Column | ‘Mij ontbreekt het wel eens aan een tulband’

Marjoleine de Vos

Modemerken en ook modeshows hebben nogal eens de neiging om hun model onder een mooie rok of jurk hoge hakken met afgezakte kousen aan te trekken of grote spekzolige schoenen. Ook tonen ze graag blote witte beentjes in flinke herenschoenen. Zijn ze bang dat het anders te braaf wordt? Het inspirerende karakter van de foto neemt wel af als je de zaak opsiert met lelijke of ondraagbare elementen.

Niet dat ik daar last van heb, ik heb mijn eigen stijlicoon.

David Hockney.

Vorig jaar om deze tijd las ik Spring Cannot Be Cancelled, een boek van kunstcriticus Martin Gayford over hoe Hockney in Normandië schilderde en dat was een enorm opwekkend boek, zo’n boek dat je goed kunt gebruiken als je denkt dat de wereld door Covid heel klein is geworden. Helemaal niet! Er is altijd van alles te zien, dat gevoel bezorgt Hockney je. Zijn diepgaande interesse in wat kijken en wat zien is, is enorm inspirerend. Steeds weer stelt hij de vraag wat onze blik eigenlijk doet en hoe je dat zichtbaar kunt maken in het platte vlak.

Daar in Normandië maakte hij een soort tapijt van Bayeux, maar dan geschilderd (dus ik bedoel eigenlijk: een heel lang werk) waarop je zijn huis en tuinen en omgeving in Normandië ziet en ziet hoe die veranderen met de seizoenen, alles in die heldere Hockneykleuren. Het soort kleuren dat je zelf helemaal niet ziet als je je roestige tuin in kijkt met molshopen, bruine sprieten en dood blad – ik zou best eens een Hockney kunnen gebruiken om mijn blik wat op te fleuren. Mij ontbreekt het wel eens aan een krachtige winterboom.

Dat laten schilderijen je wel vaker voelen, terwijl ze je ogen verwennen, dat het je ook aan iets ontbreekt, en dat iets zit vooral in jezelf. Denk aan dat gedicht van Jan Emmens: „Wat nu de Saul van Rembrandt betreft, / mij ontbreekt het wel eens aan een tulband en iemand/ die harp of harpsichord voor mij speelt”. Meteen zie je die schitterende tulband van de verdrietige koning Saul, die zo warm opblinkt uit Rembrandts donkere achtergrond, en een veel kleinere David die onder in de hoek harp of harpsichord speelt, terwijl Saul een rood gordijn tegen zijn ogen drukt. Het gedicht vervolgt: „aan een scepter en een bescheiden gordijn/ om tranen mee af te drogen”.

David Hockney (links) tijdens een lunch vorige maand op Buckingham Palace.
Foto Aaron Chown / POOL / AFP

Dat is wel ver verwijderd van de wereld van David Hockney, en ik ben nooit in de verleiding geweest om koning Saul als stijlvoorbeeld te kiezen, ondanks die mooie tulband met zijn dofgroenige strepen en die losse rode mantel.

David Hockney daarentegen heeft al op de omslag van dat voorjaarsboek iets heel aantrekkelijks aan: een dun, wollen, lichtblauw vest over een turquoise pullover en een wit overhemd, hij heeft een rode das om en een witte pet op. Misschien klinkt dit lelijk. Maar het staat zeer vrolijk. Op andere foto’s draagt hij groene vesten, blauwe overhemden, altijd een wijde broek en vaak een rode das, soms een strik. Soms een oranje overhemd en een blauw vest. Soms een gestreept vest.

Alles eraan vond ik leuk en ik besloot in gedachten te houden als ik weer eens iets in grijs of bruin uit de kast haalde: het kan ook als David Hockney. Je hoeft geen gekke schoenen aan om de zaak op te tillen.

Laatst was hij op bezoek bij de Engelse koning. Zwart-wit ruitjespak aan, daaronder gele crocs. Ik laat hem er niet om vallen. Als we ten onder gaan, dan toch terwijl we goed om ons heen kijken en zien dat, inderdaad, alles gekleurd is.

Lees verder…….