Marcel Fisser: ‘Altijd de gitarist: maar ik ben veel méér dan dat’


Foto Andreas Terlaak

Interview

Wat maakt het leven de moeite waard? Muzikant Marcel Fisser (54) ontdekte tussen twee lockdowns dat er ook een ander leven is. „Ik wist niet wat me overkwam.”

‘Ik ga stoppen.” Hij had de woorden uitgesproken na het optreden, tijdens een etentje met de band. Nog vóór de maaltijd, zoals hij zich had voorgenomen. Glas wijn erbij, het was al moeilijk genoeg.

Er volgde een stilte. En toen de vragen. „En wij dan?” „Hoe nu verder?” „Wij zijn toch samen één?”

Ze kenden elkaar al zó lang. Bijeengekomen als muzikale omlijsting van Ruth Jacott, vijfentwintig jaar geleden, daarna versmolten. Vaste begeleidingsband van Nick & Simon, Jan Smit, het tv-programma Beste Zangers. Gespeeld met alle grote artiesten in Nederland en Vlaanderen, minimaal vijf dagen per week samen op pad. Drie, vier tours tegelijk. Pop, rock, jazz, klassiek, country, latin, levenslied, metal: alles feilloos. Repeteren? Niet nodig. Als de een begint, weet de ander wat-ie moet doen. De bassist, steady. De drummer, retestrak. De backing vocals, kleurmakers. De toetsenist, alleslijmer. De blazers, zelfverzekerd.

En hij dus, Marcel Fisser, de ingetogen gitarist die het geheel overziet, tevens leider van de Marcel Fisserband, de meest bekende begeleidingsband van het land.

Fisser heeft het die avond zijn medebandleden geprobeerd uit te leggen. Dat hij erachter is gekomen dat hij méér is dan zijn instrument. Dat hij pas nu weet wie hij is, en wat hij belangrijk vindt, als mens, en dat een rol nóg meer op de achtergrond hem beter past.

Nu, driekwart jaar later, is hij nog niet gestopt. En dat gaat-ie ook niet, voorlopig. Fisser gaat vooral mínder spelen, en de band blijft heus bestaan. Maar zijn voornemen staat vast: een nieuwe weg.

Maar je weet hoe het kan gaan met pensioen: opeens ben je dood

„Ah, hier heb ik ’m.” Marcel Fisser rommelt wat tussen de spullen in het drumhok van zijn zoon en trekt er eentje uit. Een Otwin Harmony uit de jaren vijftig. „Kijk, z’n naam staat erop: N.F. Diets. Dat was m’n opa Nappie.”

Hij draait even aan het stemmechaniek en slaat wat akkoorden aan, gezeten op een bureaustoel in zijn thuisstudio, te bereiken via de bijkeuken. „Deze gitaar was de eerste die ik ooit hoorde.”

Wanneer Fisser als klein jochie met z’n ouders op visite kwam, op de flat in Amersfoort, zat opa Nappie altijd te spelen, op de bank. Beetje neuriën erbij. Jazzy-, countryachtig. En het waren niet eens zijn noten die Fisser zo raakte, maar de manier waaróp. Het gevoel dat zijn opa erin legde.

In die toon, denkt hij, achteraf, zat de levensgeschiedenis van zijn opa. Indonesië. Het Jappenkamp. Nederland. Nieuwe start. Aanpassen. Niet opvallen. Nooit erover praten. „In zijn liedjes klonk verdriet, hoop, melancholie. Misschien is dat wat ik toen heb gehoord, of gevoeld.”

Gaat het bij muziek om horen of om voelen?

„Als ik écht geraakt word, dan voel ik het. Kippevel. Tranen in m’n ogen.”

Heb je dat nog wel eens?

„Ja, heel vaak.”

Wanneer?

„Meestal live, als er iets intens gebeurt op het podium. Dat is de magic hè. Dat proberen wij als band ook te bereiken. We hebben een goeie energie samen dus soms gebeurt het. Maar je weet nooit wanneer. En soms gebeurt het ook niet, terwijl je precies hetzelfde speelt. Dan lockt het nét niet. Of het ene bandlid zegt na afloop ‘fantastisch!’ en de ander ‘verschrikkelijk!’”

Terwijl je toch allebei hetzelfde hoort?

„Ja, maar je vóélt dus niet hetzelfde. Dat is het verschil.”

En wat is dan precies die magic?

