Column | Een soortement van hobby

Jozef, onze kater, maakt sinds we in een tussenhuis zitten lange tochten door het dorp. Waarschijnlijk naar Zandweg 17, het oude huis. Even kijken hoe het daar is. Soms, als hij te lang weg is, lopen we de straat op en roepen we zijn naam. We kunnen niet zonder hem. „Is-tie wel gecastreerd?”, vroeg een van onze tijdelijke overburen, een boer, toen hij me hoorde roepen.

„Anders is-tie geil.”

Ik wist niet zeker of het zo was.

Zo niet dan wilde de tijdelijke overbuurman hem wel helpen.

„Ik pak hem wel een keer, stop hem in een jute zak, dan ga ik er op zitten, sneetje met een scherp mesje en dan druk ik het er zo uit. En bloeden doet het niet, want er zitten daar geen aders.”

Ik moet hem verbaasd hebben aangekeken.

„Al duizenden keren gedaan. Op het aanrecht. Ik vraag er vijf euro voor. Goedkoper dan de dierendokter. En ik vind het leuk, het is een soortement van hobby.”

Ik vroeg niet door, maar kreeg het toch.

„Varkens heb ik gedaan, honden ook. Bokken. Het principe is hetzelfde. Je drukt ze er zo uit. Met verdoving kan ook, dan sla ik ze met een stuk hout op de kop.”

„Bij Jozef hoeft het niet”, zei ik voor de zekerheid, want voor je weet wordt je dier uit goedertierenheid door de overburen neergeknuppeld.

‘Jammer”, zei de man, „ik had het graag gedaan. Had je nog korting gekregen ook.” „Doe je ook mensen?”, vroeg ik. Hij moest even nadenken. „Wel bevallingen”, zei hij. „Ik heb het kind van mijn zus gehaald. In de stal. Als je het hoofdje ziet moet je eraan trekken. En als dat niet meegeeft gebruik je een tang. Dat spreekt zich rond. De dokter is er toch nooit. Ze zijn tot nu toe allemaal gelukt.”

Ik moet hem vreemd hebben aangekeken, het verklaarde veel, maar niet alles.

Hij begon keihard te lachen om zijn eigen humor.

„Ik doe toch geen bevallingen, idioot. Dat doe ik toch niet. Hahaha, ik doe toch geen bevallingen. Dat geloven ze alleen in de stad. Ik doe alleen castraties.”

Daar kwam Jozef aan.

Hij zakte door zijn knieën.

Het dier liep in zijn armen, hij pakte Jozef vast, draaide ’m om en zette hem weer op de grond.

„Die heb ik al gedaan.”

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.