De vernietigende psychose van Thijs Hermans

Thijs H. stak in 2019 uit het niets drie wandelaars dood. Handelde hij uit vrije keuze, of onder invloed van het verkeerde medicijn? Voor justitie bleef die vraag in de rechtszaal onopgehelderd: „Het waarom is voor het OM, maar ook de nabestaanden, nog steeds niet beantwoord.” Thijs Hermans, zoals hij genoemd wil worden, denkt zelf het antwoord wel te weten.


Thijs staat in zijn ondergoed in de woonkamer, een keukenmes in zijn hand. Zijn vader, René Hermans (63), ziet zijn 27-jarige zoon staan van achter zijn bureau in het studeergedeelte, maar krijgt geen oogcontact met hem. Hij staat er apathisch bij. Het is dinsdag, 7 mei 2019, rond twee uur ’s middags.

„Thijs”, zegt René, „wat doe je met dat mes?”

„Hij was een zombie”, zegt Evelien Hermans (62), Thijs’ moeder, ruim drie jaar later.

„Ja, precies”, zegt René. „‘Zombie’ is het woord.”

Evelien: „Hij was kilo’s afgevallen. Hij at niet meer, sliep niet meer, deed rare dingen.”

Een half jaar voor die middag in mei sneed Thijs zijn polsen, enkels en nek door. Dat was in Den Haag; hij studeerde aan de TU Delft en was bezig met zijn scriptie. Een psychose, diagnosticeerden een psychiater en psycholoog achteraf. Hij overleefde ternauwernood. Opname in een ggz-instelling, was het advies van de Haagse artsen, maar er was nergens plek. Dus namen zijn ouders hem in huis, in Brunssum, onder in Limburg. „We stemden ermee in dat hij bij ons zou wonen en ambulant behandeld zou worden door Mondriaan in Maastricht”, zegt René. „Hij moest verzorgd worden.” Door de diepe snijwonden in enkels en polsen waren ook pezen beschadigd. Thijs zat met armen en benen in het gips.

Zijn behandelaars bij Mondriaan kwamen tot de conclusie dat hij ADHD of ADD had en schreven dexamfetamine voor, een medicijn waarvan bekend is dat het psychoses kan verergeren en zelfs veroorzaken.

In de maanden erna zagen René, leidinggevende in de publieke sector, en Evelien, civiel advocaat met een eigen kantoor, hun zoon achteruitgaan. Herhaaldelijk zeiden ze tegen behandelaars van Mondriaan dat de dexamfetamine niet goed viel: hij at en sliep nauwelijks en gedroeg zich steeds vreemder. Iedere keer werden ze gerustgesteld – de bijwerkingen zijn normaal, hoorden ze steeds. De laatste keer was de zondag vóór die dinsdag in mei 2019. „We zeiden: alsjeblieft, neem hem op”, zegt Evelien. Toch waren ze weer weggestuurd.

Die dinsdagmiddag komt Thijs thuis van een wandeling. Hij zit onder de modder, zijn polsen hebben bebloede krassen. Het mes heeft hij nog niet vast. „Ik maakte de deur open, en daar stond echt…” Evelien haalt adem, haar stem breekt. „Weet je, hij heeft felblauwe ogen. Maar het leek wel of hij zwarte ogen had. Ik zei: Thijs, was is er aan de hand? Hij zei niets en liep langs me heen. Ga even in bad liggen, zei ik.” Ze laat weer een pauze vallen. „Je kon niet meer met hem praten. Het ging niet. Er kwam geen reactie.”

René: „Toen zeiden we: we gaan wéér bellen.”

Evelien: „We gaan er wéér naartoe en nemen hem niet meer mee terug naar huis, zeiden we tegen elkaar. Wat ze ook doen, wat ze ook zeggen.”

Terwijl zij Mondriaan aan de lijn heeft, komt Thijs weer naar beneden. Hij heeft zich uitgekleed, maar is nog niet in bad geweest. Hij heeft dat mes vast.

René staat op en loopt naar zijn zoon. Hij is als de dood dat die zichzelf iets zal aandoen – aan zijn eigen veiligheid denkt hij niet. Hij reikt naar het mes. Hij kan het zo afpakken. Zonder tegenstribbelen gaat Thijs naar boven, om alsnog in bad te gaan.

Als Evelien het mes ter sprake brengt in het gesprek met Mondriaan, zijn ze diezelfde dag nog welkom voor een spoedafspraak. Ze kunnen om vier uur langskomen. Thijs trekt na het bad schone kleren aan; de vuile kleren waarin hij is thuisgekomen doet zijn moeder in de was. Hij laat zich in de auto zetten. „Hij ging gewoon mee, als een lammetje”, zegt Evelien. Hij gaat eindelijk geholpen worden, denken ze. Voor het te laat is.

Het is al te laat. Zaterdag, drie dagen eerder, is Thijs een dag terug geweest naar Den Haag, waar hij in een park een 56-jarige vrouw die haar hondje uitliet met messteken om het leven heeft gebracht. Deze dinsdag, enkele uren voor hij met dat mes in de woonkamer staat, heeft hij op de Brunssumerheide een vrouw van 63 en een man van 68 doodgestoken.