„Nou, ik weet het niet. Ik wíl het ook eigenlijk niet weten. Want dan…”

Een verlangen, ook dat zat in de gitaartoon van zijn opa Nappie. Eenmaal in Nederland had hij, zoals meer Indische Nederlanders, gekozen voor zekerheid. Een baan bij de overheid tot zijn pensioen, en daarna terug naar Indonesië. Dat was zijn droom. „Maar je weet hoe het kan gaan met pensioen: opeens ben je dood.”

Het was een moment in het leven van Marcel Fisser waarop hij besefte: niet wachten op later, het leven is nu. Nog zo’n moment: het vroege overlijden van zijn vader, 42 jaar. Fisser, negen jaar oud, weet amper nog iets van die tijd, maar volgens zijn moeder zat hij daarna alleen nog maar achter de gitaar. Hele dagen op zijn kamer, lp van de Eagles op, cassettebandjes met countrymuziek, alles meespelen.

Spelen, spelen, spelen, dat was het enige wat Fisser in zijn leven wilde. Hij had niets met school, deed acht jaar over de mavo, daarna nog een poging tot havo – wens van zijn moeder – en toen het conservatorium. En overal waar hij maar kon, spelen. Aanvankelijk op bruiloften en partijen en later, via Willeke Alberti, ‘het circuit’ in. Altijd op alles ja zeggen want alles was altijd leuk. Zoveel mogelijk uit het leven halen, ook dat zat erachter. Omdat hij dacht vroeg dood te gaan, net als zijn vader – „zoiets haal je dan in je hoofd hè.”

Wanneer is je speelstijl gevormd?

„Op het conservatorium werd ik opgeleid tot gitarist-gitarist. Daar leerde ik heel technisch spelen en was ik gitaristisch op m’n best. Maar pas daarna ga je je eigen stijl ontwikkelen en word je muzikant.”

Een instrument, is dat een verlengstuk van de persoon?

„Ja.”

En jij bent…

„Geen schreeuwer. Je hebt mensen die in het dagelijks leven graag op de voorgrond staan. Die doen dat ook op hun gitaar. Lange solo’s, veel noten. Maar ik ben er niet zo van. Ik hoef ook niet per se een solo te spelen, helemaal niet. Ik ben eigenlijk niet zo’n prater, ook niet op de gitaar.”

En als je dan praat…

„Dan moet het raak zijn. Ik ben in de loop der jaren steeds meer gaan weglaten. Alleen de noten spelen die er toe doen. Die proberen in de kern te raken.”

Bescheidenheid, is dat een vereiste in een begeleidingsband?

„In een band heb je verschillende karakters nodig, dat is juist goed. Onze drummer is een druktemaker, onze blazers zijn het ook. Die stáán. Nooit twijfel in hun toon. Maar het belangrijkste is: wij kunnen allemaal in dienst spelen van de artiest die we begeleiden. Wij kunnen onszelf helemaal wegcijferen, ons inleven in de muziek van een ander.”

Empathisch vermogen.

„Ja, muzikaal. En dat kunnen we direct, al de eerste keer dat we met een artiest samenspelen. Hoe wil-ie klinken, wat wil-ie horen, hoe laten we al het overbodige weg om te komen tot de kern?”

Wat is het manco van overbodigheid?

„Nou, dat je de boodschap mist. Dat je als luisteraar de zanger wel hoort zingen, maar raakt afgeleid door de pianist, de gitarist, de drummer. Dat er in de muziek veel te veel gebeurt.”

Het gaat om de kern.

„Ja, het gaat om de kern.”

En lukt dat ook in je dagelijks eigen leven?

Glimlach: „Steeds beter”.

Nederland telt niet zoveel achtergrondbands op zo’n hoog niveau, dus wie goed is wordt veel gevraagd. Al jaren ontvangt Marcel Fisser dagelijks verzoeken in zijn mailbox – Toertje? Optreden? Masterclass? Inspelen? – en zowat op alles zei hij altijd ‘ja’. Ochtend, middag, avond: altijd muziek. En toen hij vader werd – twee kinderen – zette hij misschien nog wel een tandje bij. Want welke muzikant heeft er nou bestaanszekerheid? Steevast haalde hij de kinderen tussen de middag op van school, maar verder was de afspraak: hij de carrière, zijn vrouw – met wie hij 38 jaar samen is – thuis.

Het heeft hem een bungalow in Leusden opgeleverd die groot genoeg is om tuinconcertjes te organiseren. Alain Clark, Ruth Jacott, Tim Akkerman; in de coronazomers kwamen ze allemaal langs. En in zijn studio hangen de muren vol met gouden platen. Liedjes waaraan hij heeft meegewerkt, alle soorten vaderlandse hits, van Gerard Joling – 10.000 verkochte singles – tot aan Davina Michelle – 60.000.000 streams.

