Drinken is een heel gekke cultuur

Wijzer | Bas Kosters Modekunstenaar Bas Kosters (44) is het onderwerp van theaterproductie De Grote Kunstshow. Wat hij leerde in het leven: je moet mild zijn voor jezelf, liefde is wellicht niet alleen iets tussen twee mensen en een levenloos voorwerp kan gevoeligheid uitdragen.

bas Kosters
bas Kosters

Foto Khalid Amakran

„Ik vind interviews dus heel leuk om te doen, in de dialoog komen heel verhelderende ideeën naar boven. De Grote Kunstshow met Bas Kosters heeft hetzelfde effect. Dat is een show, in een theater, over mij en over mijn werk. In elf scènes becommentariëren een presentator, acteurs, modellen, en een kunsthistoricus mijn werk. Het kan gaan over een modecollectie van mij, een wandkleed, tekeningen, een mantel van gerecyclede vlaggen, gewoon over alles wat ik allemaal doe. De gesprekken vooraf met de theaterschrijvers leerden mij om mijn werk in een ander daglicht te zien. Kijk, mijn werk is beeldend; enge clowns, sexy katten met -tepels en rode -piemels, voor mij is dat normaal. Vertaal je mijn beelden in tekst, dan is dat best wel… intens. Confronterend. Ik kreeg een spiegel voorgehouden.

Als tiener was ik gek op artiesten als Nina Hagen, The B-52’s, Deee-lite. Artiesten met een sterke, visuele identiteit. Vreselijk boeiend vond ik dat, daarom ging ik mode studeren. Ik heb altijd gedacht dat ik mijn identiteit kon vormgeven, en probeerde -mezelf altijd te transformeren. Ik richtte mijn eigen, Duitse rockband op, we traden op in bikini en zochten flink de randen van de goede smaak op. Al dat geëxperimenteer met imago en uiterlijk, dat nachtleven en middelengebruik, misschien ben ik daardoor te veel weggebleven van mijn gevoel. Maar goed, het heeft geen zin om met spijt terug te kijken. Je mag verwachten dat je identiteit persoonlijker wordt als je ouder wordt. Ik ben nu 44 en het gebeurt dus ook. Vroeger was ik naar buiten gericht, nu meer naar binnen.

Ik was 24 toen ik afstudeerde. Mavo, mbo, hbo en toen een master. Ik ben een langzame laatbloeier. Het is een lange weg om de veelheid van de wereld het hoofd te leren bieden. Als kind speelde ik met poppen, maakte me op met mijn moeders make-up, danste in een jurk van glittersjaaltjes en in de laatjes van mijn oma ging ik schatzoeken. Alles wat ik toen deed, doe ik nog steeds. Die gedachte is heilzaam én frustrerend. Ben ik nog steeds die Kermit de Kikker in een achterstevoren pyjama in de achtertuin? Ehm… ja. Inmiddels ben ik op een punt in mijn leven dat ik klaar ben voor de dialoog. Ik sta open voor andere denkbeelden.

Hoe erg je ook je best doet om te veranderen en jezelf te verbeteren, je blijft wie je bent’

Eerst stopte ik met blowen, tien jaar geleden. Ik blowde echt heel veel, en merkte dat ik last kreeg met denken, je benevelt jezelf. Daarna wilde ik van de harddrugs af. Coke, speed, pillen. Ik durf nu wat opener te zijn over verslaving, vroeger bagatelliseerde ik het. Gebruiken, dat was gewoon recreatief en gezellig. Tot je ermee wilt stoppen. Uit het nachtleven ken ik een internationale DJ, die heel open is over hoe hij zijn verslaving het hoofd biedt. Ik had veel aan een goed voorbeeld, en ik ben blij dat ik nu een voorbeeld kan zijn voor anderen. Het is kwetsbaar om te bekennen dat je verslaafd bent. Je laat een zwakte zien en we willen allemaal een succesnummer zijn. Alcohol was nooit een issue, dacht ik. Drinken is een heel gekke cultuur. Van drugs weet iedereen: die zijn slecht. Maar het gros van de mensen brengt dagelijks drinken niet in verband met alcoholisme. Een alcoholist is iemand op een bankje met een fles in een plastic zak. Mij ging het tegenstaan dat ik elke dag dronk. Als ik me voornam om eens een dag over te slaan, lukte dat niet. Voor mijn omgeving was het ook onaangenaam, ik werd ongedurig en kreeg last van een groot ego. Mijn toenmalige partner stopte van de weeromstuit helemaal met drinken. Heel stoer van hem om me zo te confronteren, hij was pas 22 en ik 37. Toen ben ik naar de huisarts gegaan en daarna door naar een kliniek. Kijk, ik vind het leuk om over mezelf te praten en met mezelf bezig te zijn, dus die behandeltrajecten vond ik niet vervelend. Maar na al die jaren zit ik nog midden in the motion. Zonder al die extase en uitgelatenheid, wie ben ik dán?