„Ik realiseerde me pas later dat ik, toen ik naar hem toeliep en dat mes afpakte, net zo goed…” René maakt zijn zin niet af. Hij maakt een beweging met zijn hand. „Als hij dit had gedaan, had het in mijn buik gezeten. Ik had, in zijn psychose, net zo goed van het verkeerde soort kunnen zijn, het soort dat dood moest.”



Spirituele ontwaking

Thijs Hermans zit inmiddels in de gevangenis in Vught, waar hij een jaar na dato, in 2020, gedetailleerd opschreef wat er in de aanloop naar en tijdens zijn psychose gebeurde:

„Zomer 2014, op 22 jaar stond ik in de bloei van mijn leven. Ik zat in een […] relatie met het meisje van mijn dromen, ik woonde in de hipste buurt van Den Haag. lk […] studeerde Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie, geïnspireerd door mijn tussenjaar vrijwilligerswerk in Zuid Afrika. Ik had niet kunnen weten dat ik aan de vooravond stond van een jarenlange depressie, waarin ik steeds meer de grip op mezelf en uiteindelijk de werkelijkheid zou verliezen.”

Het verslag geeft inzicht in zijn denken. Het is een persoonlijke reconstructie van iemand die langzaam maar zeker afglijdt.

„Ik gaf die zomer [van 2014] meerdere feestjes met een vriendengroep die zichzelf de ‘cool kids club’ noemde, waar rockmuziek werd gespeeld, bier werd gedronken en joints werden gerookt. Op het strand slikten we met een groep van zo’n vijftien ‘keurige studenten’ XTC en dansten we tot de zon opkwam.”

De studie was zwaar, en Thijs had er een bestuursfunctie bij de studievereniging naast. In plaats van de toenemende stress en een opkomende depressie te erkennen en hulp te vragen, vluchtte hij voor de realiteit. Hij ging steeds meer blowen. Hij rondde zijn bachelor nog wel af, maar was de motivatie kwijt. Tijdens zijn masterscriptie aan de TU Delft liep hij vast en raakte steeds depressiever.

Dat bereikte een dieptepunt in 2018.

„Tegen het einde van mijn academisch jaar kreeg ik een zenuwinzinking. Urenlang lag ik haast verlamd op de bank. […] In de dagen erna was ik schrikachtig en erg paranoïde. In de weken erop vond een vreemd fenomeen plaats; mijn emoties begonnen steeds verder uit te doven. Ik begon de wereld steeds koeler en naar wat het leek rationeler te ervaren. Ik begon mij af te vragen of ik een psychopaat begon te worden. Het viel mij op dat mijn lichaam steeds minder mimiek begon te tonen.” Ik kon opeens zo stil zitten als een standbeeld. Ik begon zo veel mogelijk te lezen over psycho- en sociopatie. Ik las dat ze wreed, gewetenloos en emotieloos waren. Ik was alleen dat laatste. Ik begon mij af te vragen of er ook zoiets bestond als een goede morele sociopaat. lk kon er niets over vinden. Dit was het begin van mijn waanzin. Mijn gedachtes zouden hierna steeds onlogischer worden. […] Ik begon te denken dat ik psychopaten kon herkennen. Ik zag ze in series, talkshows en TED Talks. Ook dacht ik dat ze in een soort codetaal hints gaven dat ze psychopaten waren. Hierna ging het gedachteproces heel snel. Een paar dagen later dacht ik dat de wereld in handen was van psychopaten, dat vrienden van mij psychopaten waren, maar nog het belangrijkst was dat ik dacht dat ze in een codetaal spraken. Ik dacht dat een zenuwinzinking leidde tot een soort transformatie van je brein waarmee je codetaal kon herkennen, psychopathisch kon denken en in zou zien dat eigenlijk de ‘bad guys’ aan de macht waren. Ik dacht dat dit een spirituele ontwaking was en dat mensen die ontwaakt waren de illuminatie waren. Ik dacht dat god en de duivel metaforen waren voor de goede en slechte (ontwaakte) kant van de mensheid. Ik dacht dat je een boosaardig persoon moest worden die loog en manipuleerde om niet-ontwaakte mensen gek te maken en te gebruiken. lk voelde hier weinig voor en was erg verontwaardigd. Ik dacht ook dat als je ontwaakt was je in codetaal moest spreken of dat je anders vermoord zou worden. […] In de weken erop begon ik alles te doen om mijzelf te ontwaken. Inclusief psychedelische smartdrugs. […] Wanhoop brak uit wanneer ik besefte dat niets hielp. […] Ik besloot dat ik de veiligheid moest opzoeken bij mijn familie. Ik vertrouwde verder niemand meer.”

Het was september 2018. Hij logeerde bij zijn zus, maar raakte ervan overtuigd dat zij ook bij ‘het systeem’ hoorde en dat haar vriend hem wilde vermoorden. Hij rende de straat op.

Zijn ouders brachten hem naar het ziekenhuis, waar een psychiater hem onderzocht. Uit het medisch dossier: „Er lijkt sprake van een rand-psychotische decompensatie (paranoïde waanachtige ideeën) gedurende maanden, mede veroorzaakt door stress en zeker ook toenemend wietgebruik.” De psychiater noemde hem in het dossier „eigenwijs, geen hulp vragend, hardwerkend, zelfstandig. Gaat conflicten uit de weg. Behulpzaam, idealistisch. Rationeel ingesteld. Moeite met gevoelens. Kan zich zeer sterk concentreren (‘hyperfocus’).” De dokter vertelde Thijs dat hij een psychose gehad had, dat hij moest stoppen met blowen en een antipsychoticum moest slikken.

