Column | Gunfactor

Marijn de Vries

Als je in het woordenboek achter „gunfactor” kijkt, dan staat daar: Wilco Kelderman. Ik kon hem wel naar de finish bovenop de Peñas Blancas blazen, want veel meer dan een miniem zuchtje had hij niet nodig, zo leek het. Zo lijkt het altijd bij Wilco Kelderman. Waar anderen schokkend en schuddend lossen, rijdt Wilco gestaag door. Grote molen. Draaien. De schouders deinen licht van links naar rechts. Als Richard Carapaz demarreert, beslissend voor winst van de twaalfde etappe van de Vuelta, spat de ellende er vanaf. Hij lijkt zijn onderkaak in de bovenkaak te willen persen. Al zijn tanden gromt hij tot aan de wortel bloot.

Als Wilco fietst lijkt hij geen centje pijn te hebben. Soms schreeuw ik wel eens naar het scherm. Harder, Wilco, harder! Want ondanks dat hij snoeihard rijdt, ziet het er altijd uit alsof hij harder kan. Dit keer fluisterde ik slechts een beetje. Toe dan Wilco, bijt die kiezen op elkaar. Je bent zo dichtbij, je kunt de overwinning bijna ruiken. Erop en erover, of desnoods onder het asfalt door.

Dan komt de camera dichterbij. Ik zie dat Wilco ook zijn kiezen op elkaar heeft. Ook hij knarst het glazuur er bijna af. Maar hij doet dat zoveel subtieler dan Carapaz, subtieler dan wie dan ook. Hij lijdt zonder dat je hem ziet lijden. Omdat zijn gezicht altijd vriendelijk blijft staan. Zelfs als hij afziet als de beesten ziet Wilco er nog engelachtig uit.

Ik zou willen dat Wilco mijn broertje was. Hij is het liefste broertje van de wereld

Wilco wordt de man van glas genoemd. Hij valt zo vaak, en breekt dan ook vaak iets. Wilco is niet alleen de man van glas, maar ook de man van dons. Zo zacht. Het is een dodelijke omschrijving van een man, dat weet ik, maar ik zou willen dat hij mijn broertje was. Volgens mij is Wilco het liefste broertje van de wereld. Zo eentje die je rustig met jouw afwasbeurt opzadelt, omdat hij voordat hij het doorheeft al staat te dromen met jouw theedoek in zijn hand. Wilco ziet eruit als een goedzak. Dat is hij voor anderen, denk ik, maar hij is een klootzak voor zichzelf. Of beter: dat was hij lange tijd.

Zijn carrière leek een succes zonder einde te worden toen hij doorbrak als talent. Beter dan iedereen van zijn generatie, zelfs beter dan Tom Dumoulin. Wat Wilco kon, kon niemand. Hij trainde hard, en nog harder. Hij at weinig, en nog minder. In plaats van alles winnen wat voorspeld werd, werd hij tweede. Of derde. Of vierde. Misschien is Wilco wel de beste klassementsrenner die nooit een grote ronde won. Het klassement werd van een droom een kwelling. Een nachtmerrie, een juk.

Ik heb er grenzeloos veel zin in dat Wilco volgend seizoen voor Jumbo-Visma rijdt. Ik zie hem daar op Robertgesiaanse wijze huishouden op kop van het peloton. Lekker sleuren, al die gasten groen van ellende laten zien, in dienst van een kopman die kan winnen. Laat het klassement nu maar aan een ander. En ga lekker doen waar je goed in bent: keihard fietsen, zonder alle ogen op jou gericht.

Iedereen weet wat dat voor Robert Gesink heeft gedaan. Die bloeide op en straalt al jaren van oor tot oor. In het kielzog kwamen overwinningen. Etappetje hier, rood truitje daar. Meer dan ieder ander gun ik dat Wilco ook.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.

Lees verder…….