Column | Het grootste obstakel voor goede nachtrust

Zaterdagavond werd ik wakker op de bank. Het laatste wat ik me herinnerde was dat ik tegen een uur of acht mijn ogen heel even sloot en poef, opeens was er drie kwartier verstreken. Suf kroop ik in bed, om elf uur later te ontwaken. Voor het eerst in tijden had ik een volle nacht slaap gepakt zonder er ook maar iets voor te hebben gedaan. Gewoonlijk komt de rem-fase pas na een heel ritueel: scheut valeriaanthee erin, oogbollen masseren, zakdoek met lavendelolie erbij, oordoppen in, slaapmasker op en driemaal de 4-7-8-ademhalingsoefening. Met een beetje mazzel haalde ik dan nét de zes uur. Nu had ik zonder enige voorbereiding, ziekte of oververmoeidheid, een half etmaal geslapen. Verontrust belde ik mijn zus, die me als psycholoog vast wel kon uitleggen wat er mis was.

„Niks aan de hand”, zei ze. „Je hebt gewoon lekker geslapen.”

„Maar ik deed jarenlang allemaal dingen om in slaap te komen, terwijl ik het blijkbaar ook prima zonder kan!?!”

„Nou ja”, zei ze, „veel mensen hebben een hele reeks gebruiken om de slaap te lokken: yoga, meditatie, mantra’s, het slikken van allerlei homeopathische onzin. En ondertussen missen ze het punt.”

„En dat is?”

‘Dat slecht slapen meestal een teken is. Dat je te veel stress hebt, te lang op je mobiel zit of bepaalde waarheden maar niet onder ogen wilt komen. Of dat er fysiek iets speelt waarvoor je naar de dokter moet. Dan kan je wel allemaal supplementen of rustgevende technieken inzetten, maar beter vat je de koe gewoon bij de horens.”

„Dus”, zei ik, „dat ik opeens zonder zijwieltjes kan slapen wil zeggen dat ik alles op de rit heb?”

Ik was daar zo blij mee dat ik niet meer luisterde naar wat ze verder nog zei. Die avond lag ik met een brede glimlach in bed. Ik zou elk moment in slaap kunnen vallen, dat móest wel, want ik had geen problemen, dat had mijn vorige coma immers bewezen.

Uiteraard deed ik geen oog dicht.

„Ik dacht dat het goed ging met mij!”, jammerde ik de volgende dag tegen mijn zus.

„Nee, je bent een keertje zonder bezweringsrites in slaap gevallen”, mompelde ze. „Dat wil echt niet zeggen dat alles op orde is. Er is bij jou sowieso nog altijd één enorm obstakel waardoor de slaap nooit helemaal gegarandeerd is.”

„En dat is”, vroeg ik angstig.

„Je persoonlijkheid.”

Oh, was dat het! Er viel een last van mijn schouders. Die nacht zeker drie uur geslapen als een os. En mezelf daarna tot aan het morgengloren aan één stuk door lopen vergeven, voor het feit dat ik nou eenmaal ben wie ik ben.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.

Leeslijst