„Ik had er weinig boodschap aan. Dit was tenslotte de ‘cover up’. lk had geen psychose gehad, dit was echt, redeneerde ik. Ik zou ongeveer een maand later stoppen met het antipsychoticum. Ik merkte […] dat ik er suf van werd en de code steeds slechter kon doorgronden.”

In die code, zo wist hij zeker, bespraken mensen om hem heen hoe ze hem zouden vermoorden. Op 3 november besloot hij het zelf te doen.


Het getal 2

Thijs had zichzelf dusdanig verwond dat hij in het HMC-ziekenhuis moest worden geopereerd, waarna hij op de gesloten psychiatrische afdeling terechtkwam. Zijn artsen adviseerden behandeling in een psychiatrische kliniek, ook al wilde Thijs dat niet – hij was nog steeds doodsbang dat iemand hem wilde vermoorden. Omdat er geen plek was in een ggz-kliniek, namen zijn ouders hem weer in huis.

„De ambulante hulp kwam op gang en ik besloot om mooi weer te spelen. Tegelijkertijd probeerde ik weer alles om mijzelf te ontwaken. Ik ging alles opzoeken over psychopathie, manipulatie enzovoort. Ik ging naar horrorfilms kijken om mijzelf te ‘psychopatiseren’, en ik begon naar agressieve metal te luisteren. […] Uiteindelijk probeerde ik mijzelf ook nog een keer te ontwaken met psychedelische truffels.”

Dat Thijs veel opgezocht over psychopathie en ‘mooi weer speelde’ zou later aangevoerd worden als bewijs dat hij zijn psychose van begin mei 2019 in scène zette.

„Door de nieuwe medicatie had ik al een paar dagen amper geslapen en gegeten. […] Ik kreeg een nieuwe zenuwinzinking. De volgende dag besloot ik om weer naar de coffeeshop te gaan om mijzelf te kalmeren. Een aantal maanden had ik niet geblowd maar nu maakte het niet meer uit, mijn ontwaking was mislukt en ik moest dood.”

Na de begrafenis van zijn plotseling overleden oom, op 30 april, vier dagen voor de eerste moord, besloot hij toch weer te stoppen met blowen.

„Ik moest scherp zijn. In de dagen hierop begon ik verborgen berichten te zien in nummerplaten en tijden van de klok. Toen ik door de Albert Heijn liep zag ik de moederdag advertenties, dreigementen dacht ik. Ik begon te denken dat nieuwsberichten in metafoor over mij gingen. Het getal 2 kwam steeds terug. Er moest iets met het getal 2 zijn. Ik besefte dat ik 2 mensen zou moeten vermoorden. Ik besefte dat het 2 vreemden zou zijn of mijn moeder en waarschijnlijk ik zelf. Toen kwam zaterdag 4 mei. Ik had dagenlang amper geslapen. Die ochtend was ik heel gespannen. Mijn tijd was bijna op. Ik nam de trein naar Den Haag. Eenmaal aangekomen op mijn appartement pakte ik een mes en maakte ik mijn weg naar de Scheveningse bosjes. Uiteindelijk had ik genoeg moed verzameld om het te doen. Ik rende op een voorbijganger en hakte tot ze dood was. […] Ik heb nog een lange tijd door het bos gelopen, twijfelend of ik door zou zetten, maar ik kon het niet. In mijn jaszak zat een afgehakte pink die ik had meegenomen als bewijs. Ik besloot deze weg te gooien en verliet het bos. Ik besefte dat ik gefaald had.”

Toen hij die zondag 5 mei thuiskwam, was hij nog verwarder dan daarvoor. Zijn ouders – die geen idee hadden dat hij in Den Haag iemand had vermoord – schrokken zo van hem dat ze hem meenamen naar de ggz-instelling. „Toen dachten we al: we moeten Thijs niet meer mee terugnemen”, zegt René. „We werden ontvangen door een basisarts, niet iemand met een opleiding tot psychiater, die ons bemoederend toesprak. We hebben die arts anderhalf uur proberen te overtuigen dat er van alles aan de hand was. De arts zei: het is een kwestie van instellen – de pilletjes instellen.” Thijs, blijkt uit zijn verslag, dacht dat in die ruimte overlegd werd of hij mocht blijven leven.

„Maandagavond 6 mei was een hele surreële avond. Alle krantenartikelen gingen over mij en het was alsof de televisie met mij praatte. Ik dacht dat werd gezegd dat mijn moeder dood zou gaan. […] Ik zag [daarna] allemaal moederdag advertenties en besefte dat mijn moeders leven nog steeds bedreigd werd, en dat mijn opdracht nog steeds gefaald was. Ik besefte dat ik het snel [opnieuw] moest doen.”

Met een keukenmes ging hij naar de Brunssummerheide, waar hij twee mensen doodstak.

