Bij het Radmoudumc zien ze de patiënt liever op afstand

Op het beeldscherm verschijnt een oudere man, zittend in zijn huiskamer, met een boekenkast op de achtergrond. Hij heeft een leveroperatie gehad, zijn longen zijn bestraald, en nu wacht hij op de uitslag van de laatste scan.

„Verstaat u mij?”, vraagt de man.

„Ik versta u goed”, antwoordt lever- en alvleesklierchirurg Martijn Stommel via zijn beeldscherm. „Fijn dat het weer lukt.”

Er zijn twee nieuwe – kleine – afwijkingen aan de linkerlong van de man geconstateerd, en een eerdere afwijking is gegroeid. „Het zou kunnen dat het niet goed is”, zegt Stommel tegen zijn 67-jarige patiënt. „Maar dat is nog niet met zekerheid te zeggen. We zijn er wel bezorgd over.” Hij stelt voor over drie maanden een nieuwe scan te doen. Stommel: „Sterkte met het onzekere bericht dat ik u gegeven heb.”

Er zijn zo’n vijftien minuten verstreken. „Deze man stelde veel vragen en daar is ook alle tijd en ruimte voor in een videoconsult”, zegt Stommel. Hij zit in een van de vele kleine en goed geïsoleerde beeldbelhokjes, waar artsen van het Nijmeegse Radboudumc digitaal contact hebben met hun patiënten. De hokjes staan in de ‘Tuinzaal’, een rustige plek in het ziekenhuis (met planten en kunst) waar artsen kunnen bellen zonder te worden afgeleid.

Naast zijn werk als chirurg doet Stommel al jarenlang wetenschappelijk onderzoek naar videobellen in medische context. Ook is hij initiatiefnemer van een groot project binnen het Radboudumc en het Arnhemse Rijnstate-ziekenhuis om het aantal digitale consulten fors te verhogen. Nu is 4 procent van de consulten in het Radboudumc (zo’n 1.850 per maand) een beeldbelafspraak. Dat moet over drie jaar – het project is oktober vorig jaar begonnen – 20 procent (ruim 9.000 per maand) zijn. Samen met de 33 procent die nu al telefonisch wordt afgehandeld, is straks meer dan de helft van de afspraken ‘op afstand’. „Het doel is zo min mogelijk mensen onnodig naar het ziekenhuis te laten komen”, zegt Stommel.

Het project, dat ruim drie ton kost, past in een bredere trend naar digitalere zorg. De woensdag opgestapte minister Kuipers (Zorg, D66) is daar groot voorstander van. Eind vorig jaar opende niet hijzelf maar zijn hologram het Festival Digitale Toegang in de zorg in Utrecht. „Tegenwoordig doen we ook bijna alles digitaal”, schreef hij na afloop op LinkedIn. „We doen onze bankzaken via het internet, boeken online onze vakantie of doen onze belastingaangifte digitaal. Waarom is dat in de zorg dan lang niet altijd vanzelfsprekend?” Beeldbellen is goed voor het milieu en de portemonnee (patiënten rijden minder kilometers) en scheelt ziekenhuizen geld en personeel (minder medewerkers voor bijvoorbeeld balies en poliklinieken, minder vierkante meters nodig). Eerder schreef Kuipers in een brief aan de Tweede Kamer al dat er „nog onvoldoende gebeurt om hybride [deels fysieke, deels digitale] zorg een vast onderdeel van de zorg te maken en dat dit snel anders moet”.

In het Radboudumc moet over drie jaar meer dan de helft van de afspraken ‘op afstand’ zijn.
Foto Merlin Daleman

Aan Martijn Stommel zal het niet liggen. Hij behandelt mensen met kanker, mensen die worden geopereerd, bestraald, of een chemokuur krijgen. Zware behandelingen dus.

Toch spreekt hij zijn patiënten het liefst via een beeldscherm en niet in het ziekenhuis. „Mensen zijn vaak gestresst als ze naar het ziekenhuis moeten”, zegt hij. „Ze zijn bang dat ze de weg niet kunnen vinden, niet op tijd zijn door files, de auto niet kwijt kunnen. En eenmaal binnen vinden ze zo’n ziekenhuis overweldigend met al die witte pakken.” Het gevolg: „Veel mensen zitten dan niet meer zo op hun gemak in de spreekkamer.”

