Column | De zomer van 2022 wordt aan de hete kant

Maarten Schinkel

Het kán nog, dat het een rustige zomer wordt in de internationale economie en op de beurzen. Dat iedereen – beleggers, beleidsmakers, bankiers en brigadegeneraals – op vakantie gaat, de boel de boel laat en eind augustus weer eens rustigjes kijkt hoe de vlag erbij hangt. Maar groot is die kans niet.

Natuurlijk, als er veel actoren weg zijn, zijn er misschien ook minder impulsen om de financiële markten in beweging te brengen. Maar aan de andere kant: juist in een markt met relatief weinig handel en liquiditeit kunnen de koersschommelingen extra groot uitpakken.

De explosieve beursweek van vier weken terug ligt nog vers in het geheugen. Toen daalden de koersen van aandelen en staatsleningen tegelijkertijd, stegen de langetermijnrentes en liep het renteverschil tussen Duitsland en Italië zo ver op (tot ruim 2,5 procent) dat de Europese Centrale Bank er een spoedvergadering over belegde. De uitkomst: er zou een nieuw ‘instrument’ komen om te grote renteverschillen tussen de eurolanden (de ‘spreads’) te temmen. Lees: het verschil tussen Italië en Duitsland.

Op 21 juli is de eerstvolgende vergadering van de ECB, dan gaat het precies dáár weer over. Want voor dat moment is het nieuwe instrument beloofd. Dat wordt nog lastig. Deze nieuwe ‘bazooka’ moet groot genoeg zijn om zoveel indruk te maken dat de financiële markten niet eens meer proberen om de Italiaanse en Duitse rentes uit elkaar te drijven. Net als de ‘Outright Monetary Transactions’ (OMT) waarmee toenmalig ECB-baas Mario Draghi dreigde tijdens de eurocrisis van 2012. Dat programma hield in dat de ECB zonder limiet staatsleningen zou kunnen opkopen van eurolanden. „Whatever it takes”, zei Draghi destijds. OMT hoefde nooit te worden gebruikt.

Maar hoe groter het wapen, hoe groter de weerstand bij de noordelijke landen. Want zoiets moet geen vrijbrief worden voor Italië om zijn economie en begroting niet op orde te krijgen. Minister Sigrid Kaag van Financiën en premier Mark Rutte uitten vorige week al nauw verholen kritiek op dit soort vangnetten. De noordelijke centrale banken, waaronder die van Nederland, zitten op dezelfde lijn. Dat is geen loos verzet: de OESO, de denktank van industrielanden, schat de Italiaanse staatsschuld dit jaar op maar liefst 150 procent van het bruto binnenlands product. Dat percentage is driemaal zo hoog als het Nederlandse.

Bovendien: wat definieer je als ECB eigenlijk als een ‘te grote spread’ die verdedigd moet worden? Een bepaald percentage, zeg 2,5 procent, biedt duidelijkheid. Dat was het renteverschil dat een maand geleden tot de ECB-spoedvergadering leidde. Maar centrale bankiers weten nog dat zo’n getal meedogenloos door beleggers zal worden getest. Dat liep in 1992 in het toenmalige Europese Monetaire Stelsel slecht af, toen miljardair George Soros het Britse pond naar de kelder joeg door te blijven inbeuken op de maximaal toegestane koersschommeling van het pond tegenover de Duitse mark.

Dat wordt over twee weken nog spannend. Want als het idee van de ECB slecht valt, is de beer los. Zeker omdat de nervositeit tegen die tijd toch al oploopt: een week later vergadert de Amerikaanse centrale bank óók, die een nieuwe reuzenstap omhoog met de rente kan nemen. De euro daalt inmiddels snel, richting pariteit met de dollar: een koers van 1 op 1. En de aanwijzingen voor een recessie stapelen zich op in de VS.

Je zou er bijna je vakantie voor opschorten.

Dit is trouwens, na een jaar of tien, de laatste column in deze vorm. Na de zomer verandert hij in een groter verhaal met meer ruimte voor uitleg, minder mening en meer munitie – en met véél grafieken. En voor de rest: tja, zonder Menno Tamminga hè. Blijft wennen.

Maarten Schinkel schrijft over economie en financiële markten.

Lees verder…….