„Ik voelde mij vreselijk, het is echt een heel naar gevoel. […] Toen ik klaar was met de opdracht was ik in een soort van trance. Ik liep lange tijd doelloos over de heide. Eenmaal thuis ging ik direct de wc op om het mes schoon te maken. Ik zag er verwilderd uit. Mijn ouders schrokken dat ik een mes bij mij had en besloten met mij naar de ggz te gaan.”

Het is 7 mei, de middag dat René zijn zoon het mes heeft afgepakt en Evelien en hij met Thijs naar Mondriaan rijden. Ze spreken nu een eindverantwoordelijke. Evelien herhaalt wat ze eerder aan de telefoon vertelde: Thijs is als een ‘zombie’ thuisgekomen, hij had dat keukenmes vast, ze zijn bang voor een nieuwe zelfmoordpoging.

Evelien: „De psychiater zei dat het mogelijk is dat iemand niet goed op de medicatie reageert en dat dit bij Thijs het geval leek te zijn. Hij zei: acuut stoppen met die dexamfetamine. We waren opgelucht, maar tegelijkertijd verbijsterd.”

René: „Al die tijd hebben we dat steeds gezegd: hij reageert niet goed op de medicijnen. Iedere keer werd dat weggewuifd.”

De psychiater noteert in het medisch dossier als ‘contra-indicaties’: „depressie” en „schizofrenie/psychotische stoornis”, beide met tussen haakjes de toevoeging „vanaf 7 mei”. Hij besluit alsnog tot opname.

„Je moet je goed realiseren, die man is wel de verantwoordelijk psychiater, maar die heeft Thijs al die tijd amper gezien. Eén keer in het begin, en daarna niet meer,” zegt René.

„Een verpleegkundig specialist heeft de dexamfetamine voorgeschreven,” zegt Evelien. Dat blijkt ook uit het medisch dossier.

Tot hun teleurstelling wil de psychiater Thijs niet op de gesloten maar op de open afdeling opnemen. Ze leggen zich erbij neer. „We waren vooral opgelucht. Ze namen ons eindelijk serieus.”

Van de moorden op de heide hebben de ouders én de mensen van Mondriaan dan nog geen weet.

De psychiater loopt de ruimte uit om de opname te regelen, maar komt al snel terug. Evelien: „Hij keek Thijs aan en zei: ‘Er is een ontwikkeling. Er zijn twee mensen gedood op de Brunssummerheide.’ Thijs zei: ‘Wat erg. Ik heb daar ook net gelopen. Dat had mij ook kunnen gebeuren.’”

Dat hun zoon de dader kan zijn, dringt niet tot René en Evelien door. „Je denkt maar één ding,” zegt René. „Thijs moet geholpen worden. Thijs moet hier blijven.” Zijn vrouw: „Rationeel is dat nu misschien heel moeilijk te begrijpen, maar we zaten in een soort shocktoestand. We waren uitgeput door de strijd om Thijs opgenomen te krijgen.”

Thijs wordt opgenomen, alsnog op de gesloten afdeling. Thuis drinken René en Evelien een glas wijn.


Reïncarnatie van Satan

„Eenmaal daar praatte ik met een meisje dat daar werkte. Ze vertelde in code dat ik op moest schieten. Ik wist eerst niet waarmee, maar toen hoorde ik een afschuwelijk gekrijs. Ik besefte dat ik in een martelhuis beland was en dat ik moest ontsnappen. Een nieuwe uitdaging van het systeem.”

De opluchting is van korte duur. Rond half elf gaat de telefoon: Thijs is weggelopen. Evelien belt hem, en hij neemt op. ‘Waar ben jij?’ vraagt ze. ‘Op mijn kamer,’ zegt Thijs. ‘Wat zie je dan?’ ‘Bomen. En een straat.’ ‘Maar dan ben je niet op je kamer.’ ‘Nee.’

Ze krijgt hem uiteindelijk zo ver dat hij een straatnaambordje voorleest. „Ik zei: Thijs, blijf staan, we komen nu naar je toe.” Ze houdt hem aan de lijn terwijl ze van Brunssum naar Maastricht rijden. „Als een zoutzak stond hij op de stoep.” Hij laat zich zonder protest terug naar Mondriaan rijden. Evelien: „Hier, zeiden we. Heb je hem weer, hou ’m. Wij kunnen niks meer.” Ze krijgen te horen dat Thijs stoelen op elkaar had gestapeld op de binnenplaats en het dak op was geklommen. Dat verklaart ook de schram op zijn pols en het bloed op zijn mouw.

René, zichtbaar ontdaan: „En daar maken ze dus van: de ouders brachten hem met bebloede kleren. Maar dán moeten ze ook het hele verhaal vertellen: dat zíj hem laten ontsnappen, en dat wíj hem vervolgens vinden en terugbrengen.”

„Zij brachten mij terug. Eenmaal daar ging ik op de telefoon op een website genaamd 9gag kijken, en zag dat alle berichten over mij gingen. Ik werd een godheid en de 7 reïncarnatie van satan genoemd. Ik besefte dat er iets groots stond te gebeuren, maar ik wist niet wat.”

Evelien: „Ik zei toen nog: let goed op, want hij is zo lenig als wat, en hij ontsnapt weer. Je moet er op letten dat dat niet meer kan gebeuren. Nee nee nee, zei ze, we letten goed op hem.”

