Column | Belofte

Een tijdje geleden interviewde ik voor een bundel iemand die meer dan tien jaar lang alcoholist is geweest. Nadat ze vertelde over de verwoestingen die de verslaving had aangericht, vroeg ik haar wat er nou eigenlijk voor had gezorgd dat ze er definitief mee kapte. Haar kinderen? Of toch haar gezondheid?

„Ik hield ermee op”, zei ze, „toen ik doorkreeg dat het niet meer werkte.”

„Dat wat niet meer werkte?”

„De drank! Hij deed het niet meer, was defect! Ik werd natuurlijk nog wel dronken, maar de onrust die ik ermee probeerde te bedwingen verdween niet meer, sterker nog, ze nam op een zeker moment met elke slok alleen nog maar toe. Toen wist ik dat het genoeg was.”

„Je stopte zelfs niet een klein beetje voor jezelf of je omgeving?”, probeerde ik nog.

„Als ik heel eerlijk ben”, zei ze met fonkelende ogen, „en ik weet dat het niet best klinkt, hield ik op met drinken omdat de alcohol zijn belofte niet meer inloste.”

Belofte. Dat klonk alsof drinken voor haar een vloeibare deal was. Je nam de hoofdpijn, het trillen, de kosten en het sociale isolement voor lief, zolang je maar een paar uur per etmaal verlost was van alle spanning. Je voedde het zoals je een beest voedt, in de hoop dat het beest je dan even niet meer aan zou vallen.

Ze is natuurlijk de enige niet. In mijn omgeving lijken maar weinig mensen er echt tegen bestand, wat niet zo gek is in dit soort gekke tijden. Ik ben gestopt met tellen hoeveel flessen er op de feesten door gaan, want ik begrijp het. Een borrel is een uitweg, jezelf even losweken van gepieker over oorlog, geld of klimaat.

„Het is niet alleen de schuld van de gebruikers”, zei mijn kennis. „Vanuit de overheid wordt er ook weinig gedaan. Drinken wordt wel veroordeeld, maar niet echt aangepakt.”

Nee, anders zouden er op whisky-etiketten allang foto’s van Mel Gibson zijn geplakt om de effecten ervan aan te tonen, net zoals er nu uitgeteerde longen op pakjes sigaretten staan. En had men de accijnzen allang opgeschroefd tot Noorse proporties.

„Ach, weet je, het gevaarlijkste aan drank is natuurlijk niet dat de alcohol zelf zo verslavend is”, zei ze. „Al helpt dat natuurlijk niet. Het linke is dat het een chemische vorm van geruststelling is. Een knuffel in een fles.”

Ze nam een slok water.

„Verslaving is gemuteerde liefde”, zei ze.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.