Column | Overleven

Ellen Deckwitz

Zondagmiddag was ik gezond en had ik bij mijn weten geen acute problemen en toch voelde ik me vanuit het niets opeens heel erg verdrietig. Dat overkomt iedereen weleens, maar in plaats van de bui even uit te zitten of iets nuttigs te gaan doen zoals opruimen of sporten of mijn belastingaangifte, begon ik te graven. Waar kwam dit gevoel vandaan? Speelde er iets dat ik nog niet besefte maar al wel voelde?

Ik ging na wat ik afgelopen week allemaal had meegemaakt, liet de momenten als Rolodex-kaartjes door mijn vingers gaan maar vond geen enkele overtuigende aanleiding voor de sipte. Toen ging godzijdank de telefoon.

„Ik heb een nieuw gehoortoestel waarmee ik nu met bluetooth kan telefoneren!” brulde oudoom Karel (Extreem Oud) in mijn oor. „Hoe is het daar?”

Toen ik hem uitlegde dat ik leed onder het niet kunnen herleiden van een emotie, lachte hij me uit.

„Seneca!” tetterde hij. „Die schreef eens iets heel interessants over het verschil tussen de Romeinen en de Etrusken, aan de hand van hoe zij naar de bliksem keken. De Romeinen geloofden dat die ontstond doordat twee wolken toevallig op elkaar knalden, de Etrusken dachten juist dat de goden de wolken op elkaar lieten botsen zodat het daaropvolgende weerlicht de mensheid iets aan het verstand kon peuteren. Met andere woorden: de Romeinen geloofden dat er soms dingen gebeuren die verder niets betekenen, terwijl de Etrusken in alles een teken der voorzienigheid zagen. Jij gaat ervan uit dat je je sip voelt omdat er iets aan de hand is, maar voor hetzelfde geld is het gewoon een stemming die vanuit het niets komt en ook gewoon weer overwaait. Ik zou niet al te Etruskisch naar je humeur kijken. De Etrusken zijn immers niet de winnaars van de geschiedenis.”

Die gedachte hielp me bijna de dag door, tot er, eenmaal in bed, tot me doordrong dat ook de Romeinse beschaving uiteindelijk op een niet al te feestelijke manier ten onder ging. Nou ja, dacht ik, wat maakt het allemaal ook uit. Het vinden van een aanleiding verklaart je gevoelens weliswaar maar maakt ze niet ongedaan, je moet er alsnog doorheen.

Ik staarde naar het plafond en dacht aan wat mijn oude biologieleraar altijd zei, dat evolutie niet draait om het gelukkiger maken van de soorten, maar om het overleven ervan. En zo lag ik veilig en mild chagrijnig onder de dekens.

Zie mij eens gaan, dacht ik, met trillende lippen. Zie mij eens overleven.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.

Lees verder…….