„Ik besefte dat ik weer moest ontsnappen en deed dit dan ook de volgende ochtend. Dit keer door een brandalarm af te laten gaan en door de branddeur te rennen.”

Bewakingscamera’s leggen vast hoe Thijs de instelling uitloopt, langs de portier, gewoon door de voordeur. Niemand probeert hem tegen te houden.

Opnieuw licht Mondriaan de ouders in, en dit keer – ondanks het medisch beroepsgeheim – ook de politie. Opnieuw proberen René en Evelien hun zoon te vinden, maar nu neemt hij niet op. Om 8.24 uur appt ze: „Ha Thijs, heb je geslapen? Bel me.” En even later: „Wil je praten? Wil je naar huis komen? We maken ons zorgen.” Ze deelt de telefoongegevens van Thijs met de politie.

„Eenmaal buiten werd ik gebeld door mijn ouders en door [een vriendin] dat ik terug moest gaan. Ik wist dat ik dit moest negeren en zette mijn telefoon uit. Ik was op een speurtocht en moest ofwel de kleur geel volgen, ofwel de vierkante bordjes met een driehoekje en twee cirkels eronder. […] Tijdens deze tocht huilde ik veel. Waarom moest mijn leven deze vreselijke wending krijgen? Waarom ben ik uitverkoren voor een lot dat ik helemaal niet wil? […] Ik volgde de speurtocht tot laat in de avond, tot er plots een auto naast mij stopte en een man met een pistool uitstapte.”

Dat is geen waanbeeld. Het is de agent die Thijs arresteert. Hij verzet zich niet. „Hij was blij dat hij werd aangehouden,” zegt Evelien.

„Op het bureau spraken de agenten in code tegen mij maar ik gaf niets terug. Ik was het zat en was klaar om te sterven.”

Ondertussen doet de politie een huiszoeking bij René en Evelien – maar ze zien het moordwapen over het hoofd. Dat staat nog gewoon in het messenblok, in de keuken. „We haalden het eruit en zagen dat het puntje beschadigd was”, zegt Evelien. Ze besluiten het zelf naar de politie te brengen.

In de media verschijnen na de arrestatie steeds wildere – en onjuiste – verhalen over wat er gebeurd is, op basis van anonieme bronnen bij politie en justitie. Thijs zou voorafgaand aan de moorden ontsnapt zijn uit de kliniek. Thijs zou met het bloed van zijn slachtoffers nog op zijn kleren terug zijn gebracht. Thijs zou beschermd zijn door zijn ouders, die probeerden hem uit handen van de politie te houden.

Het OM ziet de ouders gedurende het hele strafproces als mogelijke verdachten. Bijvoorbeeld omdat Evelien de kleren van Thijs gewassen heeft nadat hij van de Brunssummerheide was teruggekeerd. „Het kan dus niet anders dan dat de ouders dit gedaan hebben om sporen te wissen,” stelt officier van justitie Joan Holthuis. Bij de strafeis, aan het eind van het proces bij de rechtbank, concludeert zij: „Thijs was niet van plan zichzelf te melden; die deed juist zijn best om uit handen van politie te blijven. Zijn ouders waren niet van plan hem naar de politie te brengen; die wasten in plaats daarvan zijn bebloede kleren.”

Het raakt Evelien ook jaren later nog steeds zichtbaar. „Daar kun je niet tegenop. Ze verdraaiden alles. Vanaf het begin. Ik ben een moeder, ik was al dertig jaar zijn kleren.”

Het OM stelt dat Thijs’ ouders mogelijk meerdere strafbare feiten hebben gepleegd om hun zoon te beschermen – „je zou kunnen denken aan het wegmaken van bewijsmateriaal en/of meineed” – maar dat ze daar als familie van de verdachte nu eenmaal niet voor vervolgd kunnen worden. De OM-aanvallen leiden bij advocaten die niets met de zaak te maken hebben”, maar de zitting in coronatijd online volgen, tot verbazing en verontwaardiging. „Het is bij de beesten af,” en „Sneer na sneer na sneer,” twittert advocaat Juriaan de Vries. „Je zal zo’n OM treffen. Alsof er bonnetjes openstaan. Niet oké.” De Telegraaf kopt na die zittingsdag: „Officieren van justitie vegen vloer aan met Thijs H. én zijn ouders.”


Verantwoordelijk voor 9/11

Tot nu toe meden René en Evelien de publiciteit. „We wilden ons verdriet niet groter maken dan dat van de nabestaanden”, zegt Evelien. René: „Het ergste is het natúúrlijk voor de nabestaanden. Het is vreselijk wat er is gebeurd. Thijs heeft het gedaan, en wij zijn zijn ouders. Daar kunnen we niks aan doen. Maar dit had niet gemogen. Dit zijn moorden die niet hadden hoeven gebeuren.” Het kan een ander ook gebeuren, zegt hij, en om dat te kunnen voorkomen „moeten we wel eerst de ogen openen voor wát er echt gebeurd is. Als Thijs behandeld was zoals je behandeld moet worden, had hij die dexamfetamine niet kunnen krijgen. Mondriaan doet er alleen maar alles aan om ervoor te zorgen dat wat daar niet goed is gegaan te verbloemen. Dat vind ik heel slecht.”

