Wandelen is soms echt het beste medicijn, vinden artsen

Saskia Gianotten (46) zoekt minstens één keer per week het groen in haar buurt op: een park waar ze in een groepje lichaamsoefeningen doet „en even rustig naar de vogels en de wind door de bomen luistert”. Ze had last van overgangsklachten, waardoor ze bij een fysiotherapeut terechtkwam. Die organiseert in de stadsnatuur behandel- en beweegsessies. „Een wereld van verschil”, zegt Gianotten. „Ik heb jarenlang ook wel aan yoga gedaan maar dat was binnen en gaf een totaal ander effect.”

Janina Henken-David (77) gaat elke week met een vast clubje wandelen, in het bos Klein Zwitserland bij Amersfoort. „Je loopt er zo heen en het is een mooi rustig bos. Het is gezellig en ik merk dat ik veel energieker ben, een betere conditie heb.” Ze had geen fysieke of mentale klachten, maar wil nog zo lang mogelijk gezond blijven, zegt ze. Henken-David kwam op het idee dankzij een foldertje bij haar huisartsenpraktijk, die groepsboswandelingen sinds een tijdje voorschrijft aan mensen in de wijk die baat hebben bij meer beweging. „Soms wandelt de huisarts zelf ook mee.”

Gianotten en Henken-David zijn geen uitzonderingen meer. Door de groeiende aandacht voor leefstijlgeneeskunde en doordat wetenschappelijk bewijs voor het gezondheidseffect van een verblijf in de natuur toeneemt, schrijven artsen, psychologen en fysiotherapeuten vaker de natuur voor aan patiënten met uiteenlopende klachten. Zorgverzekeraars onderzoeken manieren om natuurtherapie te vergoeden, en zelfs in recente zorgakkoorden wordt tijd in het groen genoemd als serieuze preventie- en behandeloptie. In het Verenigd Koninkrijk, Nieuw-Zeeland, de VS en Canada zijn de afgelopen jaren overheidscampagnes gestart ter promotie van de natuur als behandelingsoptie. De Wereldgezondheidsorganisatie noemt de natuur „de grootste bron voor gezondheid en welzijn”.

Iris de Vries is een van de huisartsen die ‘natuur’ regelmatig voorschrijven. „Je kijkt natuurlijk eerst of iemand een medische behandeling nodig heeft”, zegt De Vries, die ook voorzitter is van de Vereniging Arts en Leefstijl. Maar volgens haar zijn er allerlei aandoeningen, van stress en hoge bloeddruk tot verstoringen van het immuunsysteem, waarbij het maken van bos- of strandwandelingen of bewegen in de natuur op lange termijn veel beter helpt dan telkens een pil of prik. „Het is effectief om mensen meer in beweging te krijgen. En het is nog goedkoop ook.”

Anekdotisch bewijs

Toen zij daar een jaar of zeven geleden mee begon, stond dat nog in de verdachte hoek van kruidendokters en alternatieve genezers, zegt ze: „De Vereniging tegen de Kwakzalverij bemoeide zich er toen zelfs mee.” Ook bij patiënten bemerkt ze nog steeds weerzin of achterdocht. „Sommige mensen willen toch liever een makkelijker behandeling.” Maar het sentiment is volgens haar duidelijk aan het veranderen.

Er zijn namelijk veel aanwijzingen dat een verblijf in de natuur bij leefstijlgerelateerde aandoeningen, zoals diabetes, daadwerkelijk kan zorgen dat er geen medicijnen meer hoeven worden gebruikt. Iris de Vries kent meerdere diabetespatiënten uit haar praktijk bij wie de situatie mede door beweging in de natuur verbeterde, zegt ze.

Wel zijn deze bewijzen veelal anekdotisch, en het is lastig te bepalen welke specifieke rol in het groen verblijven speelt bij zoiets complex als leefstijlverandering. Wat is het exacte effect van de wekelijkse boswandeling? Dat is vrijwel niet te meten.

Toch groeit de wetenschappelijke literatuur over de helende werking van de natuur wel degelijk. Vorig jaar publiceerde het wetenschappelijke medisch tijdschrift The Lancet een review van de wetenschappelijke literatuur naar het effect van natuur op de gezondheid. Zelfs tien minuten per dag in een bos of park verlaagt meetbaar de bloeddruk, kwam daaruit. Voorgeschreven tijd in de natuur vermindert stress, depressie, angsten en het vergroot het aantal stappen dat iemand op een dag zet significant. Een ander belangrijk effect is dat het patiënten vaak meer sociale contacten oplevert, omdat mensen vaak samen een wandeling gaan maken. En sociale contacten hebben een meetbaar effect op gezondheid en welzijn.

Rustgevende kwaliteit

Er is nog veel onbekend over hóé de natuur je gezondheid helpt: zit het in de rustgevende kwaliteit, zijn er effecten op het microbioom (de samenstelling van de bacteriën in onze darmen), wat doet het met de hormoonhuishouding? Moet je per se een bos opzoeken of kan het ook in je tuin? Maar je hóéft misschien niet alle antwoorden te hebben voordat je hieraan kunt beginnen, zegt Iris de Vries: „Soms denk ik ook weleens dat we als artsen veel meer mogen varen op gezond verstand.”

