Cappella Amsterdam schittert in de ‘Boetepsalmen’ van Schnittke

Recensie Muziek

Klassiek De ‘Boetepsalmen’ van Schnittke vormen een hoogtepunt in de twintigste-eeuwse koormuziek. Cappella Amsterdam zong het werk in Leiden vervoerend.

Repetities voor de opname van het album met de ‘Boetepsalmen’ dat deze week verschijnt.
Repetities voor de opname van het album met de ‘Boetepsalmen’ dat deze week verschijnt. Foto Diederik Rooker

Op de meeste muziek ben je op zeker moment wel uitgekeken, maar je hebt ook stukken die je iedere dag zou kunnen uitvoeren zonder dat ze ooit gaan vervelen. Dat zegt dirigent Daniel Reuss, die deze week met zijn koor Cappella Amsterdam een kleine tournee maakt met de Boetepsalmen van Alfred Schnittke. De Boetepsalmen behoren tot die tweede categorie: het is een meesterwerk dat zijn geheim nooit prijsgeeft en nooit zijn betovering verliest.

De uitvoering zaterdagavond in Leiden kende kleine oneffenheden, maar was over de hele linie schitterend en vervoerend. Duidelijk was dat Schnittkes werk op dezelfde hoogte staat als Rachmaninovs Vespers, op. 37. Bij wijze van voorprogramma zong Cappella samen met jong zangtalent van Nieuw Vocaal Amsterdam delen uit dat koorwerk. Zoals de jonge zangers zich aan de professionals optrokken was hartverwarmend om te zien én horen.

Schnittke (1934-1998) was een joods-Russische componist van Duitse komaf. Hij schreef de Boetepsalmen in 1988 voor de herdenking van duizend jaar Russisch-orthodoxe christenheid, op anonieme zestiende-eeuwse teksten. Het onderwerp is schuld en boete: van de verdrijving uit het paradijs voert het werk via de historische moord op twee prinsen door hun oudere broer – de eerste Russische martelaren – naar het woordeloze laatste deel. Bovenstaand citaat van Reuss komt uit een meerdelige podcastserie die Cappella Amsterdam gemaakt heeft over Schnittke en de achtergronden van het werk, te beluisteren op alle podcastplatforms.

Lees ook het interview met Daniel Reuss: ‘Orlando di Lasso spreekt nog steeds tot ons’

Striemend clusterakkoord

Schnittke noemde zichzelf een ‘polystilist’. Hij kon muziek schitterend laten derailleren – een beroemd voorbeeld is zijn eerste Concerto grosso, waarin een barokdansje constant langs de atonale afgrond scheert. Zulke dingen gebeuren ook in de Boetepsalmen. In deel IV loopt alles vast in een striemend clusterakkoord, dat vervolgens openbreekt in een tonale hemel. Maar de spirituele kern, geworteld in de traditie van Russisch-orthodoxe liturgische zang, is zonneklaar en maakt dit koorwerk relatief toegankelijk.

Reuss en Cappella hebben de Boetepsalmen onlangs ook opgenomen voor een prachtig album dat deze week verschijnt. Ze baseren zich voor hun uitvoering op een autograaf van Schnittke, die op bepaalde punten afwijkt van de gepubliceerde partituur. Het RIAS-koor was in 2016 het eerste koor dat deze versie gebruikte. Het opvallendste verschil is de allerlaatste samenklank: de fluisterzachte dissonant die bij eerdere opnames bleef liggen, lost nu op naar een goddelijk D groot. Ook het begin is anders bij Cappella: de chromatische bassen die Adam wenend aan de poort van het paradijs bezingen, klinken directer en voller dan bijvoorbeeld bij het Deens Nationaal Radiokoor uit 1996.

Maar het belangrijkste: in Leiden zong Cappella Amsterdam Schnittkes meesterwerk met bezieling en grote klankschoonheid. Deze muziek hoeft niet licht en gemakkelijk te klinken, ze bevat nu eenmaal razendmoeilijke liggingen, overgangen en sprongen; ze is gebolsterd, en ze werd zaterdag glorieus veroverd op zulke technische hindernissen.

https://www.youtube.com/watch?v=FfnzVnNfav4

Lees verder…….