‘Ik beschouw bomen als getuigen van wat om hen heen gebeurt’

Natuur De komende weken praten Monique van Hoogstraten en met mensen voor wie bomen essentieel in hun leven of werk zijn. Deel 3: boomwetenschapper Valerie Trouet. „Dingen ontdekken en je realiseren: ik ben de éérste persoon die dit weet.”



Foto Octavio Jones

‘Laat me even kijken”, zegt Valerie Trouet (47) als ze van het pad in het Bertembos af stapt. Ze loopt naar een stomp van een recentelijk gekapte boom, laat haar vinger over het hout gaan en begint de ringen te tellen. „Deze eik is 38 jaar oud geworden. Het was een gelukkige boom, hij heeft mooie brede ringen gevormd.” In dit bos kwam boomwetenschapper Trouet als kind vaak. Ze wijst naar een paar daken achter een heuvel in het glooiende landschap rond het Belgische Leuven. „Daar ben ik opgegroeid.” Het is een klein bos, niet veel meer dan een paar vlekken loofbomen tussen de akkers. Maar het doet wat een bos doet in dichtbevolkt gebied, zegt ze, het biedt mensen een fijne plek om buiten te zijn. Het geluid van de snelweg even verderop wordt gedempt door de kronkelige eiken en fiere beuken die de holle weg waarop we wandelen omzomen.

„Dit is mijn oorspronkelijke beeld van een bos, of zo’n aangeplant bos in de Ardennen, met rechte rijen bomen”, zegt Trouet, vrolijk over haar eigen naïviteit. Want sinds ze bomen ging onderzoeken is dat beeld nogal veranderd. Ze doet onderzoek naar de oudste bomen ter wereld. „Ik herinner me de eerste keer dat ik een staal van een echt oude boom aan het bestuderen was, tijdens veldwerk in Californië. Terug in het labo begon ik de ringen te tellen, en te tellen, en ineens zit je aan het jaar 1200. Dan denk je, ho! Dus soms is het een beetje moeilijk om door mijn jeugdbos in België echt gepassioneerd te raken, moet ik toegeven.”

Wel komt ze er, als ze weer eens in België is, om haar „mind te clearen”. Trouet werkt al meer dan tien jaar aan de Universiteit van Arizona – af en toe sijpelen Engelse uitdrukkingen door in het Vlaams. Ze is dendroklimatoloog, wat betekent dat ze de geschiedenis van het klimaat bestudeert aan de hand van jaarringen van bomen. „Om het klimaat te reconstrueren, gaan we op zoek naar bomen die in een extreem klimaat groeien. We kijken naar hoe breed of smal de ringen zijn in elk jaar. Voor een groot deel wordt dat bepaald door het klimaat in dat jaar. In een droog klimaat, zoals in Arizona, wordt de breedte van de ring bepaald door hoe nat of droog dat jaar was. In bijvoorbeeld Scandinavië is het altijd wel nat genoeg, daar gebruik je de ringen om de temperatuur te bestuderen.” Bomen in de Lage Landen zijn voor haar onderzoek minder interessant: ze zijn niet zo oud en hebben het te goed, dus ze kan er te weinig uit afleiden.

De wetenschappelijke belangstelling voor bomen begon bij Trouet met zorgen over het klimaat. Ze ging in 1999 als student naar Tanzania om via jaarringen informatie te vinden over het klimaat. „Ik had nooit geweten dat je er zoveel informatie uit kan halen.” Sindsdien heeft Trouet onderzoek gedaan in Turkije, Siberië, Californië, de heuvels van Griekenland. „De oudste bomen vind je dikwijls in afgelegen gebieden, hoog in de bergen, dus je komt op heel mooie plaatsen. Die bomen hebben iets magisch, al ben ik niet gelovig. Zo’n knoestige boom, waarvan je weet dat die er al duizend jaar staat, maakt dat je je onderdeel kan voelen van een veel langere geschiedenis. Het werken met bomen benadrukt je verbondenheid met de tijd.”