Zeven weken lang wordt Thijs daarna geobserveerd en intensief onderzocht in het Pieter Baan Centrum, onder leiding van een ervaren psychiater en psycholoog. Ze stellen vast dat hij een psychose had, en leggen een mogelijk verband met de voorgeschreven medicatie. „In de weken voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten werd de gedeeltelijk dempende medicatie gestaakt (het antipsychoticum) en een psychose aanjagend middel gestart (dexamfetamine)”.

Oftewel: psychose waarin Thijs uiteindelijk tot de moorden kwam kan versterkt of zelfs veroorzaakt zijn door de dexamfetamine. Die werd voorgeschreven voor ADHD, maar dat was een verkeerde diagnose, stelt het Pieter Baan Centrum: „De symptomen die herkend zijn als ADHD, zijn achteraf bezien te koppelen aan het psychotisch toestandsbeeld.” De eindconclusie: Thijs was ten tijde van de moorden volledig ontoerekeningsvatbaar en kan niet verantwoordelijk gehouden worden voor zijn daden. De onderzoekers adviseren geen straf op te leggen, maar tbs met dwangverpleging. Een tweede onderzoek, door een andere onafhankelijke psychiater en psycholoog, komt tot hetzelfde advies.

Dat advies zal niet worden opgevolgd.

Het Openbaar Ministerie blijft volhouden dat er niets mis is gegaan met Thijs’ behandeling voorafgaand aan de moorden. Officier van justitie Joan Holthuis bagatelliseert de psychose en stelt dat Thijs wel degelijk bewust koos voor zijn daden. Thijs is „emotieloos, calculerend en manipulatief,” en bovendien iemand die „veel liegt of in ieder geval niet de waarheid vertelt.” Het Pieter Baan Centrum was te goedgelovig, aldus het OM. Het OM stelt dat voor zover er toch sprake was van een psychose dat het gevolg was van drugsgebruik, niet van de dexamfetamine.

Dat het OM het Pieter Baan Centrum-advies om iemand volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren zo resoluut naast zich neerlegt, is een zeldzaamheid, zo niet een unicum (zie kader).

In de maanden na zijn arrestatie, in mei 2019, leeft Thijs nog steeds in zijn waanbeelden. Hij denkt dat hij van ‘het systeem’ niets mag zeggen. Hij ontkent de moorden.

„Op vrijdag 10 mei werd ik overgebracht naar de PI Vught. Hier werd ik in een isoleercel gezet. Ik hoorde hier het geluid van een radio en deze sprak tegen mij. Ik werd aangemoedigd door de muziek om te ontwaken. Ik besefte dat er iets grandioos aan de gang was. […] Ik kwam erachter dat ik verantwoordelijk was voor de aanslagen van 11 september. Het nummer op de lantaarnpaal voor mijn raam was hier het bewijs voor: 611, 6 van 666 en 11 van 11 september […] In de dagen hierop kreeg ik allerlei opdrachten. Ik moest dagenlang op dezelfde plek staan tot ik flauw viel. Ik mocht niet eten. Ik moest rondjes lopen in de vorm van een oneindigheidsteken tot ik door mijn knieën zakte. Soms rebelleerde ik door toch te eten of te gaan slapen, om mij al gauw weer te realiseren dat ik de levens van mijn familie in gevaar bracht.”

Hij eet en slaapt in de gevangenis in Vught zo weinig dat hij na drie weken wordt overgebracht naar het gevangenisziekenhuis in Scheveningen. In de eerste zin van het overdrachtsdossier wordt hij beschreven als „een 27-jarige man waarbij er sprake is van psychotische ontregeling en suïcidaliteit.” Het dossier waarschuwt behandelaars dat Thijs door zijn „bovengemiddeld intellectuele functioneren” ïn staat is zijn psychose te verbergen. Uit het gevangenisdossier spreekt geen twijfel over „eerdere psychotische episodes”.

Hij krijgt anti-psychotica en komt langzaam maar zeker tot zinnen. Het besef dringt door dat ‘het systeem’ en ‘de codes’ niet echt waren. Op 2 augustus 2019 legt hij een volledige bekentenis af. Weer een maand later gaat hij voor observatie naar het Pieter Baan Centrum.

„Ik durfde [daar] pas over het systeem te praten. Hoe meer ik in de realiteit belandde, hoe meer ik gebukt ging onder een diep verdriet. Was dit alles dan echt voor niets gebeurd?”

In de gevangenis is de psychose nooit meer teruggekomen. Ten tijde van de arrestatie woog Thijs vijfenvijftig kilo, nu tweeëntachtig. In zijn cel heeft hij het studeren weer opgepakt. Zijn ouders herkennen hun zoon weer. Evelien: „De jongen die een vriendenkring opbouwde die hem nu nog steeds in de gevangenis bezoekt, die zijn studiegenoten hielp en met zijn vrienden ging zwemmen en leerde surfen en boksen. Die dol was op zijn stad, Den Haag, met regelmaat naar huis kwam en dan genoot van het kerstdiner met de hele familie. Die te veel van zichzelf vergde en, zoals wij een wijntje ’s avonds nemen, om te ontspannen een blowtje nam.”


Het Oordeel

Moordde Thijs in de waan van zijn psychose, aangejaagd – of zelfs veroorzaakt – door verkeerde medicatie, zoals onderzoekers van het Pieter Baan Centrum en andere wetenschappers concluderen? Of is hij de liegende moordenaar met onbekend motief die het OM ziet?

