Zonder toekomstperspectief gaan jonge Palestijnen liever strijdend ten onder

Reportage

Verzet in Nablus Jonge Palestijnen op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever leven in een uitzichtloze situatie. Ze kiezen vaker voor geweld. „Deze generatie probeert ervoor te zorgen dat de volgende in vrijheid kan leven.”

Rouwstoet in de stad Nablus voor de zes Palestijnen die door een Israëlische actie om het leven zijn gekomen.
Rouwstoet in de stad Nablus voor de zes Palestijnen die door een Israëlische actie om het leven zijn gekomen.

Foto Alaa Badarneh/EPA

Een hoop steenbrokken, een zwartgeblakerd plafond en wat schots en scheef staande stoffige bankstellen. Dat is wat er rest van het huisje in de oude binnenstad van Nablus waar het Israëlische leger op 9 augustus met grof geschut de volgens zijn ouders pas negentienjarige Palestijn Ibrahim al-Nabulsi doodde. Zo sneuvelde op deze naargeestige plek een van de oprichters van Arin al-Asoud (de Leeuwenkuil), een nieuwe verzetsorganisatie die voor veel Palestijnen een bron van inspiratie vormt.

De ruïne is prompt uitgegroeid tot een pelgrimsoord. Ook op deze vrijdagmorgen klautert een gezin met twee zoontjes over het puin naar de verste muur, met daarin – vermoedelijk door een explosie – een gapend gat. Daarnaast bevinden zich een bloemenkrans en twee portretten van Nabulsi en een omgekomen kameraad. Nabulsi staat erop met zijn vinger aan de trekker van een machinegeweer.


Lees ook: Wat de recente parlementsverkiezingen in Israël betekenen voor de Palestijnen

„We wilden de plek met eigen ogen zien, ook voor onze kinderen”, zegt de vader. Meer wil hij niet kwijt aan een buitenstaander. Het Israëlische leger doet nog regelmatig invallen en aan martelaren, zoals de Palestijnen hun omgekomen medeburgers noemen, is hier in Nablus toch al geen gebrek. Er is vrijwel geen huis in het centrum met zijn vervallen steegjes en poortjes zonder poster of foto van een recent omgekomen Palestijn, al dan niet afgebeeld met een wapen. Vooral het portret van de jonge Nabulsi is wijdverbreid.

Nog altijd hangt er een gespannen sfeer in de stad. Op 25 oktober lanceerden de Israëliërs een nieuwe grote actie in Nablus, waarbij een bevelhebber van Nabulsi’s Leeuwenkuil en vier andere jonge Palestijnen werden gedood. Hun begrafenis, bijgewoond door duizenden inwoners, groeide uit tot een massaal protest tegen de Israëlische bezetter. Ruim een week hield het Israëlische leger de stad hermetisch van de buitenwereld afgesloten.

„Het is hier de laatste weken niet makkelijk geweest”, zegt Sadeq (46), een zilverbewerker die in een café aan een waterpijp lurkt en wel bereid is tot een kort gesprek. „Je durfde nauwelijks de straat op te gaan, zeker niet met je gezin. Vooral ’s avonds en ’s nachts is het nergens veilig. Het leger voert invallen meestal heel vroeg in de ochtend uit.”

Een historie van opstanden

De Leeuwenkuil, pas afgelopen zomer opgericht, heeft een gevoelige snaar geraakt bij veel Palestijnen, zeker in Nablus, een stad met een lange historie van opstanden tegen buitenlandse heersers. Anders dan de Palestijnse Autoriteit van president Mahmoud Abbas, die het op papier voor het zeggen heeft in Nablus maar noodgedwongen nauw samenwerkt met Israël, vielen Nabulsi en zijn kameraden Israëlische militaire posten in de buurt aan. Daarom beschouwt Israël hen als terroristen, die zo snel mogelijk dienen te worden uitgeschakeld.

