Hoe meer risico de jonge operazangers nemen, hoe leuker het is om naar ze te kijken

Recensie


Muziek

Opera De studenten van de Dutch National Opera Academy lieten in drie opera’s van Haydn en Ernst Krenek zien wat ze in huis hadden. De onderlinge verschillen waren groot, maar er viel meer dan genoeg te genieten.

Mezzo Maria Warenberg zong majestueus en met warmte de rol van Costanza uit Haydns ‘L’isola disabitata’.
Mezzo Maria Warenberg zong majestueus en met warmte de rol van Costanza uit Haydns ‘L’isola disabitata’.

Foto Renout Bos

Het ronde podium in de conservatoriumzaal, op de bovenste verdieping van het immense Amare in Den Haag, had woensdagavond wel iets weg van een arena. Begeleid door onder anderen Kenneth Montgomery en zijn Orkest van de Achttiende Eeuw, betraden de jonge zangers van de Dutch National Opera Academy om de beurt de ring, om voor het oog van hun familieleden, docenten en andere professionals uit de operawereld te laten zien wat ze in huis hebben. Lastig om er als toeschouwer zelf niet al plaatsvervangend bloednerveus van te worden.

De zangers zijn nog student, dus het zou flauw zijn ze te beoordelen als volleerde professionals. Het zijn jonge stemmen, en juist dit soort voorstellingen zijn er zodat ze ervaring kunnen opdoen. Toch waren er ook met die disclaimer in het achterhoofd een paar momenten waarop je je afvroeg of elke zanger het wel in zich heeft om als solist het internationale podium van de operawereld te betreden. Er waren kleine bezwaren, zoals dat je af en toe aan de uitspraak iets te goed hoorde welke zangers Nederlands zijn. Maar soms waren de problemen groter en leek de zangtechniek simpelweg niet toereikend voor een solorol. De onderlinge verschillen waren aanzienlijk.


Lees ook de recensie van vorig jaar: Deze opera in Paradiso was een gok met groot succes

Risico’s

Toch was er ontzettend veel moois om van te genieten. Mezzosopraan Sterre Decru opende de avond in Haydns solocantate met een lieve, kwetsbare Arianna a Naxos, die gaandeweg steeds beter ging zingen. In Ernst Kreneks What Price Confidence (1945), kwam de vaart er echt in. Hoe meer risico’s de zangers namen, hoe leuker het werd om naar te kijken. Hannah Gries maakte indruk met de enorme wendbaarheid van haar sopraan en haar komisch talent, haar tegenspeler Theodor Uggla speelde een heerlijke Richard.

Af en toe bracht deze uitvoering wel de vorige bespreking van een DNOA-opvoering in herinnering, waar de recensent opmerkte dat de zangers allemaal wel erg veel vibrato gebruikten. Eerlijk is eerlijk, dat leek ook deze avond soms het geval. Maar wellicht spelen zenuwen daarbij een rol. De Israëlische mezzo Rommie Rochell had het meest volwassen stemgeluid van de avond, en combineerde dat bovendien met een huiveringwekkend charisma.

De uitsmijter, Haydns L’isola disabitata, met het Orkest van de Achttiende Eeuw, was een kolderiek verhaal over geliefden die elkaar terugvinden op een onbewoond eiland: een vrolijk operafeestje. Mezzo Maria Warenberg zong majestueus en met warmte de rol van Costanza, een vrouw die diep teleurgesteld in mannen balanceert op het randje van zelfmoord, om vlak voor het eind een 180 graden emotionele draai te maken voor een goede afloop.

Sopraan Sharon Tadmor werd de publiekslieveling, als Costanza’s kleine zusje Silvia. Zoet, speels en ontwapenend: bij haar aria’s ging je zo op in haar zang en spel dat je werkelijk achterover kon leunen en genieten. Bas bariton Fabian Homburg had op zijn beste momenten een stem die je als een zware winterdeken om je heen zou willen slaan. Maar wie precies die zangers wil zien om het zelf te beoordelen moet opletten: de tripple bill productie is tot 22 januari te zien in wisselende bezetting.


Klassiek Bekijk een overzicht van onze recensies over klassiek

Lees verder…….