Acht jaar geleden rookte ik nog 2,5 pakje per dag, 50 sigaretten. Toen stierf mijn vader aan longkanker en ben ik gestopt. Met mezelf heb ik afgesproken: drie keer per week sporten. Tegen jezelf zeggen: ga maar proberen of het misschien lukt, dat werkt niet. Ik moet duidelijkheid scheppen. Zo’n afspraak neemt de ruimte om te schipperen weg. En als het echt een keer niet lukt? So be it. Je moet ook mild zijn voor jezelf.

Mij is inmiddels wel duidelijk dat je tijd moet inruimen voor zelfzorg. Mijn werk vraagt aandacht en rust en die heb ik nu. Maar ik heb nog zoveel te leren over mijn zijn en mijn emoties. Met mijn partner ben ik begonnen aan een cursus Vipassana-meditatie. We zitten in week twee en het is echt wel te gek. Het is heel bijzonder dat mijn vriend en ik elkaar ontmoetten in deze fase van ons leven. Jaap Peter is getrouwd met Jan, ze wonen samen, maar hij is dus ook met mij. We zien elkaar twee keer in de week. Samen met hem wil ik onderzoeken of liefde iets exclusiefs is tussen twee mensen, of dat er meer mogelijk is.

Ik ben een straatjutter. Poppen, stoffen, papier, boeken uit die gratis bibliotheken in de stad, alles sleep ik mee naar mijn atelier. Ook planten. Deze grote heb ik van straat gehaald toen ik net in Amsterdam kwam wonen, in 2001. Nu, 21 jaar later, staat hij voor de deur van de studio en doet het nog steeds. Onverwoestbaar, bijna eng, een soort superwezen. Die stokjesplant kreeg ik voor mijn verjaardag van mijn moeder, vlak voor ze overleed. Daar heb ik intussen tig stekjes van. Op planten moet je gewoon een beetje letten.

De hang naar nostalgie zit diep in mijn wezen. Ik koop liever een oude broodtrommel dan een nieuwe, ik weet niet waarom dat is. De behoefte aan je thuis voelen? Een ouderwetse keuken, servies, stoelen, het voelt als een liefdevolle omarming. Ik heb positieve herinneringen aan mijn jeugd thuis. Of het echt zo harmonieus was, weet ik niet, misschien wens ik dat zo te herinneren. Spullen van vroeger wekken de schijn van warmte, van bescherming, een warm nest.

Met het stipendium van het Prins Bernhard Cultuurfonds ben ik een half jaar naar het buitenland gegaan, eerst naar Tokio daarna naar Los Angeles, om weer te connecten met mijn creatieve drive. Het project dat ik daarna deed, Safe me, grijpt terug op mijn ervaring in Japan. Ik ontdekte dat ik me in -Tokio superveilig voelde. Bij mijn omzwervingen trof me dat mensen voor hun huis potten met planten zetten en zo minituintjes maken. In een megastad zoiets humaans en kleins aan te treffen, gaf mij het vertrouwen dat ik daar mezelf kon zijn. Datzelfde gevoel van veiligheid roepen verkeerspilonnen in de openbare ruimte bij me op, ze bakenen een safe space af. Een levenloos object kan gevoeligheid uitdragen. Ik heb glazen pilonnen geblazen in alle kleuren, stoffen pilonnen gemaakt en mezelf als pilon afgebeeld.

Voor vrienden die ik al twintig jaar ken, ben ik nog steeds dezelfde Bas. Daar schuilt iets moois in én iets wrangs. Hoe erg je ook je best doet om te veranderen en jezelf te verbeteren, je blijft wie je bent en je was al goed zoals je was. Nu ik sober ben en mijn leven serieus en soms vlak is, wil ik onderzoek doen naar vreugde. Die constante zoektocht naar verbetering, is dat wel goed? Moet ik wel zoveel met -mezelf bezig zijn, of is de les die ik moet leren dat ik meer in het hier en nu moet zijn?”

Foto’s Khalid Amakran

Lees verder…….