Zitten er grenzen aan de schaatshulp van Nederland?

Marten Liiv was thuis, in Estland, om bij familie en vrienden bij te komen van het schaatsseizoen waarin hij derde was geworden op het EK sprint, een unicum in de Estse sportgeschiedenis, toen hij het nieuws hoorde. In april 2023 pakten Estse media er groot mee uit, en onder meer Õhtuleth, ’s lands grootste tabloid, besteedde aandacht aan het bericht uit Nederland.

Al snel had Liiv trainer Erwin ten Hove, van zijn Nederlandse schaatsploeg IKO, aan de lijn. Die legde hem uit dat de schaatsbond KNSB had besloten dat vanaf het seizoen 2024-2025 goede, buitenlandse schaatsers niet meer welkom zijn bij Nederlandse commerciële teams. Dat zou betekenen dat Liiv in de zomer voor de Winterspelen in Milaan en Cortina d’Ampezzo, in februari 2026, op zoek zou moeten naar een nieuwe ploeg en locatie om zijn sport te beoefenen.

Liiv vertelt erover in het clubhuis naast de Jaap Edenbaan in Amsterdam, op de teampresentatie van IKO in oktober. Dit weekend komt hij, net als de Belg Bart Swings die ook in dienst rijdt van de Nederlandse ploeg, in actie tijdens de eerste wereldbekerwedstrijden van het seizoen in het Japanse Obihiro. Samen met Jordan Stolz, de Amerikaanse wereldkampioen op de 500, 1.000 en 1.500 meter die sinds dit seizoen voor Team Albert Heijn Zaanlander uitkomt, zijn ze de drie voornaamste buitenlandse langebaanschaatsers in Nederlandse dienst.

Lang hebben ze niet in onzekerheid hoeven leven: binnen drie maanden schortte de KNSB het plan op tot na de Spelen van Milaan. „Er ontstond zoveel onrust dat de route naar de komende Winterspelen onder druk kwam te staan en we er niet meer rustig over konden praten”, zegt technisch directeur Remy de Wit over die beslissing.

Voor de buitenlandse schaatsers en hun teams was het niettemin schrikken, de Nederlandse schaatsxenofobie. „Ik wist dat het heel moeilijk zou worden als ik op zoek zou moeten naar een andere ploeg of locatie”, zegt Liiv. Tegelijkertijd was Swings, olympisch kampioen op de massastart, niet heel erg verbaasd toen hij hoorde van het initiële plan, zegt hij op de teampresentatie van IKO. „Ik wist dat het ook al in het shorttrack speelde en dat er bij de KNSB al enkele jaren over werd gesproken. Maar raar was het wel.”

Grote erelijst

Swings schaatst het grootste deel van zijn carrière in Nederland en komt al jaren op zowel de langebaan als in het marathoncircuit uit. Vanwege zijn grote erelijst, waarop onder meer olympisch goud, zilver en een wereldtitel (allen op de massastart) prijkt, werd de 32-jarige Belg ineens hoofdpersoon in de zaak. „Ik kreeg van alle Belgische kranten en televisieprogramma’s telefoontjes over hoe het zat. Advocaten boden zich aan om uit te zoeken of het juridisch wel kon.”

Terwijl Swings, die zijn grootste successen op de relatief nieuwe en lager aangeschreven discipline van de massastart behaalde, zichzelf niet als een grote bedreiging ziet voor het Nederlandse schaatsen. „Ik denk niet dat het een grote meerwaarde zou zijn als je buitenlanders weert van het ijs. Ik ben ook niet de eerste buitenlander die voor een Nederlandse ploeg rijdt, hè.”

Bij Team Albert Heijn Zaanlander hebben ze ruimschoots ervaring met buitenlandse schaatsers. Volgens trainer Jillert Anema hebben ze de laatste tien jaar er altijd wel minstens één in de ploeg gehad, van de Amerikanen Casey FitzRandolph en Heather Bergsma (voorheen Richardson) tot de Fransman Alexis Contin en nu de Amerikaanse wereldkampioen Stolz. Op het moment dat de KNSB dit voorjaar haar besluit bekendmaakte, had Anema net een mondelinge overeenkomst gesloten met Stolz om bij zijn team te komen schaatsen. „Ik denk dat ze die maatregelen hebben ingesteld omdat het was uitgelekt dat we Stolz gingen binnenhalen.” Dat ontkent Remy de Wit van de KNSB, die zegt dat met de teams was afgesproken dat er in aanloop naar het seizoen 2023-2024 een beslissing over de buitenlandse schaatsers genomen zou worden.

Dalende trend

Vanuit de Nederlandse schaatsbond is de achterliggende gedachte simpel: er moeten zoveel mogelijk medailles worden gepakt op de Winterspelen. Het aantal behaalde plakken op de laatste twee edities in Beijing (12) en Pyeongchang (16 ) was lager dan in Sotsji (23). Om die dalende trend te stoppen, moet eigen talent voorrang krijgen, aldus de KNSB. „Wij zijn verantwoordelijk voor de prestaties van de Nederlandse schaatsers, dus daar ligt als technisch directeur mijn prioriteit”, zegt De Wit.