Mondriaan, waar Thijs de dexamfetamine voor ADHD kreeg voorgeschreven, beroept zich in en buiten de rechtszaal op het medisch beroepsgeheim. De enige ‘publieke’ uitspraak over Thijs komt van de geneesheer-directeur. Die werd vlak na de arrestatie als getuige gehoord, en verklaarde: „Hij was niet in een psychose.”

Mondriaan liet wel een vertrouwelijk onderzoek doen naar wat allemaal gebeurde voorafgaand aan de ontsnappingen van Thijs uit de kliniek. Een brief met de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de inspectiedienst van het ministerie van Volksgezondheid is openbaar gemaakt, maar daarbij zijn de belangrijkste passages zwart gemaakt. Het woord ‘psychose’ komt er niet in voor.

NRC beschikt over de ongecensureerde versie. Daarin blijken de psychose en de relatie daarvan met dexamfetamine wel degelijk cruciaal. Uit de ongecensureerde brief blijkt dat de inspectie vaststelde dat Thijs dexamfetamine kreeg „terwijl de richtlijn aanbeveelt om deze medicatie te staken als er sprake is van psychotische symptomen.” Deze en alle andere verwijzingen naar psychose zijn zwartgelakt in de vrijgegeven brief.

De originele brief noemt ook vier verbetermaatregelen. Ten eerste: „Bij een patiënt die recent een psychose heeft doorgemaakt, moeten psychotische symptomen frequent en actief worden gemonitord.” Dat is bij Thijs nooit gebeurd. Ten tweede: „Bij een patiënt met een recent doorgemaakte psychotische episode” moeten de behandelaren „expliciet” een besluit nemen over het toedienen van „antipsychotica”. Ook dat is niet gebeurd. Ten derde: „Bij mensen die een psychose hebben gehad, moet een crisisplan worden opgesteld” en daarbij „worden zo mogelijk naasten betrokken.” Bij Thijs werden alle signalen van de ouders weggewuifd of zelfs ontkend – laat staan dat er een crisisplan werd opgesteld. De vierde en laatste aanbeveling stelt dat bij patiënten die in het verleden drugs gebruikten urinecontroles afgenomen dienen te worden. Ook dat is bij Thijs nooit gebeurd.

Het Pieter Baan Centrum kan als observatiekliniek van het ministerie van Justitie en Veiligheid niet inhoudelijk op de zaak ingaan, maar staat nog steeds volledig achter de conclusie dat moorden juist wel vanuit een psychose verklaard kunnen en moeten worden. Dat bleek aan het eind van het strafproces, toen de rapporterend psychiater verklaarde zelfs meer overtuigd te zijn geraakt van het advies om Thijs volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren. Overigens benadrukte het Pieter Baan Centrum daarbij het belang van intensieve behandeling.

Robbert-Jan Verkes, psychiater en hoogleraar Forensische Psychiatrie aan de rechtenfaculteit van de Radbouduniversiteit en medeauteur van onder meer het handboek Forensische psychiatrie en de rechtspraktijk verdiepte zich op verzoek van NRC in de onderzoeksrapporten. Hij zegt: „Het rapport en het advies van het Pieter Baan Centrum is zorgvuldig, weloverwogen en genuanceerd. Dat geldt ook voor het tweede rapport dat tot hetzelfde advies komt.”

Verkes, tevens gespecialiseerd in onderzoek naar de psychische effecten van drugs en geneesmiddelen en gepromoveerd op het suïcide-onderzoek, is hoogst verbaasd over het gemak waarmee de magistraten van Openbaar Ministerie het advies negeren. „Het OM meent dat ze de dader beter kennen dan de deskundigen van het Pieter Baan Centrum. Maar dat is niet het geval. Het OM zegt: daar kunnen we toch niet helemaal mee uit te voeten. Dat is eigenlijk zoiets zeggen als: de waarheid bevalt ons niet. Maar hier heb je juist deskundigen voor. Ze hebben dat PBC-rapport en het tweede rapport niet goed gelezen of niet goed begrepen.”

In de rechtszaal wordt de psychose van Thijs door het Openbaar Ministerie soms ontkend, soms gemarginaliseerd. De drie willekeurige, onverklaarbare moorden kunnen of mogen volgens het OM niet door een psychose verklaard worden – alsof de onmenselijke gruweldaden niet tot iets menselijks gemaakt mogen worden.

Verkes vermoedt dat het OM beïnvloed is door de publieke opinie: „Het OM heeft hiermee zelf haar magistratelijke positie ondermijnd. Het neemt een vijandige in plaats van een magistratelijke positie in. Ik denk dat de maatschappij hier helemaal niet mee is gediend. Het lijkt erop dat iemand die zoiets doet alleen maar heel erg gestraft moet worden. De daad wordt ontmenselijkt. Er moet een soort monster neergezet worden. Maar de maatschappij zou er baat bij hebben als het OM in het begin uit zou leggen dat de dader mogelijk heel verward was, en dat het Pieter Baan Centrum uitzoekt of dat zo is.”

