En toen begon ik hardlopen opeens… leuk te vinden?

Bekeerd Nee, hardlopen was niks voor hem, dacht altijd. Zó saai. Tot hij vlak voor de coronapandemie voor het eerst loopschoenen aantrok.

Illustratie Sophie van de Mars

Geen zin, ik kan het toch niet, laat maar.

Begin gewoon, kom op.

Laat ik beginnen met vertellen dat ik altijd dacht dat ik hardlopen de allerstomste sport vond. Een stuk lopen, enkel maar lopen, het leek me zo saai. Ik dacht er totaal ongeschikt voor te zijn, vanwege mijn karakterzwakte als het op sport aankomt: ik houd er niet van als het vermoeiend is. Of eigenlijk: ik vind sporten te doen zolang ik niet echt in de gaten heb dat ik het aan het sporten ben. Omdat er een tennisbal is die geraakt moet worden en dan ook nog een precieze kant op gericht. Omdat je in een roeiboot eerst je benen moet platduwen, dan pas je rug naar achter moet zwaaien en dan pas je armen mag inbuigen, en dan ook nog precies gelijktijdig met degenen voor je in de boot. Omdat je in een zwembad niet tegen iemand anders aan moet zwemmen. Opletten was de redding – afleiding door op te letten. Door op de techniek en de omgeving te moeten letten, had ik geen tijd om mezelf zielig te gaan vinden omdat ik buiten adem raakte. Dan zou ik subiet stoppen, opgeven, laat maar. Dus hardlopen, alleen maar lopen, zonder meer? Daaraan kon ik maar beter helemaal niet beginnen. Het enige dat je daar voelt, is dat je moe wordt. Trouwens: ik vond hardlopen ook gewoon saai, weet je nog?

Karakterzwakte, onzin. Dat is gezeur, begin gewoon, je kunt dit best. Of weet je, zoek dan wat afleiding.

Oké, ik denk even terug aan het begin. Mijn geliefde zei dat ik de ideale lichaamsbouw had voor een hardloper. Lang en dun, wist ze, en slanke onderbenen, kon niet beter. Bedankt, maar nee, bedankt. We zullen nooit weten of je gelijk hebt, dacht ik, want ik haat hardlopen. Nou, dan niet, dan was het gesprek voorbij en ging zij nog even een rondje hardlopen, tot zo. Jij liever dan ik, ik deed wel wat anders.

Is dit een begin? Heeft dit zin? Is dit hoe je begint – door gewoon te beginnen?

Anderhalf jaar geleden, het was half december, realiseerde ik me ineens dat ik sporten nodig had. Het was de coronatijd en ik zwom baantjes. Want dat kon ik. Of: ik bakte er genoeg van om geen last van mijn onvermogen te hebben. In tegenstelling tot bij tennis, waar ik jarenlang, tientallen zomerse zondagmiddagen, met een groepje vrienden aan de competitie meedeed, maar nooit, werkelijk niet één keer won. En in tegenstelling tot bij roeien, waarvan ik wel kon zien en zeggen hoe het moest, maar die dingen toch niet echt door mijn lichaam kon laten uitvoeren – ik lette te véél op de techniek, denk ik. Maar de techniek van de schoolslag was geen reden om af te haken, en echt vermoeiend leek het ook niet te zijn, en ik had in de gaten dat ik me echt beter voelde als ik drie kwartier in een warm zwembad heen en weer had gezwommen. Die goede stofjes waar sportende mensen het altijd over hebben, waren kennelijk vrijgekomen in mijn lijf. Maar toen, anderhalf jaar geleden, half december, werd er weer een lockdown afgekondigd, sloot het zwembad voor onbepaalde tijd en werd ik dus teruggeduwd in de bewegingloosheid. Tenzij, daagde ze me uit, ik ging hardlopen. Het was dat of niets, dacht ik, en van niets zou ik ongelukkig worden, dus ik nam de uitdaging aan. Kocht op de laatste middag dat de sportkledingwinkels open waren een shirt, looplegging en schoenen. Installeerde een hardloop-app die me motiverend toe zou spreken, die wist hoe ik het zou moeten opbouwen en me door het begin heen zou slepen.

Kijk: je begint en ineens ben je onderweg.

