Waarom kan je kiezen uit zoveel soorten appels die allemaal op elkaar lijken?

Appels en appels Alle nieuwe appels in de supermarkt lijken op Pink Lady. De consument zou erom vragen. Maar wat schieten telers en appeleters ermee op?

Illustratie Anne van den Boogaard

Sommige appels vallen behoorlijk ver van de boom. Helemaal vanuit Chili of Nieuw-Zeeland belanden ze op een Nederlandse fruitschaal, terwijl andere appels nooit verder dan de boomgaard komen. In oktober vorig jaar haalde appelteler Arjan Lambregts uit Zevenbergschen Hoek het nieuws. Hij raakte zijn Jonagolds niet kwijt, althans niet voor een fatsoenlijke prijs. Plukken, verpakken, vervoeren en opslaan was duurder dan ze laten hangen. Nederlandse appels laten we verrotten, terwijl we buitenlandse appels importeren, was de boodschap.

Hoe kan dat? En als we in Nederland zoveel appels hebben, waarom eten we dan appels uit Chili? Om te beginnen: er speelde vorig jaar van alles. Een overvloedige oogst, een overschot aan appels uit Oost-Europa en minder afzet door de oorlog in Oekraïne, hogere energieprijzen, duurdere opslag, stijgende loonkosten. Wat die clusterpech voor appeltelers als Lambregts betekende, werd ineens voor iedereen zichtbaar. Een supermarkt vol appels uit Frankrijk, Italië en Portugal, en een Nederlandse teler op bijstandsniveau.

Maar de appelmarkt is complexer dan dat. Kijk alleen al naar Lambregts’ eigen bedrijf. Hij heeft Elstar en Jonagold, maar hij teelt vooral Kanzi’s. Die smaken niet alleen zoeter en knapperiger, er zit ook een heel ander soort handel achter. Oudere rassen, zoals Elstar en Jonagold zijn vrije rassen. Die zijn van niemand en iedereen mag ze telen zoals hij wil. En verkopen aan wie hij wil.

Kanzi is een ander verhaal. Dat is een clubappel, een conceptappel. Het patent ligt bij een of meer handelsbedrijven, en soms ook nog bij een supermarkt. Telers sluiten contracten via een telersvereniging, een coöperatie: de teler is verplicht te leveren, de telersvereniging garandeert de afname. Omdat een selecte groep telers de clubappel mag telen, blijft het aanbod beperkt en krijgt iedereen in de keten, als het goed is, een betere prijs dan voor een vrije appel waarvan je nooit weet hoeveel ervan op de markt komt. Zo kost bij Albert Heijn een zak Jonagold van anderhalve kilo nu 1,87 euro. Voor anderhalve kilo losse Kanzi’s betaal je 4,95 euro.

Olifanten dansen met olifanten

Wat de teler krijgt, hangt van talloze voorwaarden in het contract af, waarvan de kwaliteit van de appels er maar één is. De realiteit is, zegt Lambregts, dat „olifanten met olifanten dansen. Supermarkten onderhandelen met de tussenhandel. Als het om prijzen gaat, dans ik niet mee. De uitdaging is: hoe krijg je een groter deel van de marge bij de teler?”

Aan de andere kant: telers die hun vrije appels zelf afzetten, zijn overgeleverd aan prijsschieten, zegt Lambregts. Als er schaarste dreigt en de opslag al vroeg leeg raakt, ben je spekkoper. Maar als de oogst overvloedig is en opslag duur, wil iedereen er zo snel mogelijk vanaf en mag je als teler blij zijn als je de kosten eruit haalt.

De aanblik van een boomgaard heeft nog steeds iets romantisch, maar ook in deze tak draait het om schaalvergroting. Van de 2.300 telers die Nederland in 2000 telde, is volgens branchevereniging GroentenFruit Huis minder dan de helft over, en dat zijn steeds grotere bedrijven. Zo’n 80 procent heeft langlopende afspraken met telersverenigingen en handelsbedrijven. Dat biedt zekerheid en schaalvoordeel, zegt Richard Schouten, directeur van GroentenFruit Huis. Verpakkingen, marketing, logistiek – alles is geregeld. „Langetermijnrelaties zijn in ieders belang, je vult samen de markt in.”

