Column | Olympische borstvoeding

Deze zomer zullen er op de Olympische Spelen van Parijs voor het eerst hotelkamers zijn waar atletes die borstvoeding geven, terechtkunnen met hun baby’s, vlak buiten het olympisch dorp, las ik deze week. Ik trok een wenkbrauw op. En de andere ook. Atletes die borstvoeding geven, tijdens de Spelen? Op het moment dat je de allerbeste, allerfitste, allersterkste versie van jezelf moet zijn? Dat kan toch niet? Borstvoeding geven en topfit zijn gaat helemaal niet samen.

Terwijl deze gedachten door mijn hoofd schoten, vroeg ik me direct af waarom ik zo’n sterke mening heb over iets wat eigenlijk heel goed nieuws is. Ik ben de eerste die ervoor pleit vrouwen óók in de sport te behandelen als vrouwen, met alles wat daarbij hoort. Zwangerschapsverlof, maar ook kolfruimtes, of voedruimtes in dit geval. Als dat niet kan in het olympisch dorp, omdat daar nu eenmaal geen familieleden worden toegelaten, dan is het een uitstekend idee dat er op een steenworp afstand mogelijkheden zijn.

Het was vooral de Franse sterjudoka Clarisse Agbégnénou die zich hiervoor heeft ingezet, en het Franse olympisch comité heeft naar haar geluisterd. Ze was al tweevoudig olympische kampioen en vijf keer wereldkampioen toen ze moeder werd. Elf maanden na de geboorte van haar dochter maakte ze haar comeback, tijdens de WK in Doha vorig jaar. Ze had haar baby mee, en voedde haar tussen de wedstrijden door. Dat ging goed: Agbégnénous dochter mocht gewoon mee de dojo in – zolang ze de wedstrijden maar niet verstoorde.

Zo hoorde ik ook wielrenster Ellen van Dijk in haar podcast vertellen over hoe ze haar zoon borstvoeding geeft terwijl ze haar trainingsregime weer heeft opgepakt. Ze beviel in oktober en maakt komende week haar rentree in het peloton. Haar doel is goud op de tijdrit in Parijs. Van Dijks sport ziet er natuurlijk anders uit dan die van Agbégnénou: voor een gemiddelde training zit Van Dijk al snel tussen de vier en zes uur op de fiets. Haar zoon drinkt om de drie uur. Dat betekent: kolven, en vooral geen pech krijgen onderweg. Een superstrakke planning dus.

Ik snap perfect dat je je kind borstvoeding geeft als je in de trainingsfase bent. Het moet fantastisch zijn als dat lukt, en zowel moeder als baby kunnen er flink baat bij hebben: borstvoeding geven draagt bij aan een sneller postpartum herstel, en het terugkomen op je pre-zwangerschapsgewicht. Bovendien zitten er in moedermelk antilichamen en andere beschermende stoffen; moeders en baby’s worden daardoor minder snel ziek. Maar zo gauw je weer aan wedstrijden begint, zeker aan de belangrijkste van je leven, wil je toch niets aan het toeval overlaten? Borstvoeding geven kost enorm veel energie. Het druist zo in tegen het idee dat je als topsporter egoïstisch en volledig op jezelf gericht zou moeten zijn.

Tot nog niet zo heel lang geleden druiste een kind krijgen tijdens je carrière ook tegen zo’n beetje alle wetten van de topsport in. Inmiddels zijn er steeds meer sporters die laten zien dat het uitstekend kan. Clarisse Agbégnénou werd bij haar rentree op de WK in Doha tussen de borstvoedingen door meteen weer wereldkampioen. Het zal heus per sport en per sporter verschillen, maar ik moet met schaamte bekennen dat het ontzettend conservatief is om te denken dat borstvoeden en een wereldprestatie neerzetten niet samengaan.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.