Kunsthandelaar Wim Bouwman: ‘Schoonheid kun je leren zien’

Wim Bouwman en Madelon van Ham in Kunsthandel Aalderink in Amsterdam

Roger Cremers

Interview

Wim BouwmanNa bijna een eeuw sluit Kunsthandel Aalderink in Amsterdam. Eigenaar Wim Bouwman (78) legt uit waarom. „Van schoonheid kunnen genieten is een privilege.”

De ene sluiting is de andere niet. Als Wim Bouwman op vrijdagavond 31 maart voor het laatst de deur op slot doet van zijn kunsthandel aan de Spiegelgracht in Amsterdam markeert dat het einde van een hoofdstuk in de Nederlandse kunstmarktgeschiedenis. De Algemene Ethnografica- en Kunsthandel Aalderink behoorde tot de eerste kunsthandels die pionierden in de verkoop van kunst- en gebruiksvoorwerpen uit Afrika en Azië. Een adres voor schaamschortjes, peniskokers en koppensnellersmessen uit Papoea-Nieuw-Guinea. En ook voor zilveren Javaanse beelden en Japanse netsukes.

De eerste, vooroorlogse verzamelaars van zulke buitenissige en exotische antiquiteiten, toen soms nog aangeduid als ‘barbarenkunst’, konden alleen bij Aalderink, Kunstzaal Carel van Lier en Kunsthandel Lemaire terecht. Het bijzondere van Aalderink is dat deze kunsthandel sinds 1929 slechts twee eigenaren heeft gekend: oprichter Jacques Aalderink én Wim Bouwman. Als 28-jarige aanstaand jurist nam Bouwman de zaak in 1973 over van de kinderloze, destijds 82-jarige Aalderink. De bejaarde oprichter had al een reeks mogelijke opvolgers versleten toen de rechtenstudent zijn vertrouwen won. Bouwman, bekend van zijn rol als expert bij het AvroTros-programma Tussen Kunst en Kitsch, dreef de kunsthandel vijftig jaar, lange tijd geholpen door zijn onlangs overleden vrouw Pieke, die verantwoordelijk was voor de markante etalages.

„Ik heb het net wat langer volgehouden dan Aalderink”, zegt hij op onnadrukkelijke toon tijdens een gesprek in zijn woonhuis, een grachtenpand op loopafstand van zijn zaak. De ambitie om de kunsthandel naar zichzelf te vernoemen heeft hij nooit gehad. En als hij ‘meneer Aalderink’ wordt genoemd, wat nog altijd gebeurt, laat hij dat zo.

Bouwman is een rijzige, opvallende persoonlijkheid: door zijn vaak kleurrijke kledingkeuze, door het aplomb waarmee hij eigenzinnige opvattingen kan debiteren, en door de stijlvolle wijze waarop hij uitleg geeft over de niet-alledaagse voorwerpen in zijn winkel.

Bouwman is net terug van een tripje naar Kopenhagen. Daar heeft hij rondgekeken en „heerlijk gedineerd”. Nu hij nog niet achter een rollator loopt, zegt hij met een sigaar in de hand, wil hij vaker op pad, zijn reislust bevredigen. Daarom sluit hij op zijn 78ste de zaak en zal hij voortaan alleen nog op bescheiden schaal thuis vaste klanten ontvangen.

Met wat voor gevoel doet u het licht uit?

„Met een zeer voldaan gevoel. Ik heb in die firma een ontzettend leuk leven gehad. Geweldig leuke mensen ontmoet en in uitzonderlijk objecten mogen handelen. Dat me dat lukte gaf een heerlijk gevoel.”

Licht dat gevoel eens toe.

„Op mijn twaalfde kreeg ik van mijn vader een boek over Griekse beelden. Daarin schreef hij: ‘Liefde voor de kunst is een stevige grond voor de kunst om te leven.’ Het duurde een paar jaar voor ik begreep wat hij daarmee bedoelde. Als ik nu narigheid heb in mijn leven, materieel of emotioneel, dan is de kunst voor mij een uitermate belangrijke factor.”

Hij wijst naar een veertiende-eeuwse Perzische tegel aan de muur.

„Uit zo’n tegel kan ik troost putten. Als ik langs de Amsterdamse grachten loop geniet ik van de architectuur, van het leven op die gevels, van hoe de bomen zijn geplant.

„Ik ben goed in staat om aan anderen over te brengen wat ik zie. Kunst moet je leren zien. Mooie Tibetaanse voorwerpen bestonden hier vroeger niet. Daar moest ik mensen op attenderen. ‘Pak het eens in je handen’, begon ik dan. Of: ‘Kruip er bij wijze van spreken eens in. En lees dit boek eens.’

„Als kunsthandelaar wil ik iets uitdragen, mensen wijzen op de onwaarschijnlijke rijkdom van het leven. Ja, dat kan ook buiten de kunsthandel. Vreemde vruchten op de Albert-Cuypmarkt. Of neem de viskraam daar: dat is toch een schilderij?”

Schoonheid is wat u betreft overal?

„Ja, daarom heb ik zo’n gelukkig leven. Als ik door de Noordoostpolder rijd naar mijn huis in Friesland zit ik achter het stuur te genieten. Vaak hoor ik zeggen: ‘In die polder is niks te zien.’ Wie dat zegt heeft poep in zijn ogen. Prachtige bomenrijen, strak geploegd land dat in het voorjaar paarsig opbloeit. Van schoonheid kunnen genieten is een privilege.”

U kunt lang terugkijken. Is de ontvankelijkheid voor kunst gegroeid met de jaren?