‘Waarom hebben wij niet het recht onszelf te verdedigen?’ vroeg mijn zoon vaak

Alaa al-Nabulsi (54) vader van gedode Ibrahim

Volgens de ouders van Ibrahim al-Nabulsi had hun doodgeschoten zoon het thuis aan tafel dikwijls over vrijheid. „Waarom hebben wij niet het recht onszelf te verdedigen, vroeg hij vaak, wanneer het Israëlische leger dagelijks invallen in onze steden doet en soms zelfs niet terugdeinst voor aanvallen op voor ons heilige plaatsen zoals de Al-Aqsa-moskee [in bezet Oost-Jeruzalem, red.]”, vertelt zijn vader, kolonel Alaa al-Nabulsi (54), die een martiale snor draagt.

De familie Nabulsi woont in een huis op een van de steile hellingen waarop de nieuwere wijken van Nablus grotendeels zijn gebouwd. Hun woonkamer is herschapen in een altaar voor hun zoon. Zeker 25 foto’s, tekeningen en posters zijn in alle hoeken opgesteld of opgehangen. Ook anderszins blijft de herinnering aan hem levend. Wijzend op een binnenlopende kat, zegt zijn moeder: „Dit is de poes van Ibrahim.”

De ouders van de doodgeschoten Ibrahim al-Nabulsi. Foto Floris van Straaten

Ibrahim nam de wapens op en daarmee maakte hij een andere keus dan zijn vader. Nabulsi senior werkt bij de inlichtingendienst van Fatah, de politieke beweging die de Palestijnse Autoriteit domineert. Hoewel hij eigenlijk juist tot taak heeft om gewapende strijders als zijn zoon tijdig te signaleren, wil Nabulsi op deze voor hem nogal ongemakkelijke omstandigheid niet ingaan. Wel vertelt hij dat ook een andere zoon, Iyad, eind oktober is gearresteerd. Hij zit nog vast. Bij zijn voordeur laat de oude Nabulsi de schade zien die de Israëlische militairen aanrichtten toen ze de deur forceerden.

Maar Nabulsi is de laatste om zijn zoon te verloochenen. „Ik ben trots op wat Ibrahim heeft gedaan”, zegt hij. „Hij deed iets wat niet iedereen doet: hij verdedigde de waardigheid van de Palestijnen. Hij was geen misdadiger, hij verzette zich alleen maar tegen de wrede bezetting.” Zijn moeder verwoordt het nog directer: „Mijn zoon was een leeuw.”

Brede weerklank

De Leeuwenkuil heeft breed weerklank gevonden. Toen leden van de Leeuwenkuil twee weken geleden de burgers van Nablus opriepen om na middernacht even naar buiten te gaan en massaal ‘Allah is groot’ te schreeuwen, werd daar massaal gevolg aan gegeven.

„We zijn wakker geschud door de acties van de jongens van de Leeuwenkuil”, zegt een oude vrouw even verderop in de oude soek van Nablus, die nog deels uit de Ottomaanse tijd stamt. Ook zij wil haar naam niet geven. „We steunen hen allemaal. Door hen beseffen we weer dat de enige manier om in vrijheid en waardigheid te kunnen leven, is de wapens op te nemen. De samenwerking van de Palestijnse Autoriteit met Israël van de laatste decennia heeft ons immers helemaal niets opgeleverd.”


Lees ook: Hoop voor Jenin? Alleen als God het wil

Dat laatste gevoel is wijdverbreid. Juist dit jaar is het failliet van de samenwerking met Israël in veler ogen pijnlijk aangetoond. Na enkele terroristische aanslagen door Palestijnen binnen Israël zelf, dit voorjaar, sloeg het Israëlische leger keihard terug, met name in Jenin en omgeving, aan de noordkant van de bezette Westelijke Jordaanoever. Maar ook in Nablus waren nachtelijke invallen aan de orde van de dag. Dit jaar zijn er al zo’n 130 Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever omgekomen. Dit is de hoogste tol sinds 2006. Een eigen levensvatbare Palestijnse staat raakt intussen steeds verder uit zicht, zeker nu er in Israël een nieuwe rechtse regering op komst is, die harder tegen de Palestijnen lijkt te willen optreden dan ooit.

