‘Als kunstenaar wil ik van mijn kunst leven’

Verdienen en uitgeven ‘Sociaal kunstenaar’ Domenique Himmelsbach de Vries (39) verdient doorgaans minder dan het minimumloon. „Maar er zit een stijgende lijn in.”

Foto Bob van der Vlist

in

‘Tijdens mijn middelbareschooltijd in Friesland vond ik weerklank in de punkcultuur. Ik voelde mij soms eenzaam, een andersdenkende. Nadat de toenmalige kunstacademie in Kampen me had afgewezen, rolde ik het kraakcircuit in. In 2001 kraakte ik met drie anderen de vervallen fabriek van chipsfabrikant Golden Wonder in Zwolle. Daar heb ik een jaar gewoond.

„In de fabriek organiseerde ik optredens voor toerende bandjes, uit Zagreb tot New York, en opende een kleine bar. Het entreegeld gaf ik aan de bands. Van de baropbrengsten, hooguit 50 euro per maand, kocht ik pindakaas, brood en elektroden voor mijn lasapparaat. Geitenkaas, gebak en groenten haalde ik uit afvalcontainers van grote supermarkten. Meer had ik niet nodig. Het gaf een gevoel van complete onafhankelijkheid, iets wat ik wil blijven ervaren.

„In mijn werk probeer ik een stap voorbij activistische kunst te zetten. Activisme stopt energie in het conflict en legt de schuld bij de ander. Dat vind ik zonde. Als sociaal kunstenaar zet ik humor en sociale interactie in om belangrijke onderwerpen, zoals het Nederlandse migratiebeleid, voor een groot publiek bespreekbaar te maken.

„Als kunstenaar maak je een keuze: of je neemt een bijbaan, of je leeft volledig van je kunst. Ik koos voor het laatste. Mijn kunstenaarschap is een onderneming, waar ik veel tijd en geld in investeer. De laatste tijd merk ik dat ateliers en musea mij vaker weten te vinden. Doorgaans verdien ik onder het minimumloon, maar er zit een stijgende lijn in.”

uit

‘Voor een van mijn projecten – zestig houtsneeportretten van ongedocumenteerde vluchtelingen – investeerde ik 2.500 euro in anderhalve kilometer 300-grams zuurvrij Hahnemühlepapier. Door een gelimiteerde editie te verkopen, hoop ik die kosten terug te verdienen.

„Met een dochtertje en de maandelijkse huur voor mijn atelier is financiële zekerheid belangrijker geworden. Wat overblijft, stop ik in een buffer. Ik zie dat spaargeld als een verzekering: tijdens de coronapandemie was het mijn redding. Ik kreeg wel een tegemoetkoming, maar dat was geen vetpot.

„In 2012 kocht ik een motorboot, die ik ombouwde tot tiny houseboat en tijdens de eerste coronagolf renoveerde. Op het achterdek heb ik een kwart van een caravan geplaatst. Dat werd mijn slaapkamer. De woonboot heeft mij geholpen te overleven in Amsterdam, dat met veel gentrificatie kampt. Ik heb er zeven jaar op gewoond. Hopelijk kan ze als artistiek object blijven voortbestaan, in een beeldentuin van een museum bijvoorbeeld.

„Met mijn gezin ben ik op zoek naar een atelierwoning. Lastig, want daar zijn er maar 250 van in de stad. Maar terugverhuizen naar het platteland wil ik niet. In Amsterdam sta ik midden in een stroom aan nieuwe mensen en ideeën.”

Lees verder…….