Welke landen mogen nog groeien, wie moeten krimpen? De wereld langs de meetlat

Analyse

Dwergen en reuzen Om de wereld te behouden, moet de mensheid volgens sommigen eigenlijk stoppen met groeien en haar bezit herverdelen. Wie mogen dan nog wel groeien, en wie moeten krimpen? Een excercitie aan de hand van enkele ‘parades’.

Stoppen met groeien, dat is volgens de aanhangers van de degrowth-beweging de enige manier om te voorkomen dat de mensheid de aarde uitput. Een heldere boodschap met vergaande consequenties. Immers: we zullen, zeker in het rijke Westen, afscheid moeten nemen van een deel van onze levensstijl, omdat die de grenzen van de draagkracht van de aarde (ver) overschrijdt.
Tegelijkertijd moeten landen die nu nog ver onder die niveaus zitten, qua inkomens, CO2-uitstoot of anderszins, de ruimte krijgen om te groeien. De wereld zoals die nu is vastpinnen in de huidige verhouding tussen arm en rijk is onredelijk: in zekere zin is het toeval dat het ene land welvarend is en het andere in armoede leeft. Inwoners van landen met relatieve armoede moeten de kans krijgen in elk geval naar het gemiddelde toe te groeien.
Er valt van alles tegen het stoppen-met-groeien-scenario in te brengen. Zo geloven sommigen dat de mens met al zijn innovatieve vermogen in staat moet zijn de problemen technologisch op te lossen zónder dat de handrem erop hoeft. Anderen willen wel minderen, maar niet krimpen. En weer anderen vinden het sowieso allemaal onzin.
In dit artikel is de aanname deze: groeien mag niet meer. Het gevolg is dat alles wat de mensheid nu heeft ofwel moet worden herverdeeld, ofwel teruggebracht moet worden naar een niveau dat de aarde nog wél kan dragen. Inkomen en vermogen kunnen mondiaal herverdeeld worden, om iedereen een gelijke uitgangspositie te geven. Voor natuurlijke hulpbronnen, uitstoot en biodiversiteit dicteert de aarde de grens.
De vraag die daaruit volgt: wat betekent dat concreet, voor mensen in Nederland, in Europa, in Afrika, voor de hele wereld? En: hoe maak je inzichtelijk wie er mag groeien en wie er moet krimpen? Waar zit nog rek en ruimte in het systeem en waar worden de grenzen al overschreden?

1Parades van Pen

De Nederlandse econoom Jan Pen muntte begin jaren zeventig de metafoor van de parade om inkomensverschillen inzichtelijk te maken. Zijn uitgangspunt was simpel: stel een parade op van alle Nederlanders gerangschikt naar hun inkomen en laat die parade in een uur aan je voorbij trekken. De mensen met het laagste inkomen als eerste, de grootverdieners aan het eind. Stel het gemiddelde inkomen gelijk aan de gemiddelde lengte en je ziet wie er letterlijk en figuurlijk de kleintjes zijn, en wie de groten. Het resulteerde, in de woorden van Pen, in „een parade van dwergen en enkele reuzen”.

Inkomensparade

Sinds een aantal jaar heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek die systematiek van Pen overgenomen en verschijnen er met enige regelmaat publicaties waarin de Nederlandse huishoudens als dwergen en reuzen voorbijmarcheren. De meest recente, over 2020, gaat uit van een gemiddelde lengte van 1,74 meter, wat overeenkomt met het gemiddelde huishoudinkomen van 32.400 euro.
De eerste minuut wandelen de mensen ondersteboven voorbij. Dat zijn veelal ondernemers die een negatief inkomen hadden. Na die eerste minuut verschijnen de dwergen van hooguit enkele tientallen centimeters lang, veelal mensen met een uitkering, of een zeer laag inkomen. Na een half uur is de lengte van de deelnemers aan de stoet al toegenomen tot 1,52 meter, dat is nog steeds onder het gemiddelde van 1,74 meter. Het gemiddelde huishouden passeert na 37 minuten. Minuut 50 tot en met 58 gaat het hard: het huishoudinkomen stijgt tot boven de 75.000 euro (een lichaamslengte van bijna 4 meter). De laatste minuut moeten de toeschouwers hun nek verrekken: de echte inkomensreuzen trekken voorbij, met een gemiddelde lengte van 9,42 meter (ruim 175.000 euro aan jaarinkomen).

Wie de inkomens- en vermogensverdeling in Nederland wil ‘platslaan’ (groeien kan immers niet meer, herverdelen is het devies), doet statistisch gezien de meeste Nederlanders dus een plezier: er zullen meer mensen in inkomen en vermogen kunnen groeien om op het gemiddelde uit te komen, dan er mensen moeten inleveren. De pijn die het de hogere inkomens (en meer-vermogenden) doet, is echter groot.

