Column | Muntjes

We waren op de kermis in Wormerveer. Het was druk, in de wijde omgeving was op eerste paasdag verder niets te doen. Toen het begon te regenen besloot ik met Lucie (8), Leah (7) en Frida van Roosmalen in de tent met de muntjesautomaten te gaan staan. Eva Hoeke stond even verderop de menselijke soort te observeren. Uit de boxjes aan het tentzeil kwamen de hele tijd dezelfde boodschappen: het was leukste gezinsattractie, vijftig muntjes voor tien euro, de automaten niet trappen of slaan.

De muntjes moesten in een gleuf, met een beetje geluk vielen ze gunstig en namen dan in hun val andere muntjes, of plastic schijven met punten, mee. De muntjes kon je opnieuw erin gooien, de plastic schijven kon je opsparen tot je heel veel punten had. De prijzen waren borrelglaasjes, oordopjes voor een mobiele telefoon, diamanten ringen en vooral knuffels. Sommige knuffels waren groter dan een gemiddeld kind.

Ik besloot een bakje muntjes te kopen. Ik temperde de verwachtingen en zei dat het een geluksspel was. De vrouw achter de automaat naast de onze stoorde zich hieraan. Ze had al vier bakjes vol met plastic schijven en hield de dochters voor dat ze hun worpen moesten timen. Tegelijkertijd kreeg ik een conflict met een man omdat Frida van Roosmalen muntjes uit zijn geldlade had gepakt, die ik vervolgens in onze automaat had gegooid.

„Wel tien muntjes.”

Er zat niets anders op dan nieuwe muntjes te kopen. Voor de kassa stond een lange rij. Toen ik terugkwam werden de dochters juist belaagd door twee pubers die op onze automaat wilden spelen. Ik trad daadkrachtig op. We behaalden uiteindelijk twee bakjes vol met mooie plastic munten, er zaten er tussen die goed waren voor duizend punten. Hardop filosoferend over de knuffels die we zouden kiezen, meldden we ons weer bij de kassa. Ik wees de knuffels aan die we wilden hebben, maar de kermisexploitant hielp ons uit de droom. Met veertigduizend punten kon je geen knuffels kiezen, zeker niet als je een bekende Nederlander bent, want hij had me heus wel herkend.

We gingen naar buiten met twee pakjes kauwgum, een plastic handgranaat en een gezichtsmasker. Als ik wilde kon ik er een winkel mee overvallen. Dat hebben we uiteindelijk niet gedaan.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.