Alles ging goed met Temper, tot het niet meer goed ging

Platformeconomie Flexwerkersplatform Temper wilde het anders doen dan bedrijven als Uber en Deliveroo. Hoe kwam het dan toch tot een aanvaring met de vakbond?



Illustratie Timber Sommerdijk

Niels Arntz is klaar met de weerstand. Klaar met de „onzin” van vakbonden die zeggen dat zijn bedrijf Temper werknemers uitbuit, illegaal is en beter zo snel mogelijk kan verdwijnen. „Zo treurig allemaal. Eerlijk gezegd hangt het me de keel uit.”

Een dinsdagmiddag in september, in een vergaderruimte op de derde verdieping van Tempers kantoor in de Amsterdamse Riekerpolder. De locatie heeft alles van een modern techbedrijf dat de status quo uitdaagt. Overal jonge mensen met Apple-laptops, veel spaanplaat en een tafeltennistafel. Kantoorpersoneel mag werken waar en wanneer het wil. De cappuccino wordt geserveerd „zonder koetjesmelk”, aldus Arntz.

Temper (ruim 150 werknemers, van wie de meerderheid in Nederland) is een digitaal platform dat flexwerkers aan klussen in de horeca, bouw of detailhandel helpt. Het bedrijf dat Arntz in 2015 oprichtte met twee vrienden – Paul Eggink en Jeroen Jochems – staat stevig onder druk sinds de rechter in juli bepaalde dat de rechtszaak die vakbonden FNV en CNV tegen Temper aanspanden definitief door mag gaan.

Naar verwachting ligt er ergens volgend jaar een eerste vonnis in een zaak die de toekomst van Temper zal bepalen. En daarmee grote impact heeft op de Nederlandse horeca – zeer afhankelijk van Temper – en duizenden Nederlanders die via Temper aan werk komen. Het bedrijf, dat winst zegt te maken, geeft geen omzetcijfers. Een half miljoen Nederlanders hebben een account bij Temper aangemaakt.

De vraag die op tafel ligt: is Temper, zoals de bonden betogen, gewoon een uitzendbureau dat pensioen, WW en vakantiegeld voor zijn gebruikers moet regelen? Of is het een platform dat zzp’ers aan klussen helpt en geen sociale premies hoeft af te dragen? En, zoals Temper zelf zegt, iedereen de vrijheid geeft te werken voor bedrijven waar en wanneer hij dat wil.

Via Temper verdient een flexwerker in de horeca gemiddeld per uur ruim 20 euro

Gebruikers die via Temper aan een klus komen, krijgen een relatief goed uurtarief (gemiddeld ruim 20 euro in de horeca, waar Temper het grootst is) voor werk dat normaal in loondienst, door uitzendkrachten of als zzp’er wordt gedaan. Wel moeten Temper-werkers zelf geld opzijzetten voor pensioen en vakantiegeld. Voor werkgevers is iemand inhuren via Temper stukken goedkoper dan een uitzendbureau, mede omdat Temper geen werkgeverspremies hoeft af te dragen.

Volgens de bonden ondermijnt Temper daarmee „alles wat wij hier de afgelopen honderd jaar hebben opgebouwd”, zegt FNV-vicevoorzitter Zakaria Boufangacha. Dat Temper bemiddelt in werk maakt het volgens de bonden gewoon een werkgever, die weigert de lasten daarvan te dragen. „Dit kan niet”, zegt Boufangacha. „Dit past niet in Nederland.”

Dat uitgerekend Temper zo in conflict kwam met de vakbonden is opvallend. Het was Temper dat in juni 2018 een pact sloot met vakbond FNV Horeca en daarvoor al toestemming kreeg van de Belastingdienst voor de constructie die het had opgetuigd.

Waar ging het mis? NRC sprak de afgelopen weken met gebruikers, vakbonden en de oprichters van Temper. Met als belangrijkste vraag: hoe kan het model van Temper, dat jarenlang ongemoeid werd gelaten, nu ineens zo ter discussie staan?

