Een oud bonnetje

Het ding De spullen om ons heen en de dingen die we gebruiken: ze laten zien wat we belangrijk vinden en hoe de wereld verandert. Deze week: een oud bonnetje.

Foto Getty Images

Mijn bureau heeft vier lades, en ze zitten helemaal vol. Bonnetjes, schriftjes met aantekeningen waaruit een boek is gegroeid, foto’s met vroegere vriendinnen, met overleden vrienden. Mensen die niet graag weggooien, zoals ik, zijn eigenlijk mensen die niet graag afscheid nemen. Dus laten zij die spullen maar liggen en doen ze er het zwijgen toe. Want hoe spreek je over spullen die je niet wegdoet al hebben ze geen praktisch nut, die je in een lade stopt, niet zozeer om ze te verhullen maar om ze te beschermen tegen de schoonmaker, tegen je opruimgrage partner, tegen jezelf?

Nou, met liefde, aldus schrijver en uitgever Maarten Asscher in zijn boek Dingenliefde (2002). Er is ook zoiets als dierenliefde, en „zo moet er ook ruimte zijn voor zoiets als ‘dingenliefde’, zonder dat een mens direct voor misantroop hoeft door te gaan”. Asscher is iemand die bewaart: een oude contrabas, een dierbare munt, de suède schoenen die hij droeg toen hij voor het eerst de Florentijnse Ponte Vecchio besteeg. En in zijn museum van spullen is een bijzondere plek weggelegd voor restaurantbonnetjes. Hij bewaart ze in lades en dozen. Hij gebruikt ze als boekenlegger, zodat er soms een bonnetje uit een boek dwarrelt en hij ineens weer in dat ene chique restaurant in Parijs zit, of in dat truckerscafé in Colorado.

Verkreukeld

Restaurantbonnetjes maken volgens Asscher meer los dan een foto die bij zo’n gelegenheid gemaakt is. „Zo’n verkreukeld blaadje papier met een paar gerechten erop is een vonkje dat de herinnering doet ontsteken”, schrijft hij. „Een foto van hetzelfde tafereel zou een steekvlam zijn geweest, die de ervaring wegvaagt.” Juist door de feitelijkheid te benoemen – welke gerechten, hoeveel glazen wijn – krijgt je verbeelding genoeg ruimte om de levendige herinnering aan de avond weer op te roepen. Een foto beperkt de verbeelding, hij legt ons een realiteit op, zo was het, kijk maar.

„Dit is een van de meest recente”, vertelt hij me. „Kopenhagen, begin juli. Ik maakte een reisje met m’n dochter, voor haar zwaarbevochten eindexamen, dat al twee jaar achter ons ligt, maar er kwam een pandemie tussendoor. We kozen het menu de dégustation. Van zeven tot twaalf uur kregen we om het kwartier iets nieuws geserveerd, met bijpassende wijn, en een exuberante uitleg die je spontaan vergeet. En toen, aan het einde van de avond, kreeg ik de bon uitgereikt. Hij was zeer fraai, met de hand geschreven. Het logo was erop gekalligrafeerd. Het was alsof ik een oorkonde kreeg, een bewijs van succes. Hier zat ik, als vader, en ik had iets belangrijks doorstaan, wij hadden samen iets belangrijks meegemaakt, en nu was mijn dochter klaar voor haar verdere leven. In Nederland dreigen we de kunst van het bonnetje te vergeten, het is gewoon hier betalen, pinnen of contant. Het is lopendebandwerk, gericht op vergetelheid, op naar de volgende klant. Maar in Kopenhagen werd een herinnering gemaakt. Het bonnetje is de drager, waarmee ik iets kan vasthouden dat in essentie volkomen vluchtig was.”

Recept voor klein geluk

Als Asscher over vijf of tien of twintig jaar in het bejaardentehuis terechtkomt en dat bonnetje bekijkt, dan weet hij zeker dat die herinnering zich openvouwt. „Net zoals je je kunt herinneren dat je je ergens op verheugde, kun je je ook verheugen op een herinnering.”

Maar hoe weet je welke spullen drager zijn en welke na verloop van tijd ‘rommel’ heten? Asscher heeft zijn eigen methode: hij bewaart alles. Pas later gooit hij dingen weg. „Spullen zijn net zaadjes. Na een tijdje pas zie je welke bloeien en welke afsterven. Zo gaat het ook met ansichtkaarten of brieven of aantekeningen. Soms komt er wat uit, soms ook niet, en dan kun je het veilig weggooien.”

Het dierbaarste bonnetje uit zijn collectie? „Dat moet nog komen. Ik reken erop dat er nog van alles in het verschiet ligt.”

Zittend aan mijn bureau wil ik de lezer een tip geven: dingenliefde is het recept voor klein geluk. En er is geen groter geluk dan klein geluk. Ik neem me voor om binnenkort uit eten te gaan met iemand van wie ik veel hou, en het bonnetje te bewaren.

Lees verder…….