Column | Natuurlijk heb ik met de havermelkelite meer gemeen dan ik soms hoop

We bezochten een schapenboerderij. „Wat ruikt dit héftig”, kreet de oudste, in Petit Bateau-regenjas gestoken, bij de geur van vette wol en ammoniak die ons vanuit de stal toewalmde. We liepen langs de schapen. Mijn zoon aaide een lammetje met één vinger. Het miezerde. Mijn designerregenlaarzen bleken niet waterproof.

In het winkeltje kochten we kaas en biologische honing. Ik hoorde mezelf met zo’n stedelijke rrr ‘Supergaaf, die wollen pantoffels’ zeggen. En ik zag, vanuit mijn ooghoeken, hoe de boerin even een wenkbrauw optrok.

Terwijl: ik ben opgegroeid op het platteland. Mijn zus was boerin. Ik had een leblammetje, dat ik geduldig poedermelk voerde en urenlang over d’r stugge krulletjes aaide, tot ze de kartonnen doos waarin ze woonde met haar schonkige poten kapottrapte. En nu liep ik als een alien over deze boerderij.

Er bestaat al een poos een account op Instagram, getiteld ‘Havermelkelite’, dat de levenswijze van een bepaald type stedelijk jongmens op de korrel neemt. Of het nu de vrolijke nagellak voor allen, de toy poedels, de sober-futuristische Uniqlo-outfits, het vreemde Kinderen voor Kinderen-toontje van de talloze meisjes en jongens in de talloze podcasts, de piepkleine zonnebrilletjes, microdosing, miracle mornings, gepersonaliseerde menukaarten in Cradam of de schurft is: er valt genoeg te lachen om het snobistische getut van deze jonge elite. Het desbetreffende account beweegt zich tussen milde kritiek en bewondering voor deze groepering, die snelwegen bezet voor het klimaat, maar ook een skin routine heeft met producten ter waarde van een (gewone) fiets.

Om eerlijk te zijn vind ik de esthetiek en de aanstellerij van de Havermelkers amusant. Ik hou ervan. De hele vibe is soms net zo pretentieus en weird en zelfbewust als de generatie die in de jaren 70 en 80 naar Studio 54 ging. Alleen dan met therapie en stappentellers. En natuurlijk heb ik meer gemeen met ze dan ik soms hoop, al weerhoudt het burgerlijke gestumper met drie kinderen me van een voltijds lidmaatschap.

Maar er is een keerzijde.

Kersverse import-stedelingen poetsen de provinciale drek van hun schoenen en zien het als een bewijs van goed gedrag. ‘De rest van Nederland’ is voor de Havermelker een poldergebied vol grappige huisjes waar een soort lelijke Laven wonen, die plakjes leverworst op een schaal laten rondgaan tijdens zwijgende kringverjaardagen en een vergeelde nicotineduim opsteken als het over Caroline gaat.

Tijdens een weekend get away naar de Achterhoek neemt de Havermelker nog net geen spiegeltjes en kraaltjes mee. Of veel erger: zegt in een TikTokfilmpje ‘dat ze bijna spiegeltjes en kraaltjes hadden meegenomen, wat eerrrrg!’

Ze begrijpen niet dat arrogantie gelardeerd met relativerende disclaimers nog veel vernederender is. Ze begrijpen niet dat de rest van Nederland naar ze kijkt alsof ze water zien branden. Ze zien niet in hoe erg ze gehaat worden.

Mijn vader prentte me altijd in dat je waarde wordt gedefinieerd door je vermogen jezelf gelijk te schalen aan ieder ander, of het nu om de aspergesteker of de gereformeerde huismoeder ging. Maar om dat te kunnen moet je ze kennen.

„Aai dat schaap eens met je hele hand”, zei ik opeens tegen de oudste. Ik stapte in een plas, mijn sokken werden nat.

Nu maar hopen dat de boerin ook keek.

Lees verder…….