Ook een worstelaar moet wel eens huilen

Een worsteldrama zie je zelden: het unieke, ontroerende The Iron Claw, deze week in de bioscoop, gaat dan ook over een uitzonderlijk triest worstelgeslacht, de Von Erichs. Maar au fond is het lastig deze tak van sport serieus te nemen. Boksen biedt drama, worstelen komedie.

In de film Barton Fink (1991) van de gebroeders Coen probeert een studiobaas begin jaren dertig het genre worstelfilm uit te leggen aan Barton Fink, een toneelschrijver uit New York die naar Hollywood kwam met een hoofd vol illusies over ‘theater voor de gewone man’. Of Fink snel een worstelfilm wil typen voor acteur Wallace Beery. „Over een worstelaar die in een slecht milieu belandt en het voor zijn liefje doet – ach, je weet wel. Het mag ook een kind zijn, een weeskind.” Fink loopt vast, schrijft dan een literair script vol interne worsteling. Dat brengt de studiobaas tot razernij: hij wilde een B-film. „Dit gaat over grote kerels in strakke broekjes!” Barton Finks script belandt in de prullenbak.

https://www.youtube.com/watch?v=8KVsaoveTbw

Proletarische underdog

In de jaren dertig werd een worstelfilm nog geacht hetzelfde te brengen als een boksfilm: proletarische underdog knokt zich in de ring omhoog naar een beter leven. Maar wil je in de boksring best geloven dat het ernst is, een nobele, existentiële strijd van een eenling, bij professioneel worstelen was dat in de jaren dertig al moeilijk. Deels omdat harige, dikke en gespierde kolossen in zweterig-intieme poses iets komisch hebben, deels omdat het ook toen al helder was dat worstelen doorgestoken kaart was.

Dus werd het nooit veel met worstelfilms. Om terug te komen op de echte acteur Wallace Beery: zijn rol als sullige Duitse worstelaar Polakai in The Flesh van John Ford (1932) is vergeten, maar King Vidors The Champ (1931) geldt als een klassieker, met een Oscar voor Beery als verlopen bokser die voor zijn zoontje nog één keer de ring ingaat.

Na zijn glorieuze doorbraak als bokser in Rocky (1976) boekte Sylvester Stallone als worstelaar in Paradise Alley (1978) een zeperd. Boksfilms als Raging Bull, Million Dollar Baby en Fat City zijn hoogtepunten in de Amerikaanse film, bij worstelen schiet hooguit The Wrestler (2008) te binnen.

Daar komt nu dus The Iron Claw bij, over het waargebeurde verhaal van de worstelclan Von Erich. Er rust een vloek op hun naam, denken ze. Hun tragedie speelt zich af in de jaren tachtig en negentig, de hoogtijdagen van de All Star Wrestling-gala’s die ook hier werden uitgezonden: theatrale slapstick met sterren als King Kong Bundy en Hulk Hogan. Iedereen wist tegen die tijd dat professioneel worstelen een show is waarvan de uitslag en choreografie in de kleedkamers wordt bedisseld, net als de nepvetes en rivaliteiten tussen de worstelaars. Kayfabe heet dat: de worstelaars blijven ‘in karakter’, het publiek doet alsof ze het geloven. Zonder ‘suspension of disbelief’ is er immers niks aan.

Pijnkunstenaars

De professioneel worstelaar is dus een entertainer, toch bloeden ze echt en incasseren ze rake klappen. In The Wrestler is het lichaam van Randy ‘The Ram’ Ramzinski (Mickey Rourke) geruïneerd door decennia breuken, gescheurde pezen, pijnstillers en steroïden. Een gevecht tegen ‘schurk’ Necro met nietpistolen en prikkeldraad krijgt het publiek op de banken: bloed! Door hartproblemen belandt ‘The Ram’ evenwel achter de balie van een supermarkt, maar niet voor lang: liever dood dan de kick van een joelend publiek missen.

Foto Brian Roedel

The Wrestler brengt de opwinding van het gevecht en de camaraderie van de kleedkamer aanstekelijk in beeld. Anders dan The Iron Claw, waar je soms een stukje gevecht ziet. De focus ligt evenwel op giftige familiepatronen, broederliefde en rivaliteit.

Vader Jack Barton Adkisson veranderde zijn naam ooit in Fritz von Erich: in de ring kon hij dan nazi-schurk spelen. Zijn zoons moeten het tot ‘all American hero’ schoppen, met kampioensgordels. Dat vereist kracht, acrobatiek, charisma en bravoure; dat je zo’n publieksfavoriet wordt dat de promotors je de hoofdrol van kampioen moeten gunnen.

De broers gaan ervoor, maar in The Iron Claw neemt koddig vertoon van jaren tachtig-excessen – big hair, heavy metal, opgepompte spieren, bloempotkapsels, matjes – gaandeweg een sinistere en aangrijpende wending. We volgen het gezinsdrama door de ogen van de oudste zoon, Kevin Von Erich, een goedige, bleue He-Man die boft dat de kordate Pam hem inpalmt, een dierenarts. The Iron Claw gaat over de tol van machismo, belichaamd door de spijkerharde patriarch Fritz die zijn ambities op zijn zonen projecteert. Op zijn ranch in Texas heerst ijzeren discipline, aan de met dampende steaks en aardappelen doorbuigende eettafel speelt pa zijn zonen tegen elkaar uit met een wekelijkse ranglijst van favorieten.

Geen tranen

Dwang wordt zo groepsdwang en zelfdwang, de broers leren hun eigenwaarde aan hun succes af te meten en tegenslag in zelfhaat om te zetten. Keihard, sterk en succesvol moeten ze zijn, dus trainen ze zich suf, verbijten pijn en pompen zich vol steroïden, zelfs als ze niet eens van worstelen houden. Het resulteert in zo’n verpletterend noodlotsdrama dat regisseur Sean Durkin besloot een vijfde broer, Chris, uit het script te schrappen. De zelfmoord van die kleine, astmatische en zwakke broer in 1991 zou net een tragedie te veel worden.

„Ik wil geen tranen zien”, gromt pa bij de begrafenis van zijn zoon David, die in 1984 op tournee in Japan overlijdt. Ze rollen toch; The Iron Claw is een vechtfilm die niet draait om hardheid, revanche en triomf, maar om zachtheid, tranen en verlies. In de finale zegt Kevin: „Een man mag niet huilen? Iedereen huilt. Wij huilen de hele tijd.” Dat Kerry von Erich (Jeremy Allen White uit The Bear) het verlies van een voet bij een motorongeluk voor het publiek verbergt en met gruwelijke pijn blijft worstelen, is wellicht heroïsch – maar die onwil om zwakte te erkennen wordt hem ook fataal.

Als er een vloek op de Von Erichs rustte, dan was dat vaderlijke tirannie. Het oedipale moment van Kevin von Erich – als hij zijn vader bijna wurgt – komt evenwel te laat. Al gaat The Iron Claw niet zover de hele pro-worstelcultuur ziek te verklaren – Kevins zonen Ross en Marshall gingen ook weer de ring in – toch is The Iron Claw uniek als een worstelfilm met vooral veel interne worsteling. Hollywood lijkt eindelijk klaar te zijn voor Barton Fink.