Ontdekkingsreiziger

In haar boek Wat bomen ons vertellen, in 2020 in het Nederlands verschenen en inmiddels in zeven talen uitgegeven, beschrijft ze hoe informatie uit bomen allerlei ontwikkelingen kan helpen verklaren: van de herkomst van een viool tot de opkomst en ondergang van wereldrijken. Maar vooral gaat het over klimaatverandering. Zij en haar team ontdekten bijvoorbeeld door de jaarringen van blauwe eiken te tellen dat het gebrek aan sneeuw in de Sierra Nevada in 2015 – dat tot grote klimaatzorgen in de VS leidde – nog veel ernstiger was dan werd vermoed. Het sneeuwniveau bleek in 500 jaar niet zo laag geweest. Ze combineert in haar boek dit soort wetenschappelijke inzichten met verhalen over boomonderzoekers en haar persoonlijke avonturen, zoals een tocht tot diep in Siberië, die ze min of meer overleefde op Belgische chocoladewafels.

Ze voelt zich op die momenten een ontdekkingsreiziger, in plaats en tijd. „Dat vind ik het allerfijnste aan wetenschapper zijn: dingen ontdékken. En je dan realiseren: ik ben de éérste persoon die dit weet. There is no feeling like that. Het idee bij te dragen aan een geschiedenis van wat reaches beyond you, dat vind ik mooi. Ik leef op een bepaald punt in de tijd, bouw op wat mensen in het verleden hebben gedaan, en wat ik doe draagt bij aan wat mensen in de toekomst doen.”

Twintig jaar onderzoek doen naar het klimaat is mentaal behoorlijk zwaar, blijkt uit het gesprek met Trouet. „Ik ben echt heel bezorgd over het klimaat, en vraag me af hoe ik mijn expertise en mijn talenten op de beste manier kan inzetten om mijn steentje bij te dragen. Is die academische weg nu wel de beste weg?”

Tot nu toe is haar antwoord bevestigend. Wel vindt ze dat ze ook een maatschappelijke rol heeft. „Ik wil uitleggen waarom het urgent is dat we iets doen.” Wat er dan moet gebeuren, dat is aan de politiek, vindt ze. „Maar als er feitelijke vragen worden gesteld over klimaatopwarming, dan geef ik daarover interviews, in Amerika of op de Belgische tv.”

En zo neemt ze ook iets van haar zorgen over klimaatverandering weg. „De ontdekkingen die we doen en het feit dat ik op mijn manier bijdraag om het probleem aan te pakken, helpt mij wel om te blijven voortgaan. Het heeft iets therapeutisch.”

Houdt ze van bomen? „Ik beschouw ze als getuigen van wat er rond hen gebeurt. En omdat ze veel langer leven dan wij, hebben ze een belangrijkere rol als getuigen van wat in het verleden is gebeurd dan wij. Ze zijn objectief, in die zin heb ik er heel veel respect en eerbied voor.”

Maar het zijn voor haar ook objecten die bestudeerd moeten worden. En als ze een berg op gelopen is, is er geen tijd om lang stil te staan bij de schoonheid. Dan draait ze haar holle boor in de stam, want de metingen moeten worden verricht. „Dan zit ik in mijn utilitaire modus. Ik ben toch vooral academicus.”

Meer dan van bomen houdt ze van hout. Trouet begint in uitroeptekens te praten. „Dat is fantastisch materiaal!” Ze somt op: het is gebruikt voor wegen, wapens, muziekinstrumenten, schilderijen, om te koken, voor sportartikelen. „Er is een stenen tijdperk en een ijzeren, maar geen houten. Want hout is van alle tijden. De oudste houten artefacten, een aantal speren, zijn 300 duizend jaar oud. Onze hele beschaving is gebouwd op hout.”

Lees verder…….