De auto van Eric Wiebes

Het is 2011 als Jeroen Jochems voor het eerst een glimp opvangt van de magie van Paul Eggink. Eggink verdient als student bij als verkoper bij Jochems’ bedrijf Buurtkadoos, dat pakketten samenstelt voor buurtbewoners met producten van lokale ondernemers. „Ik zie hem nog binnenlopen, aan het eind van z’n eerste week. Schoenen onder het bier. Haar door de war”, zegt Jochems bij een kop koffie in een Amsterdams café. „Met in z’n achterzak een stapeltje met twaalf getekende contracten, waar twee of drie normaal was. Verkopen kon Paul als de beste.”

Jochems vertrekt bij Buurtkadoos en gaat reizen, maar wil daarna iets nieuws beginnen. Hij haalt een groep bij elkaar en gaat brainstormen. Een platform voor kappers blijkt al te bestaan. Een datingapp voor festivals die bovenaan de lijst staat en door Jochems en Niels Arntz wordt gelanceerd, mislukt. „Een geweldig idee, maar er was geen geld mee te verdienen”, zegt Jochems. Na een half jaar stoppen ze. „We gingen door met het volgende project. Zo is Temper ontstaan.” Paul Eggink, de verkoper, gaat het bedrijf leiden.

Jochems, die de techniek voor zijn rekening neemt, heeft twee voorwaarden voordat hij echt gaat bouwen aan de website. Eerst moet zeker zijn dat er daadwerkelijk klanten geïnteresseerd zijn in Temper. En twee: alles moet netjes volgens de regels. „We zijn Nederlanders”, zegt Jochems. „Geen Uber, dat hier kwam met een Amerikaanse mentaliteit en ruziet met overheid en vakbonden. Wij wilden al die frictie niet.”

Dat horecazaken best om uitzendbureaus heen willen werken om zo snel aan gekwalificeerd personeel te komen, wordt al snel duidelijk. De tweede voorwaarde van Jochems – toestemming krijgen van de Belastingdienst – is een stuk lastiger. Temper wil namelijk iets atypisch: bemiddelen bij werk voor zzp’ers, die zelf kunnen onderhandelen over hun uurtarief. Daarmee onttrekt Temper zich aan allerlei sociale verplichtingen waar uitzendbureaus wel aan gebonden zijn.

Temper ligt daarnaast, als jong techbedrijf zonder klanten, „onderop de stapel”, zegt Jochems. „Onze belastingadviseurs zeiden ook: dit krijg je niet voor elkaar.”

Als in de zomer van 2016 toenmalig staatssecretaris van Financiën Eric Wiebes (VVD) voor een lezing op de Universiteit van Amsterdam is, ziet Temper zijn kans. Jochems en Eggink trekken naar de collegezaal. Verkoper pur sang Eggink loopt na afloop met Wiebes mee naar zijn auto, baant zich een weg langs zijn beveiligers en schiet de staatssecretaris aan. „Wiebes bracht ons vervolgens in contact met de juiste mensen”, zegt Jochems.

Er volgt een gesprek met de ‘landelijke handhavingsregisseur’, de persoon die beslist of Temper van start mag. Tegen het eind van het gesprek zegt de ambtenaar van de Belastingdienst dat „hij zijn dochter dit wel ziet doen”, herinnert Eggink zich. Als hij een paar maanden later een blauwe envelop op zijn deurmat vindt met daarin een modelovereenkomst, springt hij op een stoel van blijdschap. Beide mannen weten: vanaf dat moment zijn er geen obstakels meer.

Met de goedkeuring van de Belastingdienst vallen er veel zorgen weg. Jeroen Jochems kan beginnen met het bouwen van de website. Investeerders, eerder nog wat terughoudend, raken nu wel overtuigd. Onder meer de Amsterdamse durfkapitalist Slingshot Ventures steekt in 2018 zeker 4 miljoen euro in Temper om groeiplannen te financieren.

