De grootste vervuilers krijg je niet snel weg

Stikstof Voor dwang wil het kabinet niet kiezen. Maar hoe kan het 500 tot 600 piekbelasters wel laten stoppen?

Veehouderij in Noord-Groningen. Van technische oplossingen in stallen om de uitstoot van stikstof te verminderen wordt vaak te veel verwacht.
Veehouderij in Noord-Groningen. Van technische oplossingen in stallen om de uitstoot van stikstof te verminderen wordt vaak te veel verwacht.

Foto Kees van de Veen/HH/ANP

Na alle tractorprotesten en hooibalen op snelwegen kiest het kabinet voor een zachte aanpak. Voorlopig worden géén vergunningen van boeren ingetrokken om stikstof terug te dringen. Voorlopig komt er géén deadline van een jaar voor de grootste vervuilers, de ‘piekbelasters’, zoals bemiddelaar Johan Remkes vorige week adviseerde.

Het kabinet hoopt boeren vooral te verleiden tot vrijwillige uitkoop. Daarbij kunnen boeren óók schoner werken op andere manieren, benadrukt de regering net als Remkes. Met technische vernieuwing (innovatie), minder vee per hectare (extensiveren) óf door verder weg van natuurgebieden te verhuizen.

Hopelijk zal gedwongen bedrijfsbeëindiging zo slechts bij „enkele” boeren nodig zijn, vervolgt Remkes.

Maar hoe realistisch zijn deze overige manieren om de uitstoot van piekbelasters terug te dringen?

Soms is een alles-in-één-oplossing mogelijk, zoals bij de Oostelijke Vechtplassen in Noord-Holland. Hier moest de provincie nog 700 hectare natuurgebied creëren, vertelt beleidsadviseur grond Jaro Verhoog van de provincie.

Een melkveehouder van 65 jaar wilde stoppen en liet zich uitkopen voor zo’n 2,5 miljoen euro. Een andere collega in de regio wilde die plek best overnemen. Hij ging biologisch boeren met een ‘slimme’ meststal en natuurbeheer langs de slootkant. Een stukje Utrechts natuurgebied werd aangesloten en meegerekend.

Resultaat: meer natuur, minder stikstof – maar ze zijn er nu wel al 3,5 jaar mee bezig. „Dit lukt niet overal, het is een hele puzzel”, zegt Verhoog. „Het begint met boeren die naar voren stappen en willen meewerken.”

Minder dieren per hectare

De piekbelasters zijn het product van de schaalvergroting in de landbouw na de Tweede Wereldoorlog. Tussen 1950 en 2020 daalde het aantal boerenbedrijven van 410.000 naar 52.000. Maar het aantal hectares en dieren per boer is door de tijd sterk toegenomen. Nederland telt nu 11,4 miljoen varkens, 3,8 miljoen koeien, 13,3 miljoen schapen en geiten en 100 miljoen kippen, aldus het CBS.

„Extensieve veeteelt, zoals Remkes dat in zijn rapport beschrijft, hebben we in Nederland vrijwel niet”, volgens Martha Bakker, hoogleraar landgebruiksplanning aan Wageningen University & Research. „Bij extensieve veeteelt, die het ecosysteem niet schaadt, moet je denken aan één koe per hectare. In Nederland hebben boeren zo’n twee koeien per hectare – het dubbele. En voor intensieve veehouders, met stallen vól geiten, varkens en kippen, is extensiveren een bijna ondenkbare stap.”

Extensiveren kán wel, zegt Bakker, maar zij ziet het meer als oplossing voor de langere termijn – niet voor de vijf- tot zeshonderd piekbelasters waar Remkes het in zijn rapport over heeft.

Ongeveer 60 procent van de boeren boven de vijftig jaar – ongeveer twintigduizend bedrijven – heeft geen opvolger, beschrijft Remkes. De overheid kan die grond via natuurlijk verloop opkopen, en doorverkopen onder voorwaarde van extensivering, zegt Bakker. „Dan kom je in tien jaar tijd echt al heel ver.”

Verhuizen van boeren

Remkes stelt verder voor om boeren te verhuizen of te herverdelen over vier verschillende zones: van rood (intensieve veeteelt) tot groen (biologische landbouw). Hij heeft dit idee ontleend aan een artikel van hoogleraar Bakker, maar volgens haar zien veel mensen dit onterecht als „een volksverhuizing”. „Als de overheid genoeg melkveehouders op termijn kan overhalen tot extensiveren, zal dat verhuizen best meevallen.”

Verhuizen is wel een optie voor de intensieve veeteelt met varkens, geiten en kippen, zegt zij – maar ook weer niet op de korte termijn. Bakker: „Zulke stallen kun je clusteren in ‘agroparken’, zoals je die in China al hebt. Voor een varken maakt het niet uit of hij in een volle stal op het Brabantse platteland of in een volle stal twaalf hoog op de Maasvlakte staat. Zo’n dier zit zijn hele leven binnen. Zo’n agropark kan heel duurzaam opereren, en qua dierenwelzijn een verbetering betekenen.”

