door de onsentimentele speelstijl en het claustrofobische decor, waarin de personages in een gigantisch visnet zijn gevangen, komt het sociale onrecht vanzelf naar boven drijven.

Dat begint met de getraumatiseerde ex-marinier Geert, die als minderjarige werd geronseld om tijdens de oorlog op Atjeh de opstand van de lokale bevolking bloedig neer te slaan. Hij wordt met huiveringwekkende, hologige verdoemdheid neergezet door Joachim Robbrecht, die in zijn personage een hartverscheurende kern van verzet weet te vinden.

Zijn grote tegenstrever is de reder Bos, die Geert en tien andere vissers willens en wetens laat aanmonsteren op een ‘drijvende doodskist’, en iedere verantwoordelijkheid voor de resulterende tragedie ontloopt door gewetenloos machtsmisbruik. Kuno Bakker geeft Bos een heilige overtuiging in zijn eigen gelijk en uitverkoren positie mee – zelden heb ik een toneelpersonage zo met iedere vezel in mijn lijf gehaat.

Scène uit de voorstellingOp hoop van zegendoor toneelgezelschapDood Paard.
Foto Sanne Peper

Het beroemdste personage van Op hoop van zegen, Kniertje, wordt tussen haar liefde voor haar zoons en haar gezagsgetrouwheid vermalen. Doordat Manja Topper haar met haar gebruikelijke hardheid neerzet, wordt ook zij van het sentiment gered, en komt ze symbool te staan voor een generatieconflict: kinderen en jongeren die zien wat er mis is met de wereld, maar door hun ouders naar de slachtbank worden gestuurd omdat ‘de wereld nu eenmaal zo is’.

Door met uiterste precisie de klassenongelijkheid uit te spelen die aan de kern van Heijermans’ stuk ligt, blaast Dood Paard het stuk nieuw leven in – juist door terug te gaan naar de oorspronkelijke intenties van de auteur.