Minuutje joggen, minuutje wandelen, drie minuutjes joggen, drie minuutjes wandelen, twee minuutjes joggen, twee minuutjes wandelen. Ja, oké, dat blijk ik te kunnen zonder me finaal aan te gaan stellen. Maar dat is nog niets, toch? Dat is nog maar een beginnetje.

Ik denk dat nu het moment aanbreekt dat je moet zeggen dat…

En toen was het dertien maanden later en had ik bijna twee uur lang achter elkaar gerend en binnen die tijd iets meer dan 21 kilometer afgelegd – en toen ik de finishlijn over rende, wist ik meteen dat dit niet de laatste keer zou zijn dat ik dit deed, zo groot was het gevoel van euforie. Ik had twee uur gerend langs de kust tussen Kaapstad en Kaap de Goede Hoop, op een zondagochtend in alle vroegte, voor de zomerzon het zuidelijk halfrond weer zou komen verschroeien, en nee, ik was hier niet speciaal voor de halve marathon, ben je gek, dit was gewoon een grappige bijvangst tijdens een vakantie naar Zuid-Afrika: deze run werd toevallig net in de buurt georganiseerd op het moment dat wij er waren, de vriend met wie ik al eerder aan een hardloopwedstrijd had meegedaan en ik.

Na een rondje rennen is de rest van de dag krachtiger, energieker, vrolijker

Dat is best snel gegaan, ja. Of, nou ja, snel? Tijdens mijn vierde training rende ik voor het eerst vijf kilometer – maar langzaam, met pauzes, sjokkend bijna, vermoeiend was het gelukkig niet. Na vier maanden rende ik voor het eerst tien kilometer – in ruim vijftig minuten, dus dat ging nog steeds eerder geleidelijk dan snel. Negen maanden nadat ik begon, deed ik voor het eerst mee aan een hardloopwedstrijd en anderhalve maand daarna weer. Ik was ook wel verbaasd. Maar het ging nog steeds niet echt hard, hoor.

Ja, het ging wel hard dus. Wat zit je jezelf nou te relativeren, wat bazel je nou over de zomer op het zuidelijk halfrond? Je hebt een halve marathon gelopen! Goed gedaan!

Nee, wacht, dit is niet de bedoeling, daar gaat het me niet om, ik bedoel dit niet opschepperig. Dit is geen prestatie om steil van achterover te slaan. Duizenden mensen rennen zo snel. En tienduizenden mensen rennen sneller. Dat zijn echte hardlopers. Lopers, zeggen de echten. Dat krijg ik toch nog niet over mijn lippen. Ik ben nog maar een beginner.

Wie houd je nou voor de gek?

Toen ik aan die eerste hardloopwedstrijd had meegedaan, reageerde een vriendin verrast: hoe kon ze dat gemist hebben, ze wist helemaal niet dat ik een hardloper geworden was! Toen ik zei dat ik dát toch niet was, keek ze nog verstoorder, want wat was dat voor onzin, hoezo deed ik dan mee aan hardloopwedstrijden, en hoezo trainde ik dan, hoe vaak, dríé keer per week, iedere week? ’s Ochtends voor werk ging ik nog rennen? Nou ja, ik liep drie keer per week een rondje, en ja, ook weleens ’s ochtends, als ik toch wakker was…

Sorry, laat maar. Ik heb hier ook helemaal geen zin in, ik wil ook helemaal geen stuk schrijven over mijn hardloperij. Ik hoef er niets mee te presteren, moet je weten.

Zeg, ga je nu opgeven?

Ik geef het hardlopen niet op – het hoeft niet, want de geleidelijkheid is de truc. Ik bouw het stap voor stap op, volgens de voorschriften van het trainingsschema uit de hardloop-app, die me precies weet te verleiden om zo lang en hard te rennen dat ik mezelf niet echt moe maak, maar wel m’n conditie train, mijn uithoudingsvermogen opbouw, ongemerkt. Zo houd ik het vol. Omdat het goed voelt, omdat rennen echt iets met me doet, met mijn lichaam. Als er een volle dag voor me ligt, is extra vroeg opstaan om een rondje te rennen een goed idee: ik voel het in mijn lichaam, dat is dan de rest van de dag krachtiger, energieker, vrolijker. Als er een volle dag achter me ligt, is dat rondje de manier om het gedoe weer kwijt te raken, om de stress achter te laten en weer een goed gevoel over de dag te hebben.

Is dit een begin?

Lees verder…….