Hij houdt het licht van de oude vuurtoren van Hoek van Holland brandend

Ik doe iets goeds Veel mensen willen iets goeds doen. Deze week: een vuurtoren beheren.

Waar zijn obsessie voor vuurtorens vandaan komt? Dat kan hij net zo min uitleggen als mensen die beeldjes van kikkers verzamelen, zegt René Vas (58), een man met lange bakkebaarden en een gouden ring in zijn oor. Wel weet hij wanneer het is begonnen. Als jonge jongen kampeerde hij op Terschelling, waar „de belangrijkste vuurtoren van Nederland” staat. ’s Avonds zag hij vanuit de duinen de kilometerslange lichtstralen van de Brandaris door de lucht glijden. „Magisch was dat.”

Nog maar vijftien was hij toen hij een andere vuurtoren van de sloop redde. De Hoge Vuurtoren in Hoek van Holland werd buiten dienst gesteld na de aanleg van de Maasvlakte, en dit „industriële erfgoed” wilde hij koste wat kost behouden. Na lang zeuren, een speech voor de gemeenteraad, hulp van toenmalig staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat Neelie Kroes, en nog meer zeuren, kreeg hij toestemming om een kustverlichtingsmuseum te vestigen in Het Hoge Licht. Inmiddels is hij al dertig jaar de beheerder van de knalrode vuurtoren.

Een heroïsch verhaal, precies het soort waar hij gek op is, blijkt als we de vuurtoren betreden. Te midden van misthoorns, lichtboeien en draaiende lampen vertelt hij over het werk van vuurtorenwachters die het licht in de gaten hielden en reddingen in gang zetten als een schip in de problemen kwam.

Zelf zou hij nooit vuurtorenwachter kunnen worden, zegt hij, of een maritiem verkeersleider, zoals ze tegenwoordig heten. Uren door een verrekijker of op een computerscherm turen: dat is niks voor hem.

Hij vertelt liever verhalen. Bijvoorbeeld over de geharde mannen die kolen naar de nok van vuurtorens brachten om het vuur brandend te houden – tot sinds de industriële revolutie in razend tempo nieuwe vuurtorenlichten zijn ontwikkeld. We krijgen college over de Fresnel-lens, dat het licht van kleine ledjes zodanig kan vergroten dat schippers het vele mijlen verderop nog kunnen zien. „Dat is toch schitterend. Al die ingenieurs die zich met maar één ding bezighielden: een lichtje te laten branden om een mensenleven te redden.”

Na zes verdiepingen zijn we op het uitkijkpunt beland. „Als je valt, ligt je na 1,9 seconden op de grond”, zegt hij om de sfeer te verhogen. Dat zal hem overigens niet gebeuren. Hij is van plan om 113 jaar oud te worden, zegt hij. Zijn vuurtoren loodst weliswaar niet meer schepen veilig de haven van Rotterdam binnen, maar is nog steeds een ankerpunt voor de inwoners van ‘Hoek’, die van slag zijn als het licht uit is of als de windwijzer op de top het niet doet. De vuurtoren is „versteend vertrouwen”, en het is nu zíjn taak om het lichtje brandend te houden.

Lees verder…….