In het knappe ‘Tofu Cowboy’ staat de vraag centraal wie er nou eigenlijk gek is

„Hee, hallo allemaal.” Theatermaker Steyn de Leeuwe is het podium opgewandeld. „Nou, ik heb een toneelstukkie gemaakt en dat wou ik graag laten zien. Het is wel even goed om te vertellen dat ik in coronatijd dus… in de psychiatrie…” De Leeuwe maakt de zin nooit af, zijn aandacht is alweer elders: bij een A4’tje met een gedicht erop. Hij leest het voor. Wanneer er een beat begint te spelen vloeit de voordracht moeiteloos over in een rap. „Wie is er gek?”, sluit De Leeuwe de openingsscène af. „Wie het zegt, die mag het weten.”

Met zijn innemende mix van spel, poëzie en muziek trekt De Leeuwe het publiek direct zijn verhaal in en laat hij de toeschouwers niet los tot hij is uitverteld. In zijn eerste onemanshow, Tofu Cowboy, stelt hij de gekte centraal. Voor de voorstelling putte De Leeuwe uit de ervaringen die hij in coronatijd opdeed toen hij niet meer aan de slag kon in het theater en werk zocht in de psychiatrie. Een jaar lang verleende hij zorg aan mensen die niet mee konden komen in de maatschappij.

Kleurrijk palet

Op het toneel nemen zij de vorm aan van drie personages: de angstige Annie, de licht ontvlambare Johan en de paranoïde Harm. Daarnaast speelt De Leeuwe ook nog zijn vergeetachtige vader, het kritische stemmetje in zijn eigen hoofd, de Tofu Cowboy uit de titel, en zichzelf. Hij is degene die dat hele kleurrijke palet aan personages samenbrengt.

Aanvankelijk trekt De Leeuwe duidelijke lijnen tussen zijn personages. Ze hebben ieder een eigen plekje op het toneel, met bijbehorende decorstukken (een antiek bankje voor Annie; een ladder voor Johan; een schildersezel voor Harm) en kenmerkende achtergrondgeluiden. Zo klinkt bij Annies angstaanvallen het onrustige getik van een klok en worden Johans woede-uitbarstingen begeleid door de klanken van een drilboor.

Naarmate de voorstelling vordert, vervagen die lijnen, met als climax het moment waarop De Leeuwe zelf wordt geconfronteerd met een tegenslag in zijn leven. Alle stemmen lijken in zijn hoofd te zijn gekropen en roepen steeds luider door elkaar. De achtergrondgeluiden zwellen gelijktijdig aan terwijl De Leeuwe de decorstukken naar het midden van het podium sleept en samenvoegt tot een eilandje van gekte, zodat je je gaat afvragen of de personages echt bestaan, of dat ze De Leeuwes eigen hersenspinsels zijn. Het is wachten tot de Tofu Cowboy hem komt verlossen met in paardenmetaforen verpakte adviezen, als een Texaanse deus ex machina.

Uitvergrote karakters

Tofu Cowboy zit knap in elkaar en wordt nog knapper gespeeld. De Leeuwe brengt ieder personage liefdevol tot leven. Hun uitvergrote karakters leveren geregeld komische momenten op, maar door de personages basale emoties te laten representeren – angst, woede, achterdocht – maakt De Leeuwe ze óók invoelbaar. Net als de eenzaamheid die De Leeuwe uiteindelijk bekent te ervaren.

Wie is er gek? Die vraag blijft doorgalmen wanneer je de zaal verlaat, terwijl het slotlied van de voorstelling nogmaals door de speakers klinkt. „Niet weglopen”, zingt De Leeuwe, „ik ben niet graag alleen”. Misschien schuilt de gekte in zekere mate wel in iedereen, zou je uiteindelijk kunnen concluderen. Dan scheelt het toch dat je die gekte kunt delen.