Het OM eist vierentwintig jaar cel en tbs. De rechtbank gelooft wel dat Thijs een „ernstige psychotische ontregeling” had, maar stelt dat hij tegelijkertijd wel degelijk een „keuzevrijheid” had, „bewust” handelde en daarom slechts verminderd toerekeningsvatbaar is. Het vonnis – achttien jaar en tbs – heeft ook te maken „met vergelding, een stukje genoegdoening richting de slachtoffers, richting de maatschappij,” aldus een persrechter in een toelichting.

In het hoger beroep besluit het hof naast een tweede nog een derde deskundigenrapport te laten schrijven. Die onderzoekers krijgen anders dan de eerdere rapporteurs „onvoldoende zicht op de belevingswereld” van Thijs om tot een advies over de toerekeningsvatbaarheid te komen. Desondanks blijkt uit hun rapport dat ze Thijs op belangrijke onderdelen in zijn verklaringen over de moorden niet geloven. Ook geloven ze niet in een langdurige psychotische periode en twijfelen ze of hij wel echt dood wilde toen hij zijn polsen, enkels en nek doorsneed.

Verkes: „Dat rapport creëert een soort schijnwetenschappelijkheid. De onderzoekers doen alsof ze supervoorzichtig zijn door geen advies te geven, maar trekken wel allerlei conclusies. Als ik lid was van een commissie die moest beoordelen of de rapporten naar een rechter mochten, dan zou ik de eerste twee rapporten doorlaten en van dat derde rapport zou ik gezegd hebben: dat voldoet niet aan alle eisen. Ik vind dat in het laatste rapport is toegewerkt naar de conclusies.”

Al stellen de laatste onderzoekers zelf vast dat ze „onvoldoende zicht” op Thijs hadden, toch zullen juist hun conclusies van grote invloed zijn. Het OM verhoogt de strafeis in hoger beroep naar dertig jaar en tbs, of levenslang voor het geval het hof helemaal niets van de psychische stoornis van Thijs gelooft.

Het hof veroordeelt Thijs Hermans uiteindelijk tot tweeëntwintig jaar en tbs. Net als voor de rechtbank en het OM is het belangrijkste argument voor het hof dat Thijs keuzevrijheid had tijdens de moorden en „op een doordachte en doelgerichte manier” te werk ging, ook al werden de daden van Thijs „tot op zekere hoogte bepaald door een stoornis.”

Volgens Verkes slaan OM én de rechters met hun redeneringen vanuit forensisch psychiatrisch oogpunt de verkeerde weg in. „Ik heb het idee dat deze magistraten denken dat als je psychotisch bent, dat die verwardheid ook de hele tijd zichtbaar is. Dat is niet zo.” Met het uitgangspunt van het hof dat Thijs, omdát hij keuzes maakte, niet volledig ontoerekeningsvatbaar zou zijn, is Verkes het fundamenteel oneens. „Dat een psychose zou betekenen dat je geen keuzemogelijkheid meer hebt, dat is echt niet waar,” bevestigt Verkes het standpunt van het Pieter Baan Centrum. De keuzevrijheid die iemand dan heeft, moet je binnen die psychose zien, legt hij uit. „De afweging om iemand om het leven te brengen, is natuurlijk totaal gestoord. Het is een keus, maar bínnen die waan. Daar is die schulduitsluiting van volledige ontoerekeningsvatbaarheid juist voor bedoeld.”

„Ik kan me voorstellen dat mensen zich daar ongemakkelijk bij voelen. Maar dat is toch wat we, als we rustig nadenken over hoe de wet er uit moet zien, hebben bedacht. En tbs is echt een zware maatregel, die wel degelijk als straf wordt ervaren door de betrokkene, maar die toch ook veel controlemogelijkheden heeft om in de toekomst recidive te voorkomen.”

Volgens Verkes hebben de magistraten in deze zaak ten onrechte „de witte jas aangetrokken en zich deskundigheid toegeëigend door het PBC-rapport zo in twijfel te trekken” en zou het goed zijn als de zaak van Thijs H. opnieuw beoordeeld zou worden. „In het belang van de zaak-Thijs H., maar ook in het belang van hoe wij het in Nederland doen. Dit is niet goed gegaan. Niet wat betreft rechtvaardigheid, maar ook niet zoals de wetgever het bedoeld heeft.”

Verkes maakt zich vooral zorgen om het risico dat hij op steeds meer plekken ziet ontstaan waar deskundigen gehoord worden: „Dit moet niet het begin zijn van een trend zijn dat wat de experts van bijvoorbeeld het Pieter Baan Centrum zeggen maar een mening is waarvoor je ook iets anders in de plaats kan stellen.”

De advocaten van Thijs hebben inmiddels al aangekondigd in cassatie te gaan. Ze wachten nog op het proces-verbaal van de zittingen van het hof voordat ze die daadwerkelijk in kunnen dienen.

Evelien, zijn moeder, zegt: „Thijs wordt als dat monster gezien. Dat is hij niet. Thijs Hermans is niet ‘Thijs H.’. ik heb weleens gezegd: had-ie mij maar doodgestoken. Als je je moeder doodsteekt, krijg je geen gevangenisstraf als je psychotisch bent; alleen tbs. Dan word je als patiënt gezien en krijg je de hulp die je nodig hebt.”



Beeld Mikko Kuiper (portret), Lynne Brouwer (bewerking)

Lees verder…….