Nederland heeft 1,4 procent meer te besteden dan een jaar geleden

Het inkomen van alle Nederlandse huishoudens bij elkaar is vorig jaar met 1,4 procent gegroeid. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maandag. Met name de lonen zijn hard gegroeid, van 440 naar 474 miljard euro.

Het gaat om het zogeheten reëel beschikbaar inkomen. Dat komt neer op alle lonen, winst die ondernemers innen en uitkeringen, min de belasting, gecorrigeerd voor inflatie. Dit getal is iets anders dan de koopkracht, legt CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen uit. „Het belangrijkste verschil is dat het reëel beschikbaar inkomen kijkt naar het totale inkomen van alle huishoudens bij elkaar, terwijl de koopkracht alleen kijkt naar de inkomensontwikkeling van huishoudens die in beide jaren een inkomen hadden.”

Meer naar huishoudens

Een groei van 1,4 procent betekent uiteraard niet dat iedereen er 1,4 procent op is vooruitgegaan – het ene huishouden zal meer van het gegroeide inkomen binnenkrijgen dan het andere. Maar de statistiek laat volgens Van Mulligen wel iets anders zien. „Als het inkomen van huishoudens harder is gegroeid dan het bbp, betekent dat dat een groter deel van de opbrengst van de economie naar huishoudens gaat dan eerder.”

In de afgelopen tien jaar groeide het reëel beschikbaar inkomen meestal harder dan afgelopen jaar. In 2022 was dat 2 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Alleen in 2013 daalde het totaalbedrag.

De hypotheekschuld is net als de twee voorgaande jaren flink gedaald, schrijft het CBS verder. In 2022 bedroeg de totale schuld nog 84,8 procent van het bbp, vorig jaar was dat 79,9 procent. Dat ligt niet aan een stijgend bruto binnenlands product – dat was nauwelijks hoger dan in 2022.