Een gelukkig mens leeft liefst geen dag zonder Bach

Recensie


Muziek

Klassiek In het kielzog van de ‘Matthäus-Passion’ wint Bachs kerstmuziek steeds verder terrein. Geen Pasen zonder passie? Dan ook geen Kerst zonder ‘Weihnachtsoratorium’. Het Nederlands Kamerkoor en de Nederlandse Bachverening trekken ermee langs acht steden.

Het Nederlands Kamerkoor met het Franse Les Talens Lyriques o.l.v. Christophe Rousset.
Het Nederlands Kamerkoor met het Franse Les Talens Lyriques o.l.v. Christophe Rousset.

Foto Melle Meivogel

Je hoort het vaker zoemen: een gelukkig mens leeft liefst „geen dag zonder Bach”, dus zéker geen feestdag. Zo wint in het kielzog van de Matthäus-Passion ook Bachs kerstmuziek steeds verder terrein. Geen Pasen zonder passie? Dan ook geen Kerst zonder Weihnachtsoratorium.

Het Nederlands Kamerkoor startte zijn kersttraditie in 2012 en brengt sindsdien jaarlijks een uitvoering van alle zes delen – samen tweeënhalf uur muziek. Dat wij die als één geheel beluisteren heeft Bach nooit expliciet zo bedoeld: oorspronkelijk zijn het losse cantates voor eerste, tweede en derde Kerstdag (1734), en 1, 2 en 6 januari (1735), oftewel nieuwjaarsdag, de zondag na nieuwjaarsdag en driekoningen (6 januari). Maar eenmaal gewend de delen als één geheel te horen, ben je verloren. De Nederlandse Bachvereniging brengt dit jaar alleen de eerste drie cantates – dramaturgisch verdedigbaar en zeker ook lichter verteerbaar. Maar wat mis je de echo-aria met zijn devote uitroepen van „ja ja!” (blij met de heiland) en „nee nee” (bang voor hem), de subliem swingende koren Ehre sei dir Gott gesungen en Herr, wenn die falsche Feinde en het innige Driekoningen-koraaltje An deiner Krippe.

Herdershobo en engelenfluit

Jaarlijks een Weihnachtsoratorium beluisteren is net zo’n seizoensmarkerend genoegen als elk jaar een Matthäus. Je leert de muziek beter kennen. En zoals dat gaat, roept dat steeds nieuwe vragen op. Waarom gebruikt Bach in zijn kerstmuziek wél slagwerk en koperblazers, en in zijn passies niet? Omdat geboorte een feest is, en dood niet: met de Wederopstanding op Pasen komen de trompetten weer van stal. En waarom gunt Bach in sommige aria’s de hobo’s de voorgrond en in andere de traverso of een trompet? Omdat hobo’s het aardse (herders, Maria) bijstaan, fluiten het hemelse en de trompet het koninklijke. Zie het openingskoor Jauchzet, frohlocket!, dat met paukenslagen en jubeltrompetten instant kerstsfeer brengt: verban het klagen, hef vrolijk gejuich aan.

Het Nederlands Kamerkoor – op tournee langs acht zalen – brengt het Weihnachtsoratorium jaarlijks met een ander barokorkest. Dit jaar is dat het Franse Les Talens Lyriques van Christophe Rousset. Net als zijn jongere landgenoot Raphaël Pichon – actuele held van de barokmuziek – is Rousset niet bang levendigheid te zoeken in extreem hoge tempi. Voor de strijkers verkent het openingskoor zelfs de grenzen van de vingervlugheid, maar wonderlijk: deze spelers zijn zo virtuoos dat ze Rousset volgen zonder verlies van helderheid. Datzelfde geldt voor het Kamerkoor, dat lenig en stralend fuga aan koraal rijgt. Zo blijft de indruk van het eerste koor zes cantates lang overeind: snel, schoon, klaar en fijnproeverig is deze uitvoering, korisch én instrumentaal, met verzorgde tekstaccenten en contrasten en vier vrijwel ideale solisten. Speciale vermelding verdient de basso continuo-groep, die baslijnen prachtig vloeiend en toch stevig stuttend uitrolt: een attractie voor het oor.


Lees ook dit interview met Christophe Rousset: ‘We kunnen nog veel leren van de barok’

Afscheid van Shunske Sato

Het nadeel van zo’n virtuoze, beweeglijke uitvoering met topsolisten in een grote concertzaal als TivoliVredenburg: je mist intiem, verstild kerstgevoel. Bij de Nederlandse Bachvereniging – tien keer in acht steden – was dat gevoel donderdag in de Grote Kerk in Naarden (klokgebeier, stralende musici, glühweingeur) wel volop aanwezig.

Onder scheidend artistiek leider/violist Shunske Sato is deze uitvoering ook getalsmatig intiemer: een veel kleiner koortje (mooi in de koralen) dan bij het Kamerkoor, met minder ‘solistisch’ opererende instrumentalisten in het orkest en (in vergelijking met het viertal van Rousset) kamermuzikale vocale solisten. Sato pompt effectvol energie en vreugde in de noten, maar laat contrasten in de tekst wat onderbelicht.

De gekozen opzet met twee andere korte werken als introductie tot Bachs cantates werkt niet optimaal: Bachs pralende openingskoor moet organisch voortrollen uit een koortje van G. F. Stölzel, maar dat ontneemt de paukenslagen hun momentum. Wel weer memorabel prachtig: Sato’s honingzoete soloviool in de aria Schliesse, mein herze, warm gezongen door Bernadett Nagy. Wat Erbarme dich is voor de Matthäus, is Schliesse, mein herze voor het Weihnachtsoratorium. Geen jaar te missen.


Klassiek Bekijk een overzicht van onze recensies over klassiek

Lees verder…….