Nee, dan digitaal. Dan zitten zijn patiënten thuis in hun vertrouwde omgeving, luisteren ze beter, onthouden ze meer van wat hij vertelt. „Je bent dan ook gelijkwaardiger als dokter en patiënt, allebei in je eigen omgeving, allebei afhankelijk van elkaar en de techniek. In een spreekkamer sta ik als dokter altijd een beetje boven de patiënt; ze zijn op mijn terrein.”

Hoe weet je zeker dat je de juiste persoon op het scherm voor je hebt?

Tegelijkertijd krijgt Stommel zo een inkijkje in iemands leven. Dat gebruikt hij om de soms moeilijke gesprekken iets makkelijker te maken. Hij vertelt „goede herinneringen te hebben” aan een recent overleden man die hij jarenlang via videobellen sprak. „Ik weet precies waar hij altijd zat, hoe het er bij hem thuis uitzag.” Er hing een tak van een boom aan de muur, waarvan Stommel dacht dat het een kunstwerk was – het bleek slechts een afgebroken tak. Maar het was een mooi gespreksonderwerp. „Dan gaat iemand daarover vertellen. En daarna over zijn hobby, tuinieren. Dat verdiept de band.”

En niet onbelangrijk: het is vaak beter voor de patiënt zelf: „Ik vind het heel gek om iemand twee weken na een operatie voor een controle terug te laten rijden naar het ziekenhuis. Iemand is nog niet hersteld, is pas net thuis, het is allemaal heel belastend. Als ik iemand heb geopereerd, stel ik altijd voor twee weken later een videoconsult te doen om te vragen hoe het herstel gaat en de uitslag van het weefselonderzoek te bespreken.” Zelf zou hij er „niet aan moeten denken voor al zijn afspraken naar het ziekenhuis te moeten komen omdat de dokter dat zegt. Onbestaanbaar.”

Weerstand

Om de ontwikkeling richting digitalisering wat meer vaart te geven, diende D66 in de Tweede Kamer vorig jaar een initiatiefwetsvoorstel in om patiënten het recht te geven op een digitale afspraak met een zorgverlener (ook de Patiëntenfederatie Nederland wil dat graag).

Maar veel artsen vinden dat D66-plan geen goed idee, bleek vorig jaar uit een niet-representatieve peiling van artsenvakblad Medisch Contact. Marlies Schijven is chirurg in het Amsterdam UMC en houdt zich als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam bezig met digitale innovaties in de zorg. Ze begrijpt die weerstand van zorgverleners heel goed. Soms is een digitaal consult niet passend, zegt ze. Bijvoorbeeld als een arts dezelfde dag aanvullend onderzoek wil laten doen. „Dat gaat niet via een digitaal consult.” Schijven pleit ervoor patiënten het recht van aangeven te geven, waarmee iemand kan laten weten of hij of zij graag een telefonisch consult of videoconsult wil, of toch liever fysiek gezien wil worden. „Vergelijk het met het vliegtuig waar je kan vragen om een plek aan het gangpad of bij het raam.” Bij haar poli in het Amsterdam UMC, en binnenkort ook op de andere poli’s in dat ziekenhuis, kan dat al. Uiteindelijk beslist een arts of een digitaal consult mogelijk is. Maar, zegt ze erbij, „als een arts een digitaal consult afwijst, moet hij of zij dat daarna wel bespreken en kunnen uitleggen in de spreekkamer.”

Er kleven meer risico’s aan digitale consulten. Neem veiligheid en privacy. Schijven: „In het begin wisten we niet goed hoe we dat veilig konden doen. Hoe weet je zeker dat je de juiste persoon voor je hebt? Is het geen tweeling? Staat er geen verkeerde naam in het dossier? Is het veilig?” Inmiddels is het beeldbelsysteem bij het Amsterdam UMC gekoppeld aan het patiëntendossier, en bellen mensen in via het eigen dossier. „Je kan niet even via Teams inbellen of zo.”