Daarom besloot hij dat buitenlandse schaatsers die wereldwijd bij de beste acht op een afstand horen, voortaan niet meer in actie mogen komen tijdens de zogenaamde ‘topsporturen’, de dagdelen waarop het ijs en de fitnessruimtes in schaatsstadion Thialf in Heerenveen gereserveerd zijn voor de commerciële topploegen. De faciliteiten worden grotendeels bekostigd door de KNSB en sportkoepel NOC-NSF, en dus zouden de verdiensten daarvan uitsluitend voor Nederlandse schaatsers bestemd moeten zijn.

Voor die argumentatie kunnen de buitenlandse schaatsers en hun coaches deels begrip opbrengen, zeggen ze. „Ik snap dat het nationale olympisch comité er geld insteekt en daarom wil dat de Nederlanders ervan profiteren”, zegt Marten Liiv. Maar de schaatsbond gaat er volgens Bart Swings aan voorbij dat Nederlandse schaatsers ook kunnen profiteren van de mogelijkheid om te trainen met buitenlandse concurrenten. „Ik vind het heel kortzichtig van de KNSB.”

Anema noemt het een win-winsituatie dat de Amerikaanse wereldkampioen Stolz bij zijn ploeg rijdt. „Ik begrijp de gedachtegang van de KNSB, maar voor ons geldt: goede schaatsers maken je team beter. Neem de bochtentechniek van Jordan: ik kan wel iets honderd keer uitleggen, maar hij kan het voordoen. Als hij dat één keer doet, dan steken de andere schaatsers daar direct iets van op.”

De Est Marten Liiv (rechts) eerder dit jaar tijdens de EK in Hamar, Noorwegen.
Foto Vincent Jannink/ANP

Ook bij Team IKO zien ze vooral de voordelen van de aanwezigheid van Swings en Liiv. Niet alleen heeft de naamgevende sponsor, met hoofdkantoor in België, zich mede dankzij Swings aan de ploeg verbonden, maar „Bart en Marten helpen op dagelijkse basis de andere sporters beter te worden”, zegt trainer Martin ten Hove. Onder meer Joy Beune is door de aanwezigheid van Swings het afgelopen seizoen een stuk harder gaan schaatsen, zegt hij. „Ik vind dat je dat soort kennis in huis moet halen, en niet achter de schutting moet houden.”

Olympische startbewijzen

De buitenlandse schaatsers en hun coaches wijzen ook op de negatieve gevolgen die de Nederlandse uitsluiting zou kunnen hebben. „Op deze manier maken ze de sport een beetje dood”, zegt Liiv, de enige schaatser uit Estland die meedoet op het wereldtoneel. Volgens hem zijn er in zijn eigen land geen faciliteiten waar hij op niveau zou kunnen trainen. „Mijn ontwikkeling zou tot stilstand komen.”

Swings vindt dat de KNSB op deze manier de merkenteams uit eigen land in de weg zit. „De schaatssport zou veel groter kunnen worden door toe te staan dat commerciële teams, en niet alleen landen, op wereldbekerwedstrijden mogen uitkomen. Maar als je dan geen buitenlanders in die teams gaat toestaan, groeien we daar nooit naartoe. Zo houd je de sport klein.”

Schaatscoach Ten Hove wijst op de voorbeeldfunctie die schaatsland Nederland heeft. „Als een van de beste schaatslanden ter wereld hoef je het niet zo te spelen. Je hoeft niet elke buitenlandse schaatser te helpen, maar ze zo voor de voeten lopen, dat is het andere uiterste.” De KNSB kan zich beter sympathiek opstellen, zegt hij, met het oog op de olympische startbewijzen. „Nederland heeft er een belang bij om het aantal schaatsers dat per land naar de Spelen mag zo groot mogelijk te houden. Dan is het niet verstandig om de strijd aan te gaan, zo maak je internationaal geen vrienden.”

Technisch directeur De Wit wijst van de hand dat de KNSB zich niet inzet voor de internationale schaatssport. „Wij hebben het Center of Excellence van de internationale schaatsbond ISU, waar buitenlandse talenten terecht kunnen, naar Nederland gehaald, omdat we vinden dat we een verantwoordelijkheid hebben om de sport verder te helpen. Maar er is wel een verschil tussen de breedte en de top.”

De Wit beaamt dat de manier waarop de discussie is verlopen, volgende keer anders moet. „De manier waarop het nu is gegaan, dat doet Nederland geen goed. Omdat het niet voor het eerst was dat dit onderwerp ter sprake is gekomen, had ik een andere reactie van de teams verwacht. Ik denk dat er wederzijds aannames zijn gedaan die voorbarig waren. En we hadden het misschien met andere woorden moeten communiceren.”

Vaststaat dat de ploegen en de schaatsbond het nog niet met elkaar eens zijn. Voor De Wit is het laatste woord over dit onderwerp nog niet gezegd; de schaatsbond wil in 2026 het dossier opnieuw gaan bekijken. „Alle niet-Nederlandse rijders zijn welkom in Nederland en topteams zijn autonoom in wie ze op hun loonlijst zetten. Maar ik ben voor Nederland en ik wil winnen, en ik stel ter discussie of we daarvoor kampioenen van buiten nodig hebben.”