Nederlandse schilders waren altijd al goed in ramptoerisme

Recensie


Beeldende kunst

Stedelijk Museum Schiedam Snoezige ijspretschilderijen: wie kent ze niet? Cornelis Jacobsz. van Culemborch wist als geen ander al in de 16e eeuw de bedriegelijkheid ervan te schilderen.

Kruiend ijs te Delfshaven, 1565 – Cornelis Jacobsz van Culemborch.
Kruiend ijs te Delfshaven, 1565 – Cornelis Jacobsz van Culemborch.

Collectie Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, Amsterdam/langdurig bruikleen Museum Rotterdam

In de winter van 1564 – 1565 klonk het eerste signaal dat zeventig jaren barre kou de Lage Landen zouden bevangen. In de schilderkunst leidde die Kleine IJstijd tot de schilderijen die tot op de dag van vandaag vertederen met sleetjes en schaatsen en blije mensjes. Maar al direct in die eerste helse winter schilderde Cornelis Jacobsz. van Culemborch dat die gezelligheid betrekkelijk was en de snoezige ijspretschilderijen bedrieglijk.

Met een machtig schilderij trof hij de horror van kruiend ijs dat vanuit de Nieuwe Maas een aanval deed op Delfshaven. Bijna zakelijk schilderde hij hoe een regiment wandelende ijsrotsen, samen zo’n zes meter hoog en zeventig meter breed, bomen wegmaaide en alles verpletterde. Een triest torentje boven het ijs is het enige wat er overbleef. Enkele mensen zien we in de weer met houwelen en scheppen in de hoop levens te redden, maar die hoop slaat nergens op: onder deze hoog oplaaiende ijslawine valt alleen maar te sterven.

Dat is drama en genoeg voor een schilderij, maar met vooruitziende blik haalde Van Culemborch meteen de aanstaande ijspretschilderijen onderuit. Smalend schilderde hij hier óók ijspret, met zorgeloze types in een rondedans, op een slee en bezig met spelletjes, zonder een greintje belangstelling voor de ramp die zich toch echt onder hun ogen ontrolt.

Maannacht bij Overschie, Johan Barthold Jongkind.
Foto Rik Klein Gotink fotografie

Maasdelta

Alleen al om dit schilderij is de tentoonstelling de moeite waard die het Stedelijk Museum Schiedam wijdt aan de kunst die ‘zes eeuwen Zuid-Hollandse Maasdelta’ opleverde. Schiedam is middelpunt van de Maasdelta die zich uitstrekt van Dordrecht tot Hoek van Holland. Het ligt voor de hand dat er hier wordt geschitterd met adembenemende landschapskunst van geliefde kunstenaars. Er is werk van Jan van Goyen (hoogtepunt: een idyllisch ijsgezicht bij Dordrecht uit 1644) tot Aelbert Cuyp (trotse zeilschepen uit 1650). Uit de 19e eeuw ontbreken de aandoenlijke molens van Jacob Maris niet, en oh! de maan boven Overschie van zijn tijdgenoot Jongkind – ik kijk ernaar en word week van weemoed.

Fantastische schilders. Meeslepend en idyllisch. En voorspelbaar in deze expositie die is opgebouwd via de bekende hoofdstukken aarde, vuur, lucht en water.

Zaaloverzicht Levend Landschap. Zes eeuwen Zuid-Hollandse Maasdelta in Stedelijk Museum Schiedam.
Foto Aad Hoogendoorn

In het geval van aarde leidt dat gelukkig tot het tonen van het radicale luchtfotovierluik van Gerco de Ruijter, met de Maasvlakte zoals de goden hem bezien, onherkenbaar voor ons mensen. Lucht leidt tot het licht volgens videokunstenaar Sarah van Sonsbeeck. Op de vloer suggereert ze het verglijden van zonlicht – en laat je vergeefs zoeken naar het raam dat hier een schaduw werpt.

Ramptoerisme

Avontuurlijker is het om, met het snerpende ijsschilderij van Van Culemborch als uitgangspunt, op zoek te gaan naar eeuwen overspannend ramptoerisme. Tegenover de schrille koude treft je dan de gloed van het bombardement op Rotterdam op het schilderij waarmee Jan Bakker, direct in 1940, de brandende gebouwen aan de Nieuwe Maas vastlegde. Het kleine paneel echoot de ontzetting van de schilder. De vlammen slaan eruit, het Maaswater valt plat van de hitte en op de kade gillen knetterende staketsels. Of neem het schilderij waarmee J.M.W. Turner met een zeilschip nietig als een vlindertje laat zien hoe wild de Maas bij Rotterdam kan zijn. De Maasdelta is een sowieso een drama, prooi voor overstromingen (zie het Alblasserwaardse schilderij van Jacob van Strij uit 1809) en er worden dijken doorgestoken (bij Berkel, een pentekening van Leonaert Bramer, ca. 1611).

Marius Richters, Panorama van Rotterdam, 1953.
collectie Museum Rotterdam

Een hoogtepunt is het werk van de Delftenaar Egbert Lievensz. van der Poel. In 1654 schilderde hij de ontploffing van het plaatselijke buskruitmagazijn, en laat in forse stijl zien hoe nachtelijk Delft met dezelfde flits werd verlicht en verwoest. Het is een soort journalistieke schilderkunst, acuut als de beste oorlogsfotografie. Er liggen lijken, radeloze inwoners zetten het op een lopen. Van der Poel, die een dochter bij die kruitramp verloor, wijdde zich hierna aan het schilderen van de paniek van nachtelijke branden. Bezig met het bezweren van zijn demonen, drijfveer van elke ramptoerist, van hem, van iedereen die zich waagt aan het nader bekijken van zijn werk.

Lees verder…….