‘Ik ben boos, waarom doen mensen elkaar dit aan?’

Ad Marinus (95)


Annabel Oosteweeghel

Herinneringen De oorlog in Oekraïne brengt bij de oorlogskinderen van de Tweede Wereldoorlog de herinneringen aan toen verhevigd terug. Ad Marinus (95) uit Gemert: „Soms vloek ik zachtjes in mezelf: verdomme, grijp nou toch in.”

Mijn vader had van 1916 tot 1919 in militaire dienst gezeten, hij was hoefsmid. Jaren voor de Duitse bezetting van Nederland zei hij al: ‘Het gaat mis’. Volgens het vredesverdrag van Versailles mocht het Duitse leger geen militairen plaatsen aan de Nederlandse kant van de Rijn, maar Hitler deed dat toch. En niemand zei iets. Toen pakte hij een deel van Tsjechië, en niemand hield hem tegen. Pas vlak voordat Duitsland Polen binnenviel, ging Nederland mobiliseren. Uiteindelijk werd Nederland ook aangevallen.

Poetin gebruikt een vergelijkbare strategie. Als hij niet wordt gestopt, loopt het steeds verder uit de hand. Dan neemt hij Roemenië in, daarna de Baltische Staten, en zo verder. Er zijn nu weliswaar zware sancties tegen Rusland ingesteld, maar regeringsleiders zijn niet doortastend genoeg. De Verenigde Staten moeten meevechten.

Ik groeide op in Eerde. Enkele dagen na het afkondigen van de mobilisatie in 1939 kwamen 250 militairen ons dorp binnengereden. Bij elk gezin werden soldaten geplaatst, dat was een ramp voor zo’n kleine, katholieke gemeenschap. Meisjes werden angstvallig binnengehouden.

‘Er lagen jonge jongens bij, ik denk dat ze 16 waren. Dat zij naar het front waren gestuurd, was pure moord’

Ik begon als jongen van 17 jaar midden in de oorlog, in 1943, op de orderadministratie van een kousen- en sokkenfabriek. We maakten ook legersokken, in eerste instantie voor het Nederlandse leger, later ook voor de bezetter. Duitse legerofficieren kwamen kijken of ze in orde waren. De directeur had de sokken voor de Duitsers expres van dunner garen laten maken – stil verzet. Ook liet hij mij orders inboeken van tweehonderd dozijn sokken die naar het Duitse leger verzonden zouden zijn, terwijl dat niet zo was.

In september 1944 kwam voor ons de bevrijding. Er werd hard gevochten. Wij woonden 75 meter van de kerk vandaan en zaten in de schuilkelder toen de kerktoren eraf werd geschoten.

De weken na de bevrijding was er een hoop op te ruimen. Ik werd ingeschakeld bij het begraven van gesneuvelde Duitsers. Sommigen lagen al weken dood in de zandduinen – de penetrante geur van de lichamen in ontbinding ruik ik nog. Ons werd opgedragen om vóór het begraven de schoenen uit te doen, een afschuwelijk karwei. Bij het losmaken van de veters en het trekken over de hiel voelde ik dat er iets brak. Er lagen jonge jongens bij, ik denk dat ze 16 jaar waren. Hun uniform was veel te ruim, de broeken zo lang dat ze niet goed konden lopen. Dat zij naar het front waren gestuurd, was pure moord.

Van de man die bij het opruimen de leiding had, moesten mijn neef en ik bij een van de soldaten ook de broek uitdoen voordat we hem begroeven. Er was weinig goede kleding, hij kon het textiel gebruiken. Wij durfden toen niet te zeggen dat ons dat te ver ging. Een paar jaar geleden was ik bij mijn neef, vlak voordat hij overleed. Hij zei: ‘Ad, zit jij ook nog steeds met die broek?’ Ik knikte. ‘Dat hadden we niet moeten doen.’

De herinneringen zitten in mijn hoofd, die raak ik nooit meer kwijt. Ik kan goed inslapen, maar het tweede deel van de nacht komen de dromen. Daar heb ik tabletjes voor, maar die helpen niet. Door de beelden van de oorlog in Oekraïne zijn de dromen erger geworden. Vorige week zag ik op het nieuws zwarte lijkzakken, die nacht droomde ik over mijn eigen begrafenis, in zo’n lijkzak, het was verschrikkelijk om naar te kijken.

Ik ben boos, waarom doen mensen elkaar dit aan? Soms vloek ik zachtjes in mezelf: verdomme, je hebt toch gezien hoe het toen is gegaan, grijp nou toch in. Er zijn boeken vol met hoe het in ’40-’45 was en nu ziet de regering weer niet hoe gevaarlijk dit is. Straks maak ik weer mee dat soldaten hier de straten in lopen. Bang ben ik niet, het maakt me niet uit of ik 96 word of 95 blijf. Het is mooi geweest. Als ik mijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen zie, denk ik wel: wat staat jullie nog te wachten?’

Foto’s Foto Annabel Oosteweeghel

Lees verder…….