Waar staat Ivo van Hove nu? Bij ‘Mijn lieve gunsteling’ toont hij zich een ambachtelijk acteursregisseur

Recensie


Theater

Mijn lieve gunsteling De jonge actrice Eefje Paddenburg verricht een klein wonder in ‘Mijn lieve gunsteling’, in de regie van Ivo van Hove. Als geen ander stort de regisseur ongefilterd grote emoties over het publiek uit, maar hoe goed werkt dat?

Eefje Paddenburg en Hans Kesting in ‘Mijn lieve gunsteling’ van ITA.
Eefje Paddenburg en Hans Kesting in ‘Mijn lieve gunsteling’ van ITA.

Foto Jan Versweyveld

Terwijl het publiek binnenkomt kijken twee koeien onaangedaan de zaal in. Zo staan ze er de hele voorstelling: als de veearts geroutineerd zijn hand in hun achterste laat glijden, maar ook als hij in de stal met zijn vingers de tenen van een jonge tiener beroert. En later ook: als hij haar kust, bij haar naar binnendringt, als zij huilt en schreeuwt. De koeien zijn de stille getuigen aan wie alle afschuw, inleving en catharsissen niet besteed zijn, die oordeelloos en gelaten een verstikkende, misdadige liefde gadeslaan.

Afgelopen zondag ging Mijn lieve gunsteling in première, de theaterbewerking van de tweede roman van Marieke Lucas Rijneveld. Wie houdt van het onvervalste pathos waarvan regisseur Ivo van Hove zijn handelsmerk maakte, zit goed bij de voorstelling. Verboden liefde, woekerende schuldgevoelens, zinnelijke verlangens, diepgewortelde pijn – het zijn precies dit soort complexe gevoelens die het indrukwekkende oeuvre van Van Hove samenbinden. Maar weinig vakgenoten kiezen zo nietsontziend voor het ongefilterd tonen van grote emoties, zonder een zweem van ironie, humor of relativering.

Tel daar de visueel spectaculaire toneelbeelden, opzienbarende geluidsontwerpen en weldadige inzet van special effects (van liters toneelbloed in onder meer Een klein leven tot een complete moesson in De stille kracht) bij op, en je komt uit bij het gevaar dat vaak bij zijn werk op de loer ligt: dat het drama verzuipt in overdaad. Want regelmatig zijn die groots uitgespeelde emoties zo eenduidig dat ze een gelaagde rolinterpretatie – en dus een boeiende kijkervaring – in de weg staan, en slaat de veelheid aan expliciet drama en bombastische esthetiek de toeschouwer murw.

Vergelijkbare kritiek kreeg Marieke Lucas Rijneveld naar aanleiding van zijn literaire debuut De avond is ongemak (2018): de opeenstapeling van naargeestige verwikkelingen en gitzwarte beeldspraak, zou volgens sommige critici zijn doel voorbijschieten. NRC schreef over „onbegrijpelijke pathetiek, een al te opzichtige poging om een dramatisch gevoel over te brengen”.

Maar met Mijn lieve gunsteling (2020) – over de liefde die Kurt, een veearts van middelbare leeftijd, opvat voor een veertienjarige boerendochter – revancheerde Rijneveld zich. De roman werd onder meer geprezen vanwege de tegelijk bloemrijke, poëtische en morbide taal, en de trefzekere wijze waarop Rijneveld je dwingt tot een verwarrende vorm van begrip voor de veearts. Opvallend is dat de auteur de zwaarte hierin vaker tegenkleurt, door regelmatig lichtheid en humor aan te brengen. Resultaat is dat de tragiek alleen maar harder aankomt.

Eefje Paddenburg en Hans Kesting in ‘Mijn lieve gunsteling’ van ITA.
Foto Jan Versweyveld

In de theateradaptatie die Van Hove van de roman maakte, is de hele toneelvloer bedekt met stro: de boerderij is de centrale arena van dit drama. Door een aantal simpele ingrepen op het voortoneel (een bed links, een stoel rechts, een geïmproviseerd matras daar tussenin) verbeeldt de ruimte ook onder meer het huis van de veearts, het bestelbusje waarin hij zijn liefdesnest voor haar creëerde en de tienerkamer. Op een smal, horizontaal scherm op het achtertoneel worden verschillende wolkenluchten geprojecteerd. Aan weerszijden van het toneel zijn twee grote spiegels geplaatst waarin die schermen worden gereflecteerd: de uitgerekte blauwe boerenluchten worden daardoor panoramische vergezichten die ruimte en vrijheid ademen, maar als de wolken samenpakken – en dat doen ze! – voelt dat ogenblikkelijk benauwend, verstikkend en onontkoombaar.

