Column | Putje

Marcel van Roosmalen

Ik stond met Lucie van Roosmalen (6) in de rij in/rond/bij Schiphol. Ze mocht met haar vader mee naar Zwitserland, zoals ik ooit met mijn vader naar een congres in Hannover mocht. Het geplande uitstapje was bedoeld als verrassing, maar zo voelden die uren niet. Het was haar eerste kennismaking met het menselijk tekort.

Schiphol valt sowieso altijd tegen, maar door omstandigheden waren de mensen nog lelijker, afzichtelijker en afschuwelijker dan alle andere keren bij elkaar opgeteld. Het was aangekondigd leed, we konden helaas niet zeggen dat we niet voorbereid waren.

Eigenlijk kon het alleen nog maar meevallen.

Die gedachte droegen de meesten van ons in het achterhoofd mee.

„Duurt het net zo lang als in de Efteling?”, vroeg ze na een half uur dapper zijn met een scheef mondje. Op de Schiphol-app veranderde de wachttijd van twee naar drie poppetjes.

„Piekdrukte, lekker dan”, ging het door de rijen.

Een vrouw in korte broek die we bij heel veel bochten tegenkwamen, je slingert je met elkaar een eind in de rondte door niemandsland, hield de moed er veel te nadrukkelijk in. We hoorden haar wel tien keer zeggen dat het haar meeviel. Met die soort heb ik het het moeilijkst. Je kunt ze in het kleinste hok stoppen en nog had het erger gekund, pas als je ze dubbelvouwt, beginnen ze te piepen.

We kregen oog voor elkaars zwakheden, de lelijkheid kwam tevoorschijn.

De vieze wrat in de nek van de man voor ons was ook Lucie van Roosmalen opgevallen. „Hij beweegt”, zei ze. „Er zitten oogjes op. Het lijkt wel een vlieg.” Iemand met humor zei: „Nee hoor, dat is gewoon kanker.”

Er stond ook een BN’er in de rij.

Ik herkende hem, hij mij.

Elke keer als we elkaar troffen, zei hij dat ik het niet moest wagen om hem ergens op te voeren.

„Nee hoor, natuurlijk niet”, zei ik, maar van die belofte kreeg ik, elke keer als ik die opgestoken duim voorbij zag komen, meer spijt.

Een voordringer, iemand die ons opzijduwde omdat hij anders een vlucht zou missen. Hoe zou dat voelen om duizend keer voor asociaal, lul of idioot uitgemaakt te worden? Om ons heen vielen de eerste kleine kinderen van ellende om, de mijne droeg haar kruis met verve. Weer een bocht, uitzicht op nog honderden lotgenoten. Met de finish in zicht werden ze radicaler, ik begon te begrijpen waarom Daniel Koerhuis van de VVD juist hier zijn gezicht had laten zien aan het begin van de crisis. Als hij niet kaal was geweest, had ik kunnen schrijven: hij hoort hier, als een dot haar in het doucheputje.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.

Lees verder…….