„Kunstbeleving is beslist minder elitair geworden. Vijftig jaar geleden trok het Rijksmuseum geen twee miljoen bezoekers per jaar. Bij de kunstbeurs in Delft kwamen ook geen 40.000 bezoekers, zoals nu bij PAN, maar hooguit 10.000. En dat waren vooral artsen en professoren, en zelden een arbeider.

„De laatste jaren kreeg ik ook heterogener volk over de vloer. Niet allemaal FNV-leden, hoor. Ik ben in principe een afstandelijk iemand. Heb lang geweigerd te tutoyeren. De laatste twintig jaar is dat veranderd. Het zijn nu allemaal ‘jij’s’ geworden.”

Wordt kunst door de prijsstijgingen juist niet weer iets voor de financiële elite?

„Wat echt goed is, wordt ongezond duur. Heel spijtig. Daarmee wordt aan het democratisch aspect van mooie spullen gerommeld. Iedereen met een goed oog zou aan kunst moeten kunnen deelnemen. Ik zou het vervelend vinden als dat wordt: voor iedereen die daar een portemonnee voor heeft. Afrikaanse maskers die op veilingen nu miljoenenbedragen doen, het is lachwekkend.

„De kunstmarkt heeft aan de top onzindelijke trekjes. De grote veilinghuizen bedienen puissant rijke verzamelaars die zich middels kunst willen uitdrukken tegenover andere rijkaards. Christie’s en Sotheby’s suggereren voortdurend dat Afrikaanse en Aziatische kunstvoorwerpen heel zeldzaam zijn. Dat is niet zo. We verdrinken in kunst.”

Hoe bent u als jurist in de kunsthandel beland?

„Ik heb nooit de ambitie gehad om advocaat te worden. Mijn vader, die een machinefabriek in Leiden had, was de grootste kunstverzamelaar van de stad. In mijn ouderlijk werd ik omringd door kunst; beelden van John Rädecker en schilderijen van Charley Toorop. Maar ook Attische vazen, een Egyptische bronzen kat en een houten Singa-beeld uit Bali. Onder een tafeltje in de salon legde mijn moeder wekelijks een opengeslagen kunstboek voor me neer. Daar keek ik altijd stiknieuwsgierig naar uit. Elke week ging ik ook naar de drie musea in Leiden.

Kunstbeleving is beslist minder elitair geworden

„Op mijn 21ste was ik met afstand het jongste bestuurslid van de Vereeniging van Vrienden der Aziatische kunst. Daar zat ik met allerlei professoren aan tafel. Ik stuurde wel rechten, maar bij de kunst heeft altijd mijn hart gelegen. Toen ik eens tentamen moest doen bij de oude hoogleraar Gerbrandy [in de oorlogsjaren de minister-president, red.] zei hij: ‘Meneer Bouwman, u bent een bijzonder domme student.’ Hij had groot gelijk.

„De eerste keer dat ik bij Kunsthandel Aalderink langs ging dacht ik: ‘Ik ga hier nooit meer weg.’ Ik heb het geluk gehad een man als hij te ontmoeten.”

Aan welke eisen moet een kunsthandelaar voldoen?

„Je moet een goed oog, een redelijk fingerspitzengefühl, zelfvertrouwen en zakelijk inzicht hebben. Ook moet je heel nieuwsgierig zijn en van het vak houden. Klanten voelen direct aan als de winkel een dorre woestijn wordt.

„Je moet klanten ook wat gunnen. Een bestendige relatie, met wederzijds vertrouwen en waardering, is belangrijker dan een maximale financiële operatie; leven en laten leven. Soms doe je er ook goed aan een klant af te raden iets te kopen. Dan zeg ik: ‘Er komt wel iets beters voor u, heb wat geduld.’”

Bent u goed met collega’s?

„Ik groet iedereen. Maar ik ga graag om met mensen die van literatuur houden. Altijd nieuwsgierig zijn naar alles wat buiten je vakgebied valt, geeft een rijkere kijk op dat vakgebied.”

Vreest u dat de handel in in etnografica en ook het verzamelen daarvan besmet raakt door de discussies over teruggave van koloniale roofkunst?

„Ik ben er voor dat de Acropolisbeelden en de Benin-luipaarden in het British Museum teruggaan naar respectievelijk Griekenland en Nigeria. De heersende opvatting dat cultureel erfgoed in het land van oorsprong hoort te zijn, daar zit best wat in. Maar dan doel ik wel op geroofde topstukken. Helaas schrijdt de gedachte voort dat alle erfgoed terug moet. Die vernauwde blik zou leiden tot droevige verarming. Het kijken naar mooie dingen uit andere tijden en andere culturen schraagt de persoonlijkheid en vormt een stut onder ons bestaan.”

Het Spiegelkwartier was ooit een centrum van de Nederlandse kunsthandel. Met uw zaak verdwijnt weer een markant adres.

„Het Spiegelkwartier is z’n prettige lokale intimiteit verloren. Het is een doorgangspijp geworden met hordes toeristen op weg van of naar de Wallen. In Mount Street in Londen en in Parijs verdwijnen antiquairs ook. Het is een internationale ontwikkeling.”

Waarom de kunsthandel niet aan een jonge opvolger overgedragen?

„Dat wilde ik niet. De zaak, dat zijn mijn assistente Madelon en ik. Samen zijn we een soort orgel. We vertolken een bepaalde partituur en we weten wat we daarmee beogen. Maar geen zorgen: ik ga mijn pand niet aan een soepwinkel of ijssalon verhuren. Ik neem slechts genoegen met een decente verhuurder.”

Lees ook dit stuk over het Spiegelkwartier uit 1983

Lees verder…….