Concertgebouworkest speelt met nieuwe chef Mäkelä een Mahler vol zangerigheid én testosteron

Recensie


Muziek

Concertgebouworkest Vrijdag leidde de 26-jarige Fin Klaus Mäkelä met een overrompelende uitvoering van Mahlers Zesde symfonie zijn eerste concert als aanstormend chef-dirigent van het Concertgebouworkest.

Het Concertgebouworkest onder leiding van toekomstige chef-dirigent Klaus Mäkelä (26).
Het Concertgebouworkest onder leiding van toekomstige chef-dirigent Klaus Mäkelä (26).

Foto Marco Borggreve

Stress? Niet zijn temperament. Opgewonden was hij wel, naar eigen zeggen. Maar op een goede manier: „Alsof je je liefde voor het eerst in het openbaar deelt.”

Eind juni werd bekend dat het Concertgebouworkest de 26-jarige Fin Klaus Mäkelä heeft gekozen als nieuwe chef-dirigent. Vrijdag leidde hij zijn eerste concert in die rol: als nieuwe „artistiek partner” ofwel toekomstig chef-dirigent. Vijf weken is Mäkelä er dit seizoen en dan per seizoen een week meer tot in 2027 zijn twaalf weken per seizoen omvattende chef-schap echt start.

De vuurdoop had Mahlers Zesde symfonie als hoofdmoot: Amsterdams kernrepertoire waarvan je uitvoeringen door voorgangers als Bernard Haitink en Mariss Jansons zo op Spotify vindt (of in je hoofd). Zijn voorganger, de ontslagen chef Daniele Gatti, deed in 2014 trouwens óók met de Zesde zijn intrede – maar wie denkt nog aan al die verleden uitvoeringen? Met de keuze voor de jonge en aimabele teamspeler Mäkelä lijkt echt een nieuw tijdperk aangebroken.

Historisch

Het concert, onderdeel van de Summer Nights in het Concertgebouw, was stijf uitverkocht, (deels) door een ander dan het vaste orkestpubliek. Mäkelä werd met een welwillend applausje begroet: eerst maar eens horen. Maar na Mahlers Zesde was de zaal om en volgde met het extatische applaus het gevoel getuige te zijn geweest van een historische avond.

Wat typeert Klaus Mäkelä nu we hem, na een reeks coronaconcerten, eindelijk voor een volle zaal en met het volle orkest aan het werk konden zien en horen? Kaija Saariaho’s intense Orion (2002) bleek een stevige, veelzijdige opening, met Mäkelä als sierlijk voorganger op een woeste route langs orkestrale erupties. Je besefte meteen: Mäkelä’s dansante lichaamstaal is wezenlijk onderdeel van zijn kracht. Met één wenk kan hij het orkest laten zwieren, een verticaal heupbonkje zet een markant moment aan en met een (schaarse) stampvoet weet hij een syncope een extra duwtje te geven.

Enerverend

In Mahlers enerverende Zesde symfonie haalden zowel Mäkelä als het orkest alles uit de kast. Je voelde je rijk: wat een orkest en wat een spelers – van hoorniste Katy Woolley met haar smeltend prachtige solo tot hoboïst Alexei Ogrintchouk en primarius Liviu Prunaru. Dat een volle Grote Zaal voor Mäkelä onwennige materie is, hoorde je overigens óók. Veel passages hadden een dimensie zachter gekund, sommige momenten (zeker in het koper) klonken nu érg hard en scherp. En toch was dat niet zozeer een bedenking als wel een observatie – ondergesneeuwd door een belangrijker doorbrekend inzicht: Mäkelä klikt onder andere zo goed met orkesten doordat je voelt en ziet dat hij ook zelf genot ontleent aan de klank waarvan hij middelpunt en aanstichter is. Als zich nu al één Mäkelä-effect laat voorspellen, is het dat: de aanstekelijke werking van authentiek enthousiasme.

Viel er al een Mahler-stijl te bespeuren? Mäkelä (hij leidde deze symfonie vorige maand ook in Tokio) hield greep op de structuur, bijvoorbeeld door herhaalde thema’s contrastrijk uit te serveren. Het was een Mahler vol zangerigheid én testosteron; fel en aards, in de hemelse doorkijkjes minder etherisch dan denkbaar – hoewel in het openingsdeel ook een Notenkrakerachtige speelsheid doorklonk (34). Het slotdeel met zijn nachtmerrieharpen en doodse kloppen was omineus en overweldigend. Het deed nu al enorm uitzien naar het volgende concert, met Sibelius Vierde symfonie en Mozarts Requiem in vocale droombezetting. Als de seinen niet bedriegen wordt het met Klaus Mäkelä tien jaar lang heel lekker muziek maken.

Lees verder…….