Bomen omzagen, uit liefde

Boommens De komende weken praten Monique van Hoogstraten en met mensen voor wie bomen essentieel in hun leven of werk zijn. Deel 4: boombeheerder Ton Stokwielder. „Bij zo’n oude eik als deze kun je je echt opladen.”



Foto Merlijn Doomernik

Rond een enorme eikenboom in de Loonse en Drunense Duinen zijn een stuk of vijftien oudere mannen druk in de weer. Ze slepen met meterslange takken die ze zorgvuldig rond de boom leggen en woelen de grond om met rieken en hooivorken. Ton Stokwielder (54), de jongste in de groep, geeft aanwijzingen aan de vrijwilligers. Dan zegt hij: „Ik ga even een paar bomen omzagen. Ik heb nu toch een zaagbroek aan.”

Hij pakt een kettingzaag, loopt op een paar jonge eiken af. Na één, hooguit enkele halen van de zaag gaan de boompjes om. „Bomen omzagen is een onderdeel van mijn vak. Maar daar ben ik niet trots op”, zegt hij even later.

Stokwielder is boombeheerder van beroep, maar hier is hij als initiator van Stichting Wereldboom, een organisatie die bomen de kans wil geven oeroud te worden. Want ‘veteranen’ kunnen mensen een plaats bieden „om te vieren, te leven en te delen”. De zomereik – hij schat hem op 600 jaar – in het hart van dit nationaal park in Noord-Brabant is een van de negen bomen in Nederland en België die de stichting tot nu toe heeft geadopteerd als ‘wereldboom’. De bemoste takken van deze „fantastische Jerommeke” slingeren meters ver alle kanten op, de stam is ruim vijf meter in omvang. Aan de zuidkant groeit een kloon. „Toen ik 24 was, boog die tak naar de grond, nu groeit-ie daar verder, los van de moederboom, de navelstreng is verbroken. Iedere eik vermeerdert zich op deze manier, als je hem daarvoor de ruimte geeft. Maar in de bosbouw zijn we zo gericht op mooie, rechte stammetjes dat de boom daarvoor bijna nooit de ruimte krijgt.”

De eik staat midden in een uitgestrekt zandverstuivingsgebied. De vrijwilligers – de oudste is 86 – gaan hem voor de derde keer sinds 2010 verzorgen. Dat komt vooral neer op het nadoen van natuurlijke processen, legt Stokwielder uit. „We hebben net met de hele club de bodem omgewroet, want er zijn geen bodemwroeters zoals wilde zwijnen, die de vorming van humus bevorderen.” Ook het laten afsterven van bomen hoort erbij. Dat gebeurt soms door ze te ringen: de bast wordt rondom ingesneden. Ze sterven dan na een paar jaar. Zo nemen hun bladeren het licht voor de grote boom niet meer weg.

Kromme snavel

Aan het beheer van deze veteraneneik ligt een rapport van zestien pagina’s ten grondslag: over de bodem en de strooisellaag, de conditie en levensverwachting. Het bevat een bodembalansanalyse en een bioscan. Het blijkt allemaal nauw te luisteren. „Dat komt net van een verkeerde vulkaan”, zegt Stokwielder over het steenmeel dat boswachter Gerard heeft meegenomen voor de bemesting. Dit is niet de mix van mineralen die deze boom nu nodig heeft.


Lees ook over de inspanningen om een oude boom in Eindhoven te redden: De geblakerde boom gaat revalideren

Stokwielder kent het gebied al bijna zijn hele leven. Toen hij een jaar of vier, vijf was, hielp hij mee vogels te inventariseren, met zijn vader, die jager was. De liefde voor de natuur deelden ze, maar de zoon voelde soms – een nog onuitgesproken – ongemak bij wat zijn vader deed. „Een vriend van mijn vader was boswachter, ik trok veel met hem op, hielp hem kauwen vangen. Hij had een keer een hele vlucht kauwen te pakken, makkelijk zo’n zeventig. Hij kneep ze dood, want alles wat een kromme snavel had of uit de kraaienfamilie kwam moest dood. Ik deed ze in zakken. Daar stond ik dan, op mijn dertiende. ’s Avonds in bed vroeg ik me af wat die beesten nou hadden misdaan. Het was de tijdgeest, we probeerden de hele natuur naar onze hand te zetten. Dat is natuurlijk compleet misgegaan.”

