Column | Theetraining

Ellen Deckwitz

Laatst zag ik een foto van mezelf als kleuter, waarop ik een kopje thee drink. Handjes stevig om de mok, mondje geconcentreerd aan de rand. Eronder, in het handschrift van mijn vader: ‘Pip voor het eerst helemaal zelf aan de Earl Grey.’ Ik had een lange weg naar zelfstandigheid afgelegd, mijn ouders waren als de dood dat ik brandwonden op zou lopen. We waren begonnen met lauwe thee uit een flesje, gevolgd door zo’n plastic beker met twee handvatten en een deksel met tuitje. Ik herinner me hoe mijn moeder me daarna voordeed hoe je veilig thee dronk uit een kopje: blazen blazen blazen, heel langzaam de eerste slok naar binnen slurpen om de boel nog extra af te koelen. Ik heb het altijd jammer gevonden dat mijn theetraining stopte toen ik in staat bleek om de boel brandblaarvrij naar binnen te werken. Voor wijn zijn er hele cursussen waarbij aan het kleinste aspect van de nip aandacht wordt besteed en je de zaligste nuances leert op te merken, maar voor thee bestaan er nog maar weinig van dat soort workshops, wat zonde is, want er is zoveel dat je kan leren koesteren.

Neem bijvoorbeeld het moment waarop je het glas tegen de onderlip zet, de geur opstijgt naar de neus en zo een prelude in de luchtwegen vormt op wat het lichaam straks verwelkomt. Dan is er de teug, waarbij de hele mond wordt verwarmd, de tanden zachtjes gaan gloeien en de tong even in een bad van jasmijn, zoethout of bergamot ligt. Vervolgens is er het doorslikken en de heerlijke gloed die dan door de borstkas trekt. Het gehemelte wordt prettig stroef door de theïne terwijl vanuit de luchtpijp rustig de afdronk opstijgt, de keel streelt met een bloemfris of juist rokerig aroma en ten slotte is er het bittertje dat je laat snakken naar een volgende kop.

Als je niet weet waar je op moet letten, als je alleen maar hebt geleerd dat thee slechts een tussendoortje is, een bijzaak van het gesprek, een formaliteit na het diner, iets om de dorst mee te lessen, is er gewoon zoveel dat je misloopt. Hoe ouder ik word, hoe meer ik daarvan doordrongen raak. Dus tegenwoordig geef ik de jongste leden van mijn familie theeles. We hebben het over smaaklagen en temperatuurschakeringen, ik leer ze stil te staan bij elke slurp en slik.

„Het is grappig”, zei mijn achternichtje van negen onlangs. „Door zoveel over thee te praten lijk ik steeds meer te proeven!”

En daar draait het uiteindelijk om. Met elke teug te groeien, meer te zien, meer te voelen en, ten slotte, meer te leven.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.

Lees verder…….