Het is een typisch decor voor Van Hove en zijn vaste scenograaf (en partner) Jan Versweyveld: een transparant toneelbeeld dat meerdere ruimtes in zich verenigt, voorzien van een videoscherm op het achtertoneel. Het stelt Van Hove in staat snel en strak te monteren, volop te springen in tijd en ruimte. Die enorme, transparante scenografieën benadrukken bovendien de nietigheid van zijn personages en stellen acteurs in staat hun emoties nog groter uit te spelen.

Golfbeweging

Het succes van Ivo van Hove bij ITA (voorheen Toneelgroep Amsterdam), waar hij sinds 2001 artistiek directeur is, is altijd in golfbewegingen gekomen. Aanvankelijk werd hij scherp afgerekend, met zeer kritische recensies in de kranten en beeldbepalende acteurs (onder wie Pierre Bokma) die uit onvrede met zijn manier van leidinggeven het gezelschap verlieten. Pas met succesproducties als Opening Night (2006), Romeinse tragedies (2007) en Angels in America (2008), waarin hij onder meer experimenteerde met onconventionele publieksopstellingen en de wisselwerking tussen video en toneel, zette hij zich definitief op de kaart als theatervernieuwer.

Later volgden topstukken als The Fountainhead (2014) en Kings of War (2015). Doordat ITA met de jaren een steeds groter budget te besteden kreeg, werden de randvoorwaarden van Van Hoves werk steeds imponerender: zijn voorstellingen spelen doorgaans in puntgave (en vermoedelijk peperdure) decors, meestal gecombineerd met een hoop (vaak ter plekke opgenomen) video-vernuft. Maar wie daar doorheen kijkt, kan ook concluderen dat er artistiek-inhoudelijk niet altijd veel te halen valt.

Van Hove laat zijn publiek wentelen in drama: als toeschouwer voel je je dan onderschat

Een klein leven (2018) werd door de meeste pers (waaronder in deze krant) lovend ontvangen. Maar voor mij schoot de opstapeling aan pijn, verdriet en zwartheid zijn doel voorbij: juist omdat het werd opgediend in prachtig spel (van onder meer Ramsey Nasr en Hans Kesting) met levensechte effecten, kreeg het drama iets esthetisch, waardoor ik me niet met de emoties verbond maar er met een haast comfortabele distantie naar kon kijken.

Bij Van Hoves recente werk bij ITA bekroop me steeds vaker dat gevoel: meer dan eens ontnam de theatrale bombast me het zicht op het centrale drama. Dan zag ik theater dat aan de buitenkant weliswaar imponeert, maar inboet op artistieke kwaliteit. In Freud uit 2019 sloeg Van Hoves esthetiek door in klinische afstandelijkheid, waar het gevoel grotendeels afwezig bleef. Gevechten en metamorfosen van een vrouw uit 2021 verzandde in goedkoop melodrama. Ook de grootschalige productie Age of Rage (ook uit 2021), een theatermarathon gebaseerd op zeven Griekse tragedies, viel tegen: Van Hove vond vier uur lang nauwelijks variatie in de duistere, dramatische tonen die hij aansloeg. In combinatie met zware metalmuziek, het rigide duistere lichtplan en de overvloedige projecties op de enorme videomuur, werd ik als toeschouwer onnodig murw geslagen.

Toneelbloed

Dergelijke kritiek gaat weer op voor Mijn lieve gunsteling: ook nu is zijn theatertaal – zeker naar het einde toe – regelmatig overdadig en (te) expliciet. Hij laat zijn publiek wentelen in drama: als toeschouwer voel je je meer dan eens onderschat als Van Hove het drama ten overvloede lardeert met dieprood toneelbloed, naar beneden kletterende klodders pek, samenpakkende donderwolken of expliciete verkrachtingsscènes.

Veel spannender en interessanter is het als je als toeschouwer zelf moet gaan interpreteren. Dat gebeurt onder meer als de personages zich in dubbelzinnige subtekst tot elkaar verhouden, bijvoorbeeld als de jonge tiener zegt geen „clownsijsje” te willen zijn, maar waar Kurt, verblind door zijn koortsige begeerte, juist een uitnodiging in hoort haar met zijn lippen en tong te betasten.