De jonge Stokwielder wilde iets met bomen doen, maar zeker niet in de bosbouw. „Daar heerst een machosfeer van hele dikke bomen omzagen en daarmee op de foto als trofee.” Dus ging hij naar de hoveniersopleiding en richtte zijn eigen bedrijf op.

Gevraagd wat contact met bomen voor hem betekent, valt hij even stil, er komen emotionele herinneringen op. „Ik praat er niet mee hoor”, zegt hij dan. „Maar bij zo’n oude eik als deze, kun je je echt opladen.” Ook een bosje ratelpopulieren heeft voor hem zijn charme. „Dat is een frivole plek, waar ieder windje muziek in de kruinen geeft.”

Als we door het natuurgebied struinen, nestelt Stokwielder zich het ene moment in een oude den („het is hier net alsof je wordt omhelsd door een octopus, ik nodig jullie uit, probeer maar eens wat het doet”), het volgende moment klautert hij in een eik om te zien wat voor vlindertje er toch rondvliegt. „Aha! De groene eikenbladroller. Die rolt een eikenblaadje op en daar verstopt hij zich in tot hij ontpopt.”

Stokwielder laat ons in de ‘Brabantse Sahara’ omwegen maken om de minuscule mierenleeuw, een mierenetend insect, te aanschouwen, en gaat voorop bij een niet ongevaarlijke doorsteek door een met eikenprocessierupsen bevolkt bosje. De bestrijding van de rups is inmiddels het specialisme van zijn bedrijf geworden. Hij ontwikkelde een biologische bestrijdingswijze met een vlieg die de rups aanpakt. „We werken nu met vier, soms acht of twaalf man op allerlei locaties, afhankelijk van de plaagdruk.”

Het lange leven van bomen

Het lijkt alsof hij de omgeving op zijn duimpje kent, maar hij beseft de betrekkelijkheid van zijn kennis. „We weten nog zo ongelofelijk weinig van hoe de insectenwereld en de plantenwereld en het bodemleven onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Er is een mooi spreekwoord: de ware ontdekkingsreis is niet afreizen naar verre oorden, maar kijken met andere ogen.”

Toch gaat hij zelf ook graag op pad om bijzondere bomen te zien. Zo dwaalde hij vaak door Bialowieza in Polen, het laatste uitgestrekte oerbos van Europa, en ging hij onlangs op bomenreis naar Engeland. „Daar vind je op oude landgoederen makkelijk een eik met aan de voet een omtrek van twaalf meter. In Nederland hebben wij niet het besef dat een boom zo immens kan worden.”

Juist die ouderdom fascineert hem. „We vergelijken bomen makkelijk met mensen. Dat is handig om allerlei dingen uit te leggen, maar ook een groot misverstand. Want daardoor vergeten we dat een mens veel korter leeft dan een boom. Een boom kan bijna totaal afgestorven zijn, regenereren en honderden jaren verder leven.”

Daar heeft hij wel ruimte voor nodig, zegt Stokwielder, en daar schuilt vaak het probleem. Zijn advies aan iedereen die erover gaat, beleidsmakers vooral: richt je op oude bomen, in plaats van op zoveel mogelijk nieuwe boompjes. „Iedereen is bezig met een goed gevoeletje door het planten van bomen. Met Stichting Wereldboom zijn we daar een echte tegenhanger van. Wij zagen bomen om. En dat doen wij uit liefde voor bomen. Om ze de ruimte en tijd te geven om te leven.”

Zo’n oude eik als hier in Brabant is een levend monument, vindt hij. Daar mag wel wat meer waardering voor komen. „Voor een gebouw van 600 jaar staat iedereen op zijn achterste benen, want dat moet behouden worden. En dit moeten we allemaal met vrijwilligers doen. Het is helemaal uit verhouding hoe we oude cultuur beschermen en hoe weinig we doen voor levende monumenten.”

Lees verder…….