Veel Palestijnen, ook in Nablus, vrezen bovendien dat er – zonder internationale steun voor de Palestijnen en sancties tegen Israël – weinig zal veranderen. „Waarom steunt het Westen wel Oekraïne als Rusland daar binnenvalt, en ons niet wanneer Israël hier steeds binnenvalt? Zijn wij soms geen mensen? Ook wij houden van onze kinderen”, zegt kolonel Nabulsi. „Dat is toch echt met twee maten meten.”

Ook het gezag van de Palestijnse Autoriteit, een product van de Oslo-akkoorden met Israël, gesloten in de jaren negentig, kalft al jaren af. Die staat nog altijd onder leiding van de nu 87-jarige Mahmoud Abbas. Niet alleen kan hij maar weinig tegenspel bieden tegen de almachtige Israëlische bezetter, maar ook ontbeert hij een democratische legitimatie: de laatste Palestijnse verkiezingen dateren al van 2006.

Nu al bereiden verschillende Palestijnse groepen zich voor op de opvolgingsstrijd na Abbas’ dood. In die strijd mengen zich ook Hamas, dat de Gazastrook beheerst maar ook op de Westelijke Jordaanoever veel aanhang geniet, en Islamitische Jihad, een andere radicale organisatie, die eveneens vanuit de Gazastrook opereert. Deze organisaties proberen volgens sommige analisten ook greep te krijgen op De Leeuwenkuil.

Strijders van de Leeuwenkuil

Of de keiharde repressie van Israëlische kant loont, is de vraag. Op korte termijn misschien wel. Elke gedode Palestijnse verzetsstrijder is er een minder. Volgens Palestijnse bronnen zou een deel van de resterende strijders van de Leeuwenkuil inmiddels na een akkoord met Fatah ook hun wapens hebben neergelegd.

Zelfs als dat klopt, zal dit zeker niet het laatste gewapende verzet tegen de Israëlische bezetting zijn. Door het totale gebrek aan toekomstperspectief redeneren steeds meer jonge Palestijnen dat ze liever strijdend ten onder gaan dan zich als makke schapen onder de steeds knellender Israëlische heerschappij te schikken.

„De mensen hebben genoeg van dit leven onder de Israëlische bezetting en al deze vernederingen en willen vrijheid”, zegt Sadeq, zelf een veteraan van de Tweede Intifadah, de Palestijnse volksopstand tussen 2000 en 2005. Ook Huda al-Nabulsi, Ibrahims moeder, ziet dat de jeugd het over een andere boeg wil gooien. „Deze generatie wil dat er iets verandert”, zegt ze, terwijl ze kopjes sterke koffie opdient. „Deze generatie probeert ervoor te zorgen dat de volgende generatie in vrijheid kan leven.”

Aan de rand van Nablus zit een groepje mannen op plastic stoeltjes voor een café langs een uitvalsweg te kletsen, sommigen ook weer met een hookah, een waterpijp, voor zich. Wanneer het onderwerp van de Leeuwenkuil ter sprake komt, wil een jongeman van een jaar of twintig net van wal steken. Maar hij zwijgt als zijn kameraden hem in koor toeroepen: „Houd nou maar je mond, anders komen de Israëliërs achter je aan.”

Een man van een jaar of dertig in het kringetje, die in een groothandel voor haarverzorgingsproducten werkt, zegt dat hij twee van de op 25 oktober doodgeschoten mannen kende. „Daarom ben ik natuurlijk naar de begrafenis gegaan”, zegt hij. En met een blik op Nidal, zijn zoontje van vijf dat naast hem op een stoel klimt: „Het is een moeilijke tijd, ook voor kinderen. Ze horen steeds schoten in de buurt en moeten dan vaak huilen.” Acht hij het mogelijk dat Nidal, als hij volwassen is, in een vrij Palestina zal wonen? Peinzend lurkt zijn vader even aan zijn waterpijp en zegt dan: „Ik denk van niet.”

Lees verder…….