Column | Het alledaagse heeft zijn onschuld verloren

Ellen Deckwitz

Deze maand is het honderd jaar geleden dat T.S. Eliots The Waste Land verscheen, u weet wel, het beroemde gedicht dat begint met die nog beroemdere regel „April is the cruelest month”. Het is geen vrolijk universum dat Eliot hierin schetst: de aarde is donker en doorzeefd met „rattengangen…waar de doden hun botten verloren”. Uit de regels spreekt besluiteloosheid over wat je aan moet met de uren die je ter beschikking staan: „Wat zal ik nou doen, wat zal ik doen?… En wat doen we morgen?/ Wat doen we wanneer dan ook?”

Uit de tekst spreekt een gebroken vertrouwen in het bestaan, onder meer ontstaan door de Eerste Wereldoorlog en de Spaanse-griepepidemie, die er bij een gevoelige man als Eliot allebei flink inhakten. De vrede was teruggekeerd, de economie was soort van stabiel, alles was veranderd. De onaantastbaarheid van het bestaan was niet meer vanzelfsprekend.

Onlangs gaf ik poëzie aan een club scholieren die net zijn begonnen aan hun eindexamenjaar. Ik vroeg hun wat ze straks wilden gaan studeren. Ze wisten het niet, omdat het onzeker is wat er allemaal nog gaat gebeuren.

„Misschien stort de economie wel in”, zei er een.

„Misschien is er dan een kernoorlog”, zei een ander. Een jongen mompelde dat er ook nog een nieuwe pandemie kan komen.

Ik wilde hen opvrolijken maar wist niets te bedenken. Het alledaagse heeft de afgelopen jaren, dankzij oorlog, corona en het wegvallen van talloze zekerheden, zijn onschuld verloren, wat je verwachtingen van de toekomst aantast.

Dit weekend liep ik door mijn stad. Ik ken er inmiddels blind de weg, maar toch voelde het anders. De ruimte had niet meer het geruststellende van het gekende. Meer het onheilspellende dat er ieder moment iets vervelends kon gebeuren. Thuis herlas ik maar The Waste Land. Om me even te warmen aan de woorden van iemand die ook in een grillige periode leefde, die ook bang was. Die zich, net als ik, bevond in een wereld die leek op degene waarin hij zich ooit veilig voelde maar die hem inmiddels steeds meer angst aanjoeg.

Ergens in The Waste Land staat ‘Wat voor wortels klampen zich vast, wat voor takken/ groeien uit deze bende van steen? Dat weet je niet,/ mensenkind, je hebt geen idee, je kent alleen/ een berg gebroken beelden.’

Ondertussen vul ik de uren maar met poëzie om die gebroken beelden te leren verdragen. Probeer ik hoop te putten uit het idee dat er uit het puin takken groeien.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.

Lees verder…….