In die jaren groeit Temper als kool. Grote ketens als cateringbedrijf Maison van den Boer en NH Hotels melden zich als klanten en het aantal gebruikers neemt snel toe. Het succes van Temper leidt tot tal van klonen – andere platformen die vaak letterlijk de teksten van Temper kopiëren en soms zelfs vergeten de naam van Temper weg te halen.

Alles ging „supergoed”, zegt Niels Arntz. „Tot het niet meer goed ging.”

FNV is in strijdmodus

Terwijl andere platformen als taxi-app Uber en maaltijdbezorger Deliveroo veel weerstand krijgen van vakbonden, denkt Temper dat te kunnen voorkomen. In juni 2018 sluit Temper een overeenkomst met FNV Horeca, waarbij Temper onder meer belooft pensioen en verzekeringen te regelen voor zijn gebruikers. De verzekering komt er ook: Temper-gebruikers zijn sinds 2019 verzekerd tegen aansprakelijkheid en ongevallen.

Dat een platform gebruikers verzekert bij ongevallen is niet gebruikelijk. En dat een vakbond en een platform samenwerken is al helemaal ongewoon. Maar Temper wil het graag netjes doen en niet, zoals sommige buitenlandse techbedrijven, onder het mom van innovatie bewust de wet overtreden en vakbonden tegen zich in het harnas jagen. En FNV Horeca denkt dat een samenwerking op termijn meer oplevert voor werkenden dan het bestrijden van Temper.

Maar die samenwerking, aangekondigd op 22 juni 2018 op de voorpagina van Het Financieele Dagblad, valt binnen FNV totaal verkeerd. De rest van de FNV blijkt helemaal niet zo enthousiast over wat de kleinere FNV Horecabond allemaal met Temper bekokstoofd heeft. De leiding van de vakbond grijpt uiteindelijk in. „Toen hebben we gezegd: laten we dat niet meer doen”, zegt FNV-vicevoorzitter Boufangacha. „Anders lijkt het net alsof je het bedrijfsmodel van Temper legitimeert.”

Vanaf dat moment communiceren de vakbonden en Temper nauwelijks meer met elkaar. Eén keer zien ze elkaar nog. Vlak nadat de coronapandemie uitbreekt – en Temper zijn model, dat afhankelijk is van de horeca, ziet instorten – komt FNV op een ochtend in oktober 2020 het Temper-kantoor binnen, vertelt Jochems. „Met spandoeken, fotografen en megafoons. ‘Temper is een uitzendbureau’, riepen ze. Daar kregen we de dagvaarding.”

Dat FNV zo omsloeg, heeft allerlei oorzaken. Betrokkenen zeggen dat de FNV al langer moeite had met Temper, dat voor een tweedeling zorgt op de werkvloer in horecagelegenheden. De laatste jaren worden de excessen op de arbeidsmarkt, waarin platformen een hoofdrol vervullen, steeds zichtbaarder. Maaltijdbezorgers, taxichauffeurs en schoonmakers die via deze platformen werken, doen dat doorgaans onverzekerd en tegen lage lonen. „Er zijn allerlei gedaantes die ervoor zorgen dat werkgevers hun ondernemersrisico afwentelen op werknemers”, zegt Dirk Koerselman van FNV Horeca. „En de overheid handhaaft niet. Daarom zijn wij in strijdmodus beland.”

De economische crisis heeft de vakbond, die al jaren kampt met teruglopende ledenaantallen, weer relevant gemaakt. En de vakbonden zijn aan de winnende hand. FNV boekte succes met rechtszaken tegen Deliveroo en Uber, waarbij de rechter bepaalde dat gebruikers als werknemer moeten worden gezien. Deliveroo vertrok als gevolg daarvan uit Nederland. De zaak tegen Uber – gewonnen door FNV – is in hoger beroep.

