N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Klimaatwetenschap Een nieuwe El Niño lijkt op til, en die kan wereldwijd gevolgen hebben voor neerslag en temperatuur. In Europa is het effect klein.
De opwarming van de aarde zal volgend jaar hoogstwaarschijnlijk omhoogschieten. Misschien bereikt die zelfs tijdelijk de 1,5 graad al, de grens waar de Verenigde Naties onder willen blijven. Oorzaak is de verwachte komst van het klimaatfenomeen El Niño, dat zorgt voor gemiddeld hogere temperaturen op aarde.
De World Meteorological Organization (WMO), het meteorologisch bureau van de Verenigde Naties, waarschuwde op 3 mei dat de wereld zich moet voorbereiden op een El Niño. Die waarschuwing volgt op berichten van onder meer het Amerikaanse agentschap voor oceanografie en meteorologie, het NOAA. Dat schreef op 13 april al over een mogelijk op handen zijnde El Niño. De kans dat die zich in de periode mei-juli al zou hebben gemanifesteerd, schatte het NOAA op 62 procent. En die kans neemt gaandeweg het jaar toe. Tegen de herfst is die 80 procent.
„De kans dat er dit jaar géén El Niño komt, is heel klein geworden”, zegt Adam Scaife, hoofd langetermijnvoorspellingen aan het Met Office Hadley Center, het Britse meteorologische instituut. „Bij ons voorspellen in ieder geval álle modellen dat we een El Niño ingaan.”
El Niño is een natuurlijk fenomeen op de Grote Oceaan dat zich elke twee tot zeven jaar voordoet. Hij wisselt af met zijn tegenhanger, een La Niña. Een El Niño brengt vanuit de oceaan extra warmte in de lucht. Dat zorgt voor een tijdelijke extra opwarming van de aarde, boven op de structurele opwarming als gevolg van de toenemende uitstoot van broeikasgassen door de mens. Een El Niño beïnvloedt ook weerpatronen. Gebieden als Australië, Indonesië, het Midden-Oosten en Zuid-Afrika krijgen met extra droogte te maken. In onder meer de Hoorn van Afrika, het zuiden van de VS, Mexico en delen van Zuid-Amerika valt doorgaans veel meer regen. In Europa zijn de effecten klein.
Een zware El Niño zal tijdelijk voor 0,2 tot 0,3 graden extra opwarming zorgen
Passaatwinden
Het ontstaan van een El Niño heeft te maken met de wisselwerking tussen winden en oceaanstromen op de Grote Oceaan. Passaatwinden waaien daar rond de evenaar normaal van oost naar west. Ze stuwen het warmere, oppervlakkige oceaanwater vanuit Midden-Amerika richting Australië en Indonesië. Dat werkt door op diepe oceaanstromen. Voor de kust van Zuid-Amerika welt koud, voedselrijk water uit de diepte op, wat bijvoorbeeld vissen (en vissers) aantrekt. Bij een El Niño zwakken de passaatwinden af, of ze vallen stil (bij een La Niña versterkt de normale situatie juist). Daardoor verplaatst het gebied met warm water, wolkvorming en zware neerslag zich oostwaarts. Voor de kust van Zuid-Amerika welt geen koud water meer op – wat slecht nieuws is voor de vissers. Gemiddeld stijgt de oppervlaktetemperatuur van het water rond de evenaar. Die temperatuur wordt continu bijgehouden, in vier grote meetvakken.
Afgelopen maart zagen onderzoekers van het NOAA de situatie op de Grote Oceaan opeens omkeren. Maar liefst drie jaar had een La Niña hardnekkig aangehouden. Maar opeens was ze verdwenen. In de bovenste 300 meter van de oceaan, in het centrale en oostelijke deel, zagen de onderzoekers de temperatuur oplopen. Het sterkst was die stijging voor de kust van Peru. Het april-gemiddelde lag daar circa 3 graden boven normaal.