Ik vond het héérlijk, ’s avonds op de bank met mijn gezin. Netflix!

Muziek maken heeft nooit gevoeld als werken, nog steeds niet. En dat heeft Fisser ook zijn kinderen meegegeven: als je iets té gek vindt, ga ervoor. Hoe vaak ziet hij niet mensen om zich heen die wél een diploma hebben gehaald en nóg niet weten wat ze moeten doen? Elke dag chagrijnig naar hun werk. Zijn zoon Micky, „die school ook verschrikkelijk vond”, is nu drummer in de band van Dré Hazes. Zijn dochter Jennifer runt een nagelsalon. „Ze zijn ervoor gegaan.”

Foto Andreas Terlaak

Maar in de coronatijd, toen Fisser in één keer stilstond – teruggeschakeld van „vijf, zes avonden in de week spelen” naar nul – leerde hij ook andere kanten van zichzelf kennen. „Ik vond het héérlijk, ’s avonds op bank met m’n gezin. Netflix! Ik had nog nooit genetflixt, nóóit. Ik wist niet wat me overkwam… Thuis, samen met mijn vrouw, en met Jennifer, want haar nagelstudio was ook dicht. Gingen we samen een beetje sporten voor de tv. Elke dag koken. Altijd was ik alleen de gitarist geweest, de muzikant. Maar toen kwam ik erachter: ik ben veel méér dan dat. Ik ben ook vader, ik ben echtgenoot, buurman, vriend van sommige mensen. Ik werd me daar toen heel bewust van. En die kanten van mezelf, die wil ik niet meer kwijt.”

Toen vorig jaar tussen twee lockdowns in alles weer even openging, waren de bandleden blij om weer te kunnen spelen, behálve Marcel Fisser. „De artiesten gingen door waar ze gebleven waren – zelfde grapjes, zelfde repertoire – alsof er niks gebeurd was. Maar ik was wél veranderd. Ik vond het niks. Het geluid was slecht, de muzikanten uit vorm – ikzelf ook. En ik kon me niet voorstellen dat… ik vond het gewoon niet léúk.”

Wanneer heb je voor het eerst nee gezegd tegen een opdracht?

„Met kleine verzoekjes gebeurde dat al. Maar een grote opdracht met iemand die ik echt niet leuk vind? Voorheen had ik die aangenomen, maar ik doe het niet meer.”

Wat kan een artiest onaangenaam maken?

„Wij bandleden staat erachter hè, op het podium, dat is een ander perspectief. Wij zien ook de vergankelijkheid. Artiesten komen en gaan. Er wordt heel snel veel geld verdiend, maar dat beïnvloedt ook mensen.”

Je ziet artiesten…

„Wegglijden, soms. Naast hun schoenen lopen. Staan er opeens vier managers omheen, om ze een watertje te geven. Dan denk ik: doe normaal. En sociale media helpen niet. Ze verdwijnen erin, laten zich erdoor afleiden omdat ze denken het nodig te hebben voor hun carrière. Likes, likes, likes.”

En wat gebeurt er dan met karakters?

„Dan raken we onze kern kwijt. Omdat alles daaromheen te groot wordt, letterlijk.”

De kern, daar gaat het ’m om. En ja, de band heeft-ie nog even lief, de kippenvel als ze samen spelen is niet verdwenen, en er moet ook brood op de plank komen. Maar iets minder brood, beseft hij, is ook prima.

Marcel Fisser heeft gekozen voor iets wat hem nú gelukkig maakt. Zijn gezin, de productie van grote muziekshows achter de schermen, zoals Beste Zangers. En… Nashville, bakermat van de country, de muziek van zijn opa Nappie. „Ik ben er nog nooit geweest, maar alle muziek waar ik van hou, komt daar vandaan.”

De komende maand gaat hij erheen, voor twee weken. Zijn uitgeverij heeft alles geregeld. Ontmoetingen met artiesten, met wie hij kan schrijven aan liedjes, en een grote auto. Klein vond-ie ook prima, maar status vinden ze belangrijk in de VS. „Ik ben er geïntroduceerd als de man met de gouden platen in Nederland.”

Welke gitaar neem je mee?

„Deze…” Fisser trekt er eentje uit het rek, een akoestische. „Dit is een Santa Cruz, handgemaakt in Californië. M’n lievelingsgitaar. Klein, compact. Want ik ben ook maar een klein mannetje.” Hij slaat zijn arm eromheen en begint te pielen. Glimlach: „Hij staat mij gewoon goed.”

Lees verder…….