Op het kantoor van Temper kan Niels Arntz zijn frustratie maar moeilijk verbergen. De vakbonden zijn „supermachtig”, zegt hij, kennen iedereen in Den Haag en „hebben een oorlogskas”. Als hij met de kritiek op Temper wordt geconfronteerd, is er vooral onbegrip. „We bieden een overzicht voor studenten om aan werk te komen. Meer is het niet”, zegt hij. „Eigenlijk zijn we gewoon een heel dom platform.”

„Je zou ons moeten omarmen”, zegt Arntz. „Maar goed, laat de rechter dan maar uitmaken hoe het zit. Dit is ook ondernemerschap, hè? We gaan het aan.”

City Hall, Leiden
‘Tempers zijn eigen eilandjes’

‘Tempers’, zoals de flexwerkers genoemd worden, luisteren niet altijd naar elkaar, zegt Toby van der Meijden, bedrijfsleider bij restaurant City Hall aan het Stadhuisplein in Leiden. En dat is lastig, want dan moet je ze als bedrijfsleider alles afzonderlijk uitleggen. Dat ervoer hij toen hij nog in een hotel werkte. „Ze werken in principe voor zichzelf, en nemen daardoor minder snel iets van een ander aan. Als ik één iemand vertelde hoe iets moest, en die moest het aan een ander vertellen, kwam vaak de opmerking: maar wie ben jij om mij dat te vertellen?” Niet erg efficiënt, en ook niet goed voor de sfeer. „Tempers zijn een beetje eigen eilandjes.”

Daarom let hij er tegenwoordig, bij City Hall, op dat hij niet méér Tempers dan vast personeel in zijn team heeft. Bij het hotel waren er soms wel veertig Tempers aan het werk en maar drie vaste mensen. Bij City Hall werkt hij ook met Temper, maar „met mate”. „Maximaal één dienst per week.”

City Hall is in de coronaperiode begonnen met het digitale platform. „We zijn toen veel mensen verloren tijdens de lockdowns. Wij hadden geen werk voor ze, de GGD wel.” Om de zaak tijdens de heropeningen toch draaiende te houden, ving het restaurant de tekorten op via Temper. Hoewel hij het een handig instrument vindt, is de anonimiteit van tevoren soms wel lastig. „Soms komen mensen niet opdagen. Dat doe je minder snel bij een baas die je elke week ziet.”

Van der Meijden maakt gebruik van de zogenoemde flexpool, een pool die werkgevers kunnen aanmaken met personeel waar ze tevreden over zijn. Die Tempers komen dus met enige regelmaat werken. Maar ze worden niet betrokken bij personeelsuitjes, zegt Van der Meijden. „Ze werken niet veel, er is minder binding met het bedrijf.” Ook op de personeelsfeesten worden ze niet gauw uitgenodigd. „Dan kun je net zo goed je vaste gasten uitnodigen.”

Werkspoorcafé De Leckere, Utrecht
‘Ik moet alles uitleggen’

Michael Godwin (23) werkte in de afgelopen acht maanden in dertig verschillende keukens. Vandaag staat hij – voor het eerst – in de keuken van Werkspoorcafé De Leckere. „Elke keuken werkt anders, iedereen heeft een eigen kookstijl.” Misschien zou hij wel liever op één plek werken, zegt hij, maar Temper is wel „heel makkelijk” en „flexibel”.

In de keuken werkt, naast twee Tempers, ook één vaste kracht: Moabi De Oliveira (26). Hij loopt met een ovenschaal vol gemarineerde kippenbouten rond in de open keuken, terwijl Godwin venkelknollen schoonmaakt. Voor De Oliveira betekenen de flexwerkers „meer micromanagement” in de keuken. „Ik moet uitleggen wat we op welke manier en op welke grootte snijden, bijvoorbeeld. Maar mijn werk zou nog veel drukker zijn zónder hen.”

