Financiële waakhond kritisch over ‘carbonbanking’ zoals Rabobank dat doet

Autoriteit Financiële Markten De vrijwillige handel in CO2-credits, waar Rabobank zich voor inspant, leidt volgens de AFM bedrijven af van de noodzaak om radicaal hun eigen uitstoot te verminderen.

Toezichthouder AFM heeft weinig geloof in de handel in CO2-credits zoals Rabobank die heeft opgezet.
Toezichthouder AFM heeft weinig geloof in de handel in CO2-credits zoals Rabobank die heeft opgezet. Foto Laurens Van Putten/ANP/HH

De vrijwillige handel in ‘CO2-credits’ is in de huidige vorm geen goed idee. Dat stelt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) dinsdag in een speciaal rapport bij haar jaarverslag.

Het idee achter de vrijwillige handel in CO2-credits is dat bedrijven hun eigen kooldioxide-emissie kunnen compenseren. Met de credits die ze kopen, worden CO2-reducerende projecten gefinancierd.

In Nederland is Rabobank sinds 2021 actief als intermediair op deze markt, met Microsoft als belangrijke klant van haar ‘carbonbank’. Met de inkomsten ervan financiert de coöperatieve bank verduurzaming van honderden Afrikaanse boeren. De financieel toezichthouder ziet belangrijke bezwaren bij deze vrijwillige handel in CO2-rechten – zonder overigens de Rabobank bij naam te noemen.

Lees ook: Elke bank moet een ‘carbon bank’ worden – en Rabo wil de eerste zijn

Een belangrijke zorg van de AFM is dat carbonbanking ten koste kan gaan van inspanningen door bedrijven om hun uitstoot radicaal terug te brengen, zoals afgesproken in het Akkoord van Parijs. Alleen voor uitstoot die echt heel moeilijk tot nul is te verminderen, zouden compensatie-instrumenten beschikbaar moeten zijn, vindt de toezichthouder.

„Het risico bestaat dat bedrijven alle CO2-uitstoot waarvoor geldt dat zelf reduceren duurder is dan het kopen van vrijwilliger carboncredits, gaan beschouwen als ‘moeilijk te reduceren’”, schrijft de AFM. „Hierdoor verschuift de aandacht van terugbrengen van eigen emissies naar het kopen van credits en dreigt bij voorbaat schaarse compensatiecapaciteit verspild te worden die we in de toekomst nog hard nodig hebben.” Volgens de AFM ondermijnt dit de doelen van ‘Parijs’ en doet het afbreuk aan de geloofwaardigheid van duurzame claims van bedrijven die meedoen aan het carbonbanking.

Controle ontbreekt

Het baart de AFM verder zorgen dat, anders dan bij gereguleerde CO2-rechten zoals het Europese emissiehandelssysteem, controle ontbreekt op de kwaliteit van de vrijwillige carboncredits. Zo is er geen monitoringssysteem voor de projecten die met de credits gefinancierd worden. De vraag rijst of deze projecten niet ook zonder de credits van de grond waren gekomen, net als de CO2-reductie – en dan gratis.

Bovendien ontbreekt een maximum aan het aantal carboncredits en is er geen standaardafspraak waaraan een credit moet voldoen. Hierdoor is het moeilijk een eerlijke prijs vast te stellen en hebben projectontwikkelaars, brokers, handelaren en eindgebruikers volgens de AFM prikkels „om zoveel mogelijk credits uit te geven, in plaats van goede kwaliteit na te streven”.

Kwaliteitsproblemen

Volgens de toezichthouder kan de handel in carboncredits best voordelen hebben voor natuur en milieu, maar is het belangrijk dit los te zien van alle inspanningen om de uitstoot naar nul te krijgen (net zero), zoals afgesproken in het Parijsakkoord. „De huidige kwaliteitsproblemen zorgen ervoor dat vrijwillige credits niet geschikt zijn om te worden gebruikt in het boekhoudkundige denken dat ten grondslag ligt aan ‘net zero’, waarin eigen uitstoot en aangekochte credits tegen elkaar kunnen worden weggestreept.” Door de zekerheid van de uitstoot van bedrijven tegenover de onzekere waarde van carboncredits kunnen ze volgens de autoriteit niet aan elkaar gelijkgesteld worden.

De AFM zegt zich in te spannen om de kwaliteit van carboncredits en de integriteit van de internationale handel hierin te verbeteren. „Niettemin lijkt het lastig om alle zorgen die spelen in deze markt te adresseren binnen het kader van ‘vrijwilligheid’”, aldus de AFM. Gezien de noodzaak de uitstoot van CO2 zo snel mogelijk te verminderen, moet onduidelijkheid worden vermeden over de vraag of bedrijven wel of niet goed bezig zijn, stelt ze. Dat kan het beste binnen de kaders van een verplichte markt met heldere juridische uitgangspunten, aldus de AFM.

Lees verder…….