‘Onze mooie Tsjernihiv wordt vernield. Wat hebben we hun aangedaan?’

TsjernihivDe brandweer blust een woensdag kapotgeschoten gebouw.


Foto Roman Zakrevskyi / Reuters

Interview

Journalist in Oekraïne Alla Skorik (38) zit met drie collega’s van de lokale omroep in een huis in de belegerde stad Tsjernihiv. ‘Ik ben ook een mama.’

Van drie kanten wordt Alla Skorik (38) uit de Oekraïense stad Tsjernihiv door de Russen belegerd. De stad – met 300.000 inwoners bijna zo groot als Utrecht – ligt tussen Kiev en de grens met Wit-Rusland.

Midden door de historische stad loopt een weg naar het zuiden, naar Kiev. „Daar vechten de Russen om, maar onze soldaten vechten hard om ze tegen te houden. Op de achtste dag van de oorlog is er nog geen tank de stad in gekomen,” zegt Skorik telefonisch. Ze is de lokale hoofdredacteur van de nationale omroep, maar de redactie is niet veilig meer. Met drie collega’s heeft ze zich teruggetrokken in een woonhuis van waaruit ze haar journalisten aanstuurt die verslag doen van de oorlog in en rond de stad. ’s Nachts slapen ze samen in de kelder.

„Vannacht was het heel rustig, daarna kwamen de bommen. We hoorden vliegtuigen boven de stad. Ze bombardeerden een tankstation, wat een grote brand veroorzaakte. Vanmorgen werden er twee scholen gebombardeerd, daar kwamen de reservisten bijeen om zich aan te sluiten bij de strijd. De Russen moeten ervan hebben geweten. Daarbij vielen er negen doden, elders in de stad minimaal dertien.

„Ook werd er een flatgebouw van zestien verdiepingen gebombardeerd. Waarom dat gebeurde, weet ik niet. Gelukkig zaten alle inwoners in een schuilkelder. Ik ken een vrouw die er woont, ze heeft me wel eens gemasseerd. Ik belde om te vragen of ik kon helpen. ‘Ik heb geen kleren nodig, geen eten, niks. Ik wil mijn appartement terug’, zei ze. Wat kan ik doen?


„We kregen in de afgelopen dagen ook een paar Iskanders [raketten, red.] uit Rusland en Wit-Rusland op ons afgevuurd. Die hebben het centrum vernield. Van alles is daar kapot: een theater dat in 1939 zijn deuren opende, winkels. De coronakliniek is geruïneerd. Ze probeerden ook onze tv-zendmast te bombarderen, maar dat is mislukt.

„Ik kan het echt niet begrijpen. Wat hebben we onze buren aangedaan om al dit vuur te verdienen? We hebben zo’n mooie stad. Het is hier groen met prachtige parken. Heerlijke en creatieve restaurants, interessante festivals. Normaal komen hier toeristen en wordt iedereen verliefd op de stad.

„Ten noorden van de stad ligt een neurologisch ziekenhuis met psychische patiënten aan het front. We praten elke dag met de hoofdarts. Hij zegt dat er driehonderd patiënten zijn en hij krijgt geen eten meer geleverd, geen medicijnen. Auto’s die erheen proberen te gaan, worden beschoten. Zelfs een brandweerwagen die ze probeerden te sturen is beschoten.”

Wat doet ze ’s avonds, om tot rust te komen in de kelder waar ze met haar vier collega’s slaapt? Skorik begint te huilen, ze denkt aan haar zoons van drie en tien jaar oud. Ze zijn de stad uit, weg van het front, met hun vader. „Ik ben niet alleen journalist, ik ben ook een mama. Het grootste probleem is dat mijn kinderen niet bij me zijn. Ik wil ze een kindertijd geven. We hadden zo’n mooi leven, we hadden alles om blij te zijn. Het is zo’n verschrikkelijke oorlog. Ik wil gewoon dat het stopt.”

Lees verder…….