‘Lassen is verbinden’, zegt de vrijwilliger die historische schepen een tweede leven geeft

Ik doe iets goeds Veel mensen willen iets goeds doen. Deze week: historische schepen een tweede leven geven.

Foto Folkert Koelewijn

Vonken spatten van de toorts van de bescheiden gestalte in blauwe overall die aan de werktafel in de metaalwerkplaats staat, een van de honderd vrijwilligers die in de museumhaven van het Rotterdamse Maritiem Museum historische schepen een tweede leven geven. De laskap gaat omhoog voor het vriendelijke gezicht van de tachtigjarige André Garritsen. De lasser laat zien hoe hij de doorgeroeste patrijspoorten van een sleepboot repareert: „Uit een plaat staal sleep ik ronde gaten en nu las ik de raampjes erin.”

In de kantine vertelt Garritsen over zijn leven: „Lassen loopt er als een rode draad doorheen.” Op zijn vijftiende trok hij uit Borculo naar het westen om na de LTS als machinist op een kustvaarder te werken. „Het ruwe leven, met drank en vrouwen, dat stond me niet aan.” Hij ging naar Avondschool, volgde „diverse vakopleidingen op lasgebied” en werkte onder andere in Vlaardingen als reparatielasser aan kleine schepen. Ook tijdens militaire dienst laste hij, „ik repareerde vrachtwagens bij de genie”. Uiteindelijk was Garritsen zesentwintig jaar bij de Nederlandse Gasunie in dienst, waar hij gasleidingen aan elkaar laste. „Dat fotolaswerk moet aan de hoogste kwaliteitseisen voldoen. Gelukkig had ik goede referenties.”

Na zijn pensioen in 2005 werkte Garritsen jarenlang mee aan de restauratie van het achttiende-eeuwse zeilschip De Delft in de Schiehaven. Tot veler verdriet ging het project failliet. „Ik wilde het goed afsluiten en heb de laatste dag plechtig de schakelaar van de lasmachine uitgezet.” Samen met andere klusvrijwilligers van De Delft belandde Garritsen in de museumhaven. „Na jaren was ik terug op een schip en dat was heel prettig.” Iedere woensdag is hij vanaf kwart voor negen hier, met een vast ploeg ijzerwerkers, monteurs, bankwerkers en lassers. Er komen allerlei klusjes op zijn pad „als lasser moet je flexibel zijn”. Zo werkt hij graag op de Simpson, een drijvende kraan, „de laatste stoombok van Nederland” uit 1950. En hij leidt jonge mensen op: „Iets uitleggen dat ligt me wel. En we proberen ons vak door te geven.”

Een tijdje was Garritsen voorleesvrijwilliger in migrantengezinnen. En hij bezocht eenzame mensen, om „alleen maar te luisteren”, „dat geeft heel veel voldoening”. Wat hem drijft? Resoluut: „Ik wil altijd werken en iets voor de medemens doen. Dat is de aard van het beestje.” Tegenwoordig maakt hij meer tijd voor zijn vrouw die gezondheidsklachten heeft, trots: „We zijn al ruim zestig jaar samen.”

Maar het laswerk wil hij niet missen. „Lassen is verbinden. Het is het samenvoegen van onderdelen op een dusdanige manier dat het niet meer stuk kan. En je bouwt of repareert zo’n schip met elkaar. Als er vroeger een tewaterlating was op de werf Gusto, dan voelde je dat je een bijdrage had geleverd.” In een blauw regenpak met zuidwester staat hij klaar om door de regen terug te fietsen naar Schiedam: „Ik wil in beweging blijven.”

Lees verder…….