Belangrijk is ook om goed te letten op „de beurtwisseling” in de gesprekken, zegt Martijn Stommel. „Iemand helemaal laten uitpraten en je moment afwachten om de beurt over te nemen. Anders is het moeilijk te volgen en mis je dingen. In de spreekkamer kun je door elkaar heen praten en elkaar nog steeds verstaan.”

Spielerei

Het Radboudumc begon al in 2014 voorzichtig met videobellen. Maar de techniek was nog niet zo goed en personeel in het ziekenhuis „geloofde er niet zo in”, zegt Stommel. „Mensen vonden het spielerei en niet heel boeiend.” Tijdens de coronacrisis steeg het aantal beeldconsulten bij het Radboudumc van 50 naar 3.000 per maand. Eindelijk komt de vaart erin, dacht Stommel, maar hij werd teleurgesteld: het aantal videoconsulten zakte terug naar 1.850 per maand. Niet vanwege de wens van patiënten, maar omdat „de organisatie weer is teruggeveerd in zijn vroegere vorm”.

Lees ook ‘Patiënten moeten recht krijgen op een digitaal consult’

Een huisarts tijdens een online consult met een patiënt,

Het regelen van de techniek en goede en prettige ruimtes zijn heel goede stappen geweest, zegt Stommel, „maar hebben niet tot het gewenste effect geleid. Het hangt op gedrag en cultuur. Belangrijk is de gedragsverandering bij zorgverleners”.

Voor veel mensen is het nog een „ver-van-mijn-bedshow”, zegt Stommel. En dus wil hij eerst achterhalen waarom artsen niet of zo weinig beeldbellen. Kunnen ze het wel? Vinden ze dat ze niet de juiste patiëntengroep hebben? Ontbreekt het hun aan motivatie? „Daarna kijken we hoe we dat kunnen oplossen zodat het wel gebeurt. Dan kunnen we er ook targets aan koppelen. Iedereen moet eraan geloven.”

Je moet het als patiënt wel proberen, de voordelen willen ervaren

Het Radboudumc is niet het enige ziekenhuis dat te maken heeft met terughoudendheid bij beeldbellen. Veel hulpverleners willen „terug naar de tijd van voor corona”, zegt Schijven. „Ze willen zorg verlenen in de spreekkamer. Ze zijn niet de zorg ingegaan om achter een beeldscherm te zitten. Dat is begrijpelijk, maar virtueel contact kan in veel situaties écht een goede contactmogelijkheid zijn.” Het noopt ziekenhuizen tot voorzichtig handelen, zeker in deze tijd van personeelstekort. Schijven: „Je wil ook niet dat je personeel ontevreden wegloopt omdat ze alleen maar achter een beeldscherm zitten.”

Ook niet alle patiënten zijn enthousiast. Ze hebben geen smartphone of tablet of zijn onzeker of ze het wel kunnen. Stommel: „Ik dring niet aan, maar moedig ze wel aan. Je moet het wel proberen, de voordelen willen ervaren. Als je het een keer gedaan hebt, blijkt het niet zo ingewikkeld.” Maar, zo voegt hij toe: „Als ze echt niet willen, dan niet.” Schijven: „Als je naar het ziekenhuis wil komen, mag je altijd komen. Niet iedere patiënt kan of wil immers mee in digitalisering. En dat is prima.”

Toch ziet Stommel in de toekomst een ziekenhuis voor zich met veel minder patiënten. Het zorgt ervoor dat het ziekenhuis een rustige plek is voor zieke mensen om behandeld te worden en te kunnen herstellen. „Je wilt onnodige drukte voorkomen. De enige reden om hier te zijn, is een handeling die we hier moeten uitvoeren. Als dat niet hoeft, hoef je hier ook niet te zijn als patiënt. Even gechargeerd: uiteindelijk zou je een ziekenhuis moeten kunnen reduceren tot operatiekamers, een paar zalen waar patiënten kunnen liggen om te herstellen, en de CT-scans en MRI-scans.”