Straks moet de keuken misschien wel helemaal op Tempers draaien: De Oliveira gaat weg, hij heeft ergens anders een betere aanbieding gekregen. Bedrijfsleider Rob Delmotte (42) hoopt een vaste vervanger te vinden. Want, hoe tevreden hij ook is over het digitale prikbord, ook hij ziet de risico’s: „Als je niet steeds dezelfde persoon kunt krijgen, moet je de volgende dag het hele riedeltje opnieuw uitleggen. En je weet niet hoe snel iemand het werk oppakt.”

Zijn assistent-bedrijfsleider, Michael van Driel (33) vindt het daarom „altijd een beetje spannend” om met Temper te werken. „Je hebt geen sollicitatieproces gehad, dus je weet niet wat je kan verwachten. Maar je zet er wel vol op in.”

Seafood Bar, Amsterdam
‘Ze denken dat je niks kan’

Het is niet altijd leuk om een Temper te zijn. Er wordt op je neergekeken, en de vaste krachten nemen het je kwalijk dat je meer verdient dan zij, zegt barman Bram Berk (23). „Ik vroeg een collega een keer om een peuk. Jij werkt via Temper, dus je kunt prima je eigen sigaretten kopen, zei die toen.” Daar zat wat achter, merkte hij. Of mensen verwachten dat hij „helemaal niks kan” als hij ergens voor het eerst komt. „Ik heb de hotelschool gedaan, dus ik kan best wel wat.”

Inmiddels heeft hij daar geen last meer van: hij werkt eigenlijk alleen nog maar bij The Seafood Bar, een visrestaurant aan het Amsterdamse Spui, en dat drie tot vier keer per week – hij zit in de flexpool. „Ik ben onderdeel van het team geworden, ook al werk ik via Temper.” In hoog tempo spoelt hij bierglazen achter de bar voorin het ruime restaurant. „Ik word zelfs uitgenodigd voor personeelsfeestjes.”

Hij snapt het wel, dat „stigma” dat op Tempers rust. „Soms komen hier mensen over de vloer die niet eens met een dienblad kunnen lopen. Daar heb je gewoon heel weinig aan.” Nu hij hier veel werkt, ziet hij zelf ook telkens andere runners die via Temper werken. „Dat is soms wel lastig, als iemand weer geen idee heeft wat de tafelnummers zijn.”

In dienst hoeft Berk niet. „Ik vind dit veel chiller, ik zit nergens aan vast en verdien goed.” Het tarief verschilt een beetje per shift, maar ligt rond de 20 euro per uur. Op weekendavonden is het „een eurootje meer”, doordeweeks in de middag „een eurootje minder”.

Ambassade Hotel, Amsterdam
‘Logisch dat ze het proberen’

Nadat het Ambassade Hotel het personeel van een andere, gesloten horecazaak overnam, zijn ze meteen gestopt met Temper. Een goede ontwikkeling, vindt sous-chef Simon Lansen (28). Hij vond het „lastig werken” met Tempers, vertelt hij terwijl hij buiten een sigaretje rookt.

„Tempers zijn geen vakmensen, maar we betaalden ze wel 27 of 28 euro per uur. Dat is een tientje meer dan wat ik krijg, terwijl ik ze alles moet leren.”

Temper verstoort de natuurlijke ontwikkeling van mensen in de horeca, vindt Lansen. Hij werkt al sinds zijn elfde in de horeca – toen als afwasser in een café van vrienden van zijn ouders – en heeft zich „keihard omhooggewerkt, zoals het hoort”, zegt hij. „En dan komen er nu allemaal Tempers met nauwelijks ervaring die diensten draaien voor de hoofdprijs.”

De horeca heeft het wel aan zichzelf te danken, voegt hij toe: „Het is een branche met lange dagen, zwaar werk en weinig salaris. Logisch dat mensen het op een andere manier proberen.” Soms is daar die ene uitzondering: iemand die goed doorwerkt en kwaliteit levert. „Die trekken we het liefst los door ze buiten Temper om in te huren of in dienst te nemen.” Dat kunnen ze bij het Ambassade Hotel goed gebruiken. „Koks, waar vind je die nog?”

Illustraties Timber Sommerdijk

Lees verder…….