Groot verschil tussen Van Hoves theaterbewerking en de roman, is dat de tienerdochter in de voorstelling een eigen stem krijgt. Rijneveld schreef zijn roman vanuit de veearts. Het vertelperspectief is daarmee subjectief, observaties en citaten van de boerendochter zijn dus per definitie onbetrouwbaar. Die ambiguïteit is allesbepalend voor de leeservaring: als lezer word je voortdurend bespeeld door de verteller en de auteur daagt je vervolgens uit je daar actief toe te verhouden: door voorbij te gaan aan het (onvermijdelijke) oordeel dat je vormt over de arts, en je alsnog in hem in te leven.

Verboden gevoelens

Meer dan de persoonlijke bekentenismonoloog die het boek in wezen is, krijgt de theateradaptatie de vorm van een reconstructie, waarin meerdere perspectieven naast elkaar worden gelegd. Direct gevolg is dat je veel meer geneigd bent te denken in goed en kwaad, schuldig en onschuldig. Het maakt de toneelervaring beduidend minder verwarrend en ongemakkelijk, en daardoor minder betekenisvol dan de roman: een oordeel vellen over deze situatie is tenslotte evidenter en eenvoudiger, dan je inleven in verboden gevoelens en daarmee ook naar jezelf, en je eigen driften en demonen te kijken.

Eefje Paddenburg speelt haar personage baldadig en vleierig tegelijk

Gelukkig kan Van Hove bogen op ijzersterke acteurs. De jonge actrice Eefje Paddenburg (1999), die met deze voorstelling debuteert bij het gezelschap, verricht meteen een klein wonder.

Paddenburg, een groot talent dat pas in 2022 afstudeerde aan de toneelschool in Arnhem, heeft met de getraumatiseerde tiener een uiterst complexe rol te spelen, waarbij melodrama voortdurend op de loer ligt. Paddenburg omzeilt dat met gelaagd en knap tegenstrijdig spel: ze speelt haar personage baldadig en vleierig tegelijk, verleidt onbedoeld terwijl ze eigenlijk geborgenheid zoekt, ze zwelgt in zwaarte en weet haar eigen verdriet, pijn en grenzen – zoals je dat van jonge tieners tenslotte mag verwachten – per saldo slecht te traceren. Haar personage snakt naar geborgenheid, waar en van wie dan ook.

Kesting anticipeert daar als Kurt met kwalijke gretigheid op. Ondertussen legt hij wel degelijk veel liefde in zijn spel, hij ziet in haar zijn „onvermijdelijke” en zijn gevoelens – hoe verwerpelijk ook – zijn oprecht.

Rondom hen spelen Achraf Koutet, Katelijne Damen en Bart Slegers een aantal ondankbare, flinterdunne bijrollen, zoals een pijnlijk oppervlakkige adaptatie van Kurts vrouw Camillia (gespeeld door Damen), een personage dat vooral druk is met zich in allerlei (fysieke) bochten te wringen om haar man weer te verleiden.

Al met al toont de 64-jarige Van Hove zich in deze fase van zijn carrière eerst en vooral een ambachtelijk acteursregisseur, die zijn hoofdrollen tot grote hoogtes stuwt, en in veel mindere mate de spannende theatervernieuwer die hij ook kan zijn. Mijn lieve gunsteling is onderhoudend, maar op artistiek vlak ook een nogal voorspelbare theatervoorstelling in het oeuvre van de regisseur die aan het roer staat van het grootste gesubsidieerde theatergezelschap van ons land.

Tegelijkertijd is het zonder meer gewaagd om zo’n jonge actrice een dergelijk zware dragende rol toe te vertrouwen, en die keuze pakt bijzonder goed uit. Paddenburg brengt de mentale kwetsuren van haar personage met genereus spel over het voetlicht. Uiteindelijk staat ze getroebleerd, getormenteerd en alleen op het voortoneel, en smijt haar pijn in een krachtig en vurig lied de wereld in. Het is een ijzersterk en moedig slotakkoord waarin ze eindelijk haar eigen stem, haar eigen verhaal, opeist.

Alleen de koeien kijken dan nog onaangedaan voor zich uit.

Lees verder…….