En inderdaad: de natuur op recept klinkt tegelijkertijd zo logisch en voor de hand liggend, dat het óók de vraag oproept hoe het kan dat dit pas zo’n recente ontwikkeling is in de (westerse) geneeskunde en ggz. En hoe het kan dat er blijkbaar een doktersrecept voor nodig is om mensen de natuur op te laten zoeken voor hun gezondheid. Japanners doen al eeuwen aan ‘bosbaden’, het helende effect van wroeten in een moestuin of het maken van een strandwandeling is genoegzaam bekend, zou je denken.

„Het past niet goed in het huidige systeem van zorg en wetenschap in veel westerse landen”, zegt Tjerk Jan Schuitmaker-Warnaar, die sinds begin dit jaar een groot onderzoeksproject aan de VU leidt naar nature-based therapies. De effecten van verblijven in de natuur botsen met de drang van patiënten, behandelaars en verzekeraars naar snelle, makkelijk te kwantificeren effecten. Dat is namelijk een behoorlijk nuttige aanpak gebleken: „Dankzij evidence-based medicine en de standaardisatie in de zorg zijn allerlei oplichters en kwakzalvers uitgebannen.”

Maar dat heeft volgens hem ook geleid tot een beperkte blik op wat ziekte en gezondheid ís. „Moeilijker te bereiken resultaten, zoals leefstijlverandering, spelen nog altijd een te kleine rol in behandelkamers.” Artsen schrijven makkelijker een pil voor dan een paprika, liever een medische behandeling dan een boswandeling – en patiënten willen vaak ook liever een snelle fix dan iets waarvoor ze discipline nodig hebben en waarvan het effect lastiger te meten is.

„Het is misschien ook niet voor iedereen”, zegt Saskia Gianotten over haar wekelijkse bewegingstherapie in het park. „Je moet er wel tijd voor hebben bijvoorbeeld.” Het vergt discipline. Maar goed, als je geen tijd kunt maken voor je gezondheid, heb je misschien ook een ander probleem, denkt zij.

Volgens Tjerk Jan Schuitmaker-Warnaar is er geen ontkomen aan het breder benutten van dit soort methodes. „De zorgvraag stijgt sneller dan het aanbod, we koersen op een groot probleem af.” In het Integraal Zorgakkoord (2022) tussen overheid en grote partijen in de zorg is ook voor het eerst expliciet afgesproken dat het zorgsysteem meer moet worden ingericht op gezondheid dan op ziekte. Volgens hem kunnen therapieën in en met de natuur een belangrijk onderdeel zijn van de oplossing, maar is er nog een lange weg te gaan: „Er is een grote mentaliteitsverandering nodig.”

Canadese wildernis of de Veluwe

Bij artsenverenigingen, verzekeraars en farmaceuten – en bij patiënten – is nog wel scepsis over de natuur op recept. Hoe meet je bijvoorbeeld het verschil tussen een verblijf in de Canadese wildernis en de Veluwe, wat is de juiste ‘dosering’ van natuur voor een optimaal effect? Hoeveel tijd en geld mag het kosten? En telt het doen van lichaamsoefeningen in een stadspark wel echt als natuurtherapie?

Het onderzoeksproject van Tjerk Jan Schuitmaker-Warnaar is een van de eerste grootschalige Europese studies naar wat er precies nodig is om nature-based therapies onderdeel van het zorgsysteem te maken, en hoe je zorgverzekeraars zover krijgt om het te vergoeden. „Dat valt nog niet mee.”

De trend roept ook vragen op over de beschíkbaarheid van de natuur. Niet iedereen woont op loopafstand van een mooi bos als Klein Zwitserland. Er is ook behoefte aan groentherapie in een wijk als Rotterdam-Zuid, misschien júíst daar. Maar zie in de buurt maar eens een mooi natuurgebied te vinden. Gelijke toegang tot goede zorg en preventie is een belangrijk uitgangspunt van het huidige zorgsysteem, maar is een grote uitdaging bij de beweging richting natuur op recept.

En het zet de huidige ecologische crisis ook in een ander daglicht: de aantasting van de natuurlijke omgeving tast uiteindelijk ook de mogelijkheden voor natuurtherapieën aan. Vandaar dat de Wereldgezondheidsorganisatie de laatste jaren grootschalige programma’s heeft opzet voor zogeheten One Health: één multidisciplinaire aanpak voor betere gezondheid voor mens, dier en milieu. Zonder gezonde natuur geen gezonde mens, tenslotte. Dat vergt een veel holistischer blik op maatschappelijke problemen.

Het is kortom nogal een brede en diepe omslag in het denken over gezondheid en de natuur, erkent ook huisarts Iris de Vries: „Ons systeem is zo ingericht dat wij voor ziekte worden betaald en niet voor gezondheid, al helemaal niet voor de gezondheid van de natuur.” Toch is ze optimistisch over de stroomversnelling waarin deze beweging is beland. „Je ziet dat meer patiënten erom vragen, dat ook steeds meer artsen er benieuwd naar zijn. Er zijn veel wijkinitiatieven, buurtclubs, huisartsen die hier werk van maken.” Het zijn kleine stapjes – die, zo hoopt De Vries, uiteindelijk opgeteld zullen moeten leiden tot een wezenlijk ander gezondheidssysteem met meer oog voor de natuur.