Ook Lambregts maakt voor zijn Kanzi’s seizoensafspraken. Het geeft hem enige gewisheid. Maar ook kopzorgen. Zijn vader had appels in drie maten, hij heeft er nu wel twintig, die allemaal in andere zakjes en op andere schaaltjes moeten. Maar waar hij nu vooral over piekert: met welk ras gaat hij verder? Zijn Kanzibomen bleken minder sterk dan gehoopt. In plaats van na twintig jaar, moest hij ze al na tien jaar afschrijven. Van nieuwe clubrassen weet hij nog niet hoe productief ze zijn, hoe lang de consument ze lekker vindt en of hij een eerlijke marge van de ‘concepthouder’ krijgt. „Tot nu toe brachten clubrassen een redelijke prijs op, maar als je je bomen al na tien jaar moet vervangen, dan moet je het wel heel snel terugverdienen.”

Dit verklaart allemaal nog niet waarom we buitenlandse appels eten. 30 procent van de Nederlandse appelconsumptie is import. 15 procent van de Nederlandse productie gaat naar het buitenland. In theorie kunnen we bijna het jaar rond Nederlandse appels eten. Maar consumenten nemen geen genoegen met alleen Nederlandse appels uit de koeling. Of zoals Schouten het uitlegt: „Je wilt het hele jaar een breed assortiment. Hoe meer keuze, hoe meer fruit consumenten eten.”

Er wordt wel een Nederlands antwoord gezocht op de vraag naar het hele jaar Pink Lady, de Coca Cola onder de appels

Of het nou de wens is van de consument of de schuld van de supermarkt die de vraag aanwakkert: het hele jaar door moeten er zoete harde appels te koop zijn. En als de Europese voorraden opdrogen, zoals in de laatste maanden voor de nieuwe oogst, dan móeten ze wel van het zuidelijk halfrond komen, waar nu de oogst begint.

Nou ja, móeten. Er wordt wel een Nederlands antwoord gezocht op de vraag naar het hele jaar Pink Lady, de Coca Cola onder de appels. Neem de Sprank. Die zie je alleen bij Albert Heijn. Ontwikkeld met één leverancier, Vogelaar Vredehof, en vijftien Nederlandse telers, die ook nog een duurzaamheidspremie krijgen. Voldoet helemaal aan de moderne smaak: sappig, volzoet, licht zuurtje, knapperig. Nog zo’n voorbeeld: de Sunspark van Jumbo, met een „bruisend mondgevoel”. Beide wel 2,99 euro voor vier appels.

Cox

In het Groningse Noordbroek teelt Cornelia Bosschaart met haar man Gerrit oude bekenden als Elstar, Jonagold en Goudreinetten. Maar ook onbekende rassen zoals Topaz, Elise of Bramley’s Seedling. „Heel zuur, vinden ze hier lekker voor de appeltaart.” De Bosschaarts willen niet afhankelijk zijn van contractteelt. En grootwinkelbedrijven die een prijs geven waartegen ze geen nee kunnen zeggen. En eerlijk is eerlijk, zo’n appel die lang hard blijft kunnen ze ook niet garanderen met hun rassen. Van appelras wisselen dan? „Wij doen wel twintig jaar met onze bomen. Dan is de productie niet zo intensief meer, maar de kwaliteit is goed genoeg.”

Noordbroek is ver weg van de reguliere handel. „Hier gaan fruittelers hun eigen gang.” Ze zoeken hun eigen kanalen, via voedselboxen, boerderijwinkels en op de markt.

Misschien hoeft het antwoord op de buitenlandse appels niet alleen van de supermarkt te komen en 5 euro per kilo te kosten. Misschien is een Nederlandse appel soms dichter bij huis te vinden. En je kunt bij ‘een breed assortiment’ ook denken aan bijna vergeten rassen en smaken. Een Elise, ook lekker voor de moes. Of een Cox, ooit een publiekslieveling, bijna nergens meer te krijgen, maar wel in de boerderijwinkel van Cornelia Bosschaart, voor 1,75 euro per kilo. Een beetje zacht, een tikkeltje zuur, met een vleugje heimwee. Weer eens wat anders dan Pink Lady.

Lees verder…….