Vermogensparade

Op vermogensgebied is Pens parade nog veel extremer. De eerste negen minuten (!) wandelen de paradegangers ondersteboven: dit zijn de honderdduizenden Nederlanders van wie de schulden hoger zijn dan de tegoeden (en die dus een negatief vermogen hebben).

In minuut tien verschijnen de dwergen van een paar centimeter: mensen met een paar duizend euro aan vermogen (spaargeld bijvoorbeeld) Na een half uur, op de helft van de stoet, komen huishoudens voorbij met een vermogen van 60.500 euro. Het gaat nog steeds om dwergen van slechts 45 centimeter. Pas in de 45-ste minuut loopt het gemiddelde huishouden voorbij, met een lengte van 1,74 meter en een gemiddeld vermogen van 231.900 euro. In het laatste staartje van de stoet komen de miljonairs in beeld: vanaf minuut 58 verschijnen zij in beeld (gemiddeld lengte: 9 meter en 66 centimeter). De laatste zestig seconden zijn voor de echte reuzen. Gemiddeld zijn zij ruim 33 meter lang, hun vermogen bedraagt gemiddeld 4,4 miljoen euro (in deze categorie zitten ook de miljardairs van kilometers lengte), zij trekken het gemiddelde de laatste minuut fors omhoog).

2 De parade gaat internationaal

Binnen Nederland zijn de verschillen dus al groot, maar hoe ziet de parade van Pen er internationaal uit? Als de premisse is dat de wereld niet verder kan groeien, en er dus een gelijkmatiger verdeling nodig is van de huidige inkomens, vermogens, CO2-uitstoot en grondverbruik, wie zijn dan dwergen die nog mogen groeien. En wie leven er (ver) boven hun stand?
Eerst maar eens de oer-parade van Pen, die van het inkomen. Voor de internationale vergelijkbaarheid is gekozen voor het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking, in dollars. Dat is berekend door het totale bruto binnenlands product van een land te delen door het aantal inwoners. Het gemiddelde inkomen in de wereld bedraagt zo’n 10.500 dollar per persoon. Stellen we dat gelijk aan de gemiddelde lengte van een wereldburger, zo’n 1,65 meter, dan ontstaat de volgende parade.

Net als in de Nederlandse situatie zou een herverdeling van inkomen dus het overgrote deel van de wereld in de plus zetten (het overgrote deel van de wereldbevolking zit onder het gemiddelde). En net als in Nederland is de pijn voor de rijken immens: inwoners van een land als Nederland zouden gemiddeld gezien 80 procent van het inkomen (50.000 dollar) moeten inleveren om op het wereldgemiddelde terecht te komen. Op wereldschaal zijn Nederlanders met een lengte van ruim 8 meter dan ook reuzen.

3 De grenzen van de planeet

Inkomen herverdelen is in zekere zin een vrije keuze. Je kunt het doen, je kunt het ook niet doen en de ongelijkheid op zijn beloop laten. Dat ligt anders bij categorieën waar de aarde letterlijk grenzen stelt, zoals CO2-uitstoot of grondgebruik of biocapaciteit.
Eerst de koolstofdioxide. Vast staat dat de aarde in staat is om in totaal 21 gigaton aan CO2 op te slaan in de bodem, in oceanen en in biomassa. Omgerekend naar de hoeveelheid koolstofdioxide per persoon kom je dan op ongeveer drie ton CO2 per persoon uit. Komen we daarboven, dan zal elke te veel uitgestoten ton CO2 bijdragen aan de opwarming van de aarde, met alle desastreuze consequenties van dien.
Het wereldwijde gemiddelde is nu al 4,5 ton koolstofdioxide per persoon per jaar. Dat is dus 1,5 ton per persoon te veel. In deze ‘Koolstofparade van Pen’ is dus niet het gemiddelde de maat, maar de harde grens van 3.000 kilogram koolstofdioxide per persoon. Welke landen hebben op basis van die grens nog ruimte om te groeien, welke landen zitten aan hun limiet, en welke landen schieten eroverheen?
De Wereldbank maakte een overzicht van de CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking die als basis dient voor deze parade. Als alle landen van de wereld (rekening houdend met hun inwonertal) weer in een uur langstrekken, dan schuifelen de eerste 11 minuten de kleine uitstoters voorbij. Veel arme landen in Afrika en Azië hebben nauwelijks een carbon footprint. Somalië, Rwanda, Zuid-Soedan, Bangladesh, Nepal: allemaal zitten ze (ver) onder de 1 ton CO2 per hoofd van de bevolking.