Grote vervuilers kunnen hun uitstoot ook via innovatieve technieken terugbrengen, volgens Remkes. Een simpele, maar dure oplossing is de stal op het erf verplaatsen, zegt Gerard Migchels, onderzoeker aan de Wageningen University & Research, en gespecialiseerd in innovatie op landbouwgebied. „Het verschilt enorm in de stikstofneerslag of een stal 200 of 1.000 meter van een kwetsbaar natuurgebied afligt.”

Technische oplossingen in de stal zelf kunnen in de toekomst ook voor een lagere uitstoot zorgen, zegt Migchels. Agrotechbedrijf Lely werkt aan een apparaat dat poep en plas van koeien scheidt en zo de stikstofuitstoot in de stallen fors terugdringt, zegt Mighels. Zelf claimt Lely een reductie van 70 procent tot stand te kunnen brengen, maar wetenschappers betwijfelen dit.

Verschillende onderzoeken concludeerden de afgelopen jaren al dat technische oplossingen hun beloftes vaak niet waarmaken. Onderzoekers uit Wageningen concludeerden zo’n vier jaar geleden dat door boeren veelgebruikte luchtwassers, die de stallucht zuiveren voordat die wordt uitgeblazen, minder rendement hadden dan gedacht. En het CBS stelde in 2019 dat de uitstoot van ‘duurzame’ stalvloeren, die poep en plas van vee ook scheiden, waarschijnlijk flink hoger blijft dan gedacht.

’Erg ambitieus’

Technische oplossingen in stallen werken alleen als de boeren de apparatuur op de juiste manier gebruiken, werpt Migchels tegen. Om energiekosten te sparen, besluiten sommige boeren de luchtwasser bijvoorbeeld ’s nachts uit te zetten. En duurzame stalvloeren werken alleen, zegt hij, als de stalvloer goed onderhouden en schoongehouden wordt.

Naar verwachting zijn er over vijf jaar sensoren die de uitstoot op het boerenerf goed kunnen monitoren. „Boerenbedrijven die hun zaken niet op orde hebben, vallen dan door de mand.” De apparatuur wordt al gebruikt door fabrieken op de Maasvlakte, maar zijn nog te duur voor de landbouw, zegt Migchels.

Het kabinet noemt Remkes’ deadline van één jaar om boerenbedrijven te beëindigen die geen maatregelen willen nemen en niet willen verhuizen „erg ambitieus”. Is het vrijwillig uitkopen van zoveel mogelijk piekbelasters, waar het kabinet nu op inzet, realistisch?

„Dat lijkt me lastig”, bevestigt Martijn Vink van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL): „Een deel van de piekbelasters zijn grote, efficiënte, rendabele bedrijven met toekomstperspectief. Die zijn vaak helemaal niet geïnteresseerd in vrijwillige uitkoop.”

Vink publiceerde vorige week een uitgebreid onderzoek waarin hij de uitkoopregelingen van de afgelopen 25 jaar analyseerde. De belangrijkste conclusie: het Rijk heeft te hoge verwachtingen van deze regelingen. Het kabinet heeft 7,4 miljard euro gereserveerd om veehouderijen te sluiten, de grootste kostenpost van de 24 miljard die is gereserveerd voor de stikstofaanpak. Maar voor de uitkoopregelingen die het Rijk de afgelopen jaren startte, was veel minder animo dan gehoopt; de veel kleinere budgetten uit het verleden werden nooit opgemaakt.

Remkes vindt daarbij dat de piekbelasters zo „ruimhartig mogelijk” moeten worden gecompenseerd. De bewindslieden van het ministerie van Landbouw moeten hiervoor toestemming regelen in Brussel, volgens hem. Ook dat is makkelijker gezegd dan gedaan, zegt Vink. „Staatssteunregels lijken een financiële stimulans wel toe te staan, maar vragen ook de zekerheid dat de veehouder in Nederland of daarbuiten met die compensatie niet opnieuw begint. Dat maakt een ruimhartige vergoeding niet meteen aantrekkelijk.”

En tot slot: dwang

De allerlaatste optie, zegt het kabinet, is dwang. Daarvoor zijn er twee smaken: onteigening of het intrekken van vergunningen. Voor infrastructurele projecten wordt er regelmatig onteigend. En de afgelopen jaren onteigenden provincies ook mondjesmaat voor natuurherstel. Onteigening zorgt echter voor veel weerstand vanuit de agrarische sector en kan leiden tot slepende juridische procedures, die jaren kunnen duren. Zo heeft de onteigening van boeren in de Hedwigepolder ruim tien jaar geduurd, zegt Vink, en daar ging het om een relatief kleine groep boeren en niet om honderden.

Met het intrekken van vergunningen heeft het Rijk helemaal geen ervaring, zegt Vink. Uit een analyse van het RIVM in opdracht van het kabinet die vrijdag is gepubliceerd, blijkt dat dit zo’n anderhalf tot vijf jaar kan duren. De stikstofruimte die hiermee vrijkomt, kan uitsluitend worden gebruikt voor natuurherstel, niet om andere boeren stikstofruimte te geven. Volgens Vink is het zeer de vraag hoe de rechter zal reageren op een verzoek om een vergunning in te trekken. „Het resultaat is ongewis.”

Lees verder…….