Hoger op de lijst – maar nog steeds ruim onder het maximum – vinden we landen als Brazilië, Gabon en de Dominicaanse Republiek. Hoe hoger we op de lijst komen, des te meer we in Europa en de rest van de ontwikkelde economieën komen. Roemenië en Portugal zitten nog net onder de 4 ton per persoon, Ierland en Nieuw-Zeeland schurken al tegen de 7 ton per persoon aan. Hekkensluiter is Palau in Oceanië, dat met ruim 55 ton CO2 per persoon ruim achttien keer zoveel uitstoot als de aarde aankan.
De herverdeling van CO2-rechten gaat dus, net als de herverdeling van inkomen, pijn doen in veel ontwikkelde economieën. Het goede nieuws is dat er inmiddels concrete plannen liggen om de CO2-uitstoot te verminderen. Het klimaatakkoord van Parijs is in veel landen al vertaald in beleid dat uiteindelijk tot een wereld zonder uitstoot moet leiden. De weg daarnaartoe is nog lang, maar de herverdeling is ingezet.

4 We komen aardes tekort

De ultieme maatstaf die de uitputting van de aarde weergeeft is die van de biocapacititeit. Biocapaciteit is, volgens denktank Global Footprint Network, de hoeveelheid voedsel en grondstoffen die de aarde binnen één jaar kan produceren en de uitstoot die bossen en oceanen kunnen absorberen. Het is een definitie voor de capaciteit die ecosystemen hebben om continu natuurlijk kapitaal te regenereren. Wie daarbinnen weet te blijven, redt simpelweg de aarde. De grens ligt bij 1,6 global hectare (gha) per persoon, het resultaat van het totale aardoppervlak dat gebruikt kan worden door de mens (in hectares) gedeeld door het aantal inwoners. Een land als Nederland zou op basis van het huidige consumptiepatroon per persoon 5,69 gha nodig hebben.
Al sinds 1971 – een jaar voor het verschijnen van het befaamde rapport Grenzen aan de Groei van de Club van Rome, een internationaal gezelschap van ondernemers en wetenschappers – is de verhouding tussen wat de mensheid gebruikt en wat de aarde kan leveren scheef. Ten nadele van de aarde, wel te verstaan. Die verhouding is de afgelopen decennia, met name als gevolg van bevolkingsgroei, alleen maar schever geworden. De wereldbevolking gebruikt op jaarbasis inmiddels de biocapaciteit die niet op één, maar op 1,75 aarde beschikbaar is. Elk jaar verbruiken we dus 75 procent méér dan er beschikbaar is. Earth overshoot day (de dag waarop we eigenlijk alles gebruikt hebben wat er is) valt dit jaar op 28 juli, over een paar weken dus. Vrij naar Loesje: we hebben aan het eind van onze aarde altijd nog een stukje jaar over.
De zogenoemde ‘Aardeparade van Pen’ levert dan ook een ontluisterend beeld op. Zoals gezegd: gemiddeld gebruikt de wereld al meer dan er beschikbaar is, en het aantal inwoners dat aan de goede kant van de streep zit (binnen de grens van één aarde), is schrikbarend klein. Al na ruim 24 minuten, dus als net een derde van de wereldbevolking is gepasseerd, is de grens bereikt. Tsjaad en Myanmar zijn de laatste landen die een levensstijl hebben die zich binnen de grenzen van de huidige aarde begeeft.

Nederlanders souperen met hun leefpatroon jaarlijks op wat 3,45 aardes kunnen leveren, Amerikanen zitten gemiddeld op bijna 5 aardes per persoon. En als iedereen zou leven zoals de mensen in Qatar, dan zouden er ruim 8,5 aardes nodig zijn. En even voor de helderheid: die zijn er niet.

4 Een reuzenopdracht

Terug naar de grenzen van wat er wél kan, is dus een immense opgave. Die zal onder de grootverbruikers van aardes ontegenzeggenlijk gepaard moeten gaan met genoegen nemen met minder. Hoe beter de rijke landen hun best doen om de uitputting tegen te gaan, des te meer ruimte er ontstaat voor de armere landen om nog te klimmen in welvaart.

Natuurlijk is deze statistische verkenning een momentopname. Zoals gezegd is de wereldwijde trend in het uitstoten van CO2 inmiddels een neergaande. Dat laat zien dat het mogelijk is om te minderen, als de wil er maar is en overheden zich eraan committeren.

Het redden van de aarde is, in de analogie van Jan Pen, vooral een opdracht van enkele reuzen. Uit altruïsme, om de dwergen de kans te geven aan te haken bij in ieder geval een deel van de verworvenheden van het huidige leven. En als dat niet genoeg mocht zijn, dan toch ook uit eigenbelang, omdat ook reuzen vaste grond onder de voeten nodig blijven houden.

Animaties Emmelien Stavast

Lees verder…….