Vroege cinema veroorzaakte een dodelijke lachepidemie onder vrouwen

Je doodlachen, zou dat echt kunnen? Of is dat iets wat alleen voorkomt in Monty Python-sketches? Hun ‘Funniest Joke in the World’ (1969) is beslist de beroemdste scène over een dodelijke grap, die zelfs te gevaarlijk was om op te schrijven.

De bedenker van de ‘killing joke’ was de eerste die erin bleef. Daarna werd-ie, met Pythoneske overdrijving en een estafette van fataliteiten, ingezet tegen de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. Een grap als massavernietigingswapen.

Dat idee is veel ouder dan Monty Python. In Laughing Gas uit 1907 speelt actrice Bertha Regustus een vrouw die bijkomt uit haar lachgas-narcose en vervolgens niet meer kan stoppen met lachen. Hoewel het filmpje zonder geluid is, kunnen we haar bijna horen brullen en bulken. Het werkt zo aanstekelijk dat iedereen die ze tegenkomt op straat het uitschatert, met vrolijke maatschappelijke ontwrichting tot gevolg.

Lachplaag

Een lach-epidemie als in Laughing Gas kwam destijds niet uit de lucht vallen. Filmwetenschapper Maggie Hennefeld ontdekte een schat aan anekdotisch bewijs dat tussen 1870 en 1920 in de Verenigde Staten honderden vrouwen zich moeten hebben doodgelachen. Althans: dat was wat de kranten berichtten. Ene Rosa Walker bijvoorbeeld, omdat haar man suiker in plaats van zout op zijn vlees zou hebben gestrooid. Of Ernestina Nehring, nadat haar zoontje haar had gevraag of ze een kippastei kon maken van een aubergine (‘eggplant’, die grap gaat helaas in de vertaling verloren). Of Mevrouw Fox die er tijdens een circusvoorstelling inbleef. De reporter van dienst durfde te grap niet te herhalen voor het geval zijn lezers ook het loodje zouden leggen.

https://www.youtube.com/watch?v=pcIHbTf5q1Q

Toen de film z’n intrede deed was het hek pas echt van de dam; het filmdoek was kennelijk een soort lachspiegel. Opvallend is evenwel dat die lachplaag vooral vrouwen trof. In werkelijkheid stierven ze waarschijnlijk aan een hartstilstand, astma of verstikking, maar dat verklaart nog niet het epidemische karakter ervan. Hoe het zo plotseling opkwam en weer even plotseling verdween.

Lachen is niet ongezond. Het is een natuurlijke pijnstiller die helpt tegen stress en zelfs het immuunsysteem een boost geeft. Gevallen waar het samengaat met bewusteloosheid of de dood zijn zeer zeldzaam. Was deze ‘epidemie’ dus slechts massahysterie? En waarom trof het vooral vrouwen?

Het antwoord blijft speculatief. Niet geheel toevallig was het een periode waarin vrije tijd, groepsvermaak en moderne massamedia opkwamen en zedenmeesters film wantrouwden als bron van zedelijk bederf. Het was ook het tijdperk van de eerste feministische golf, van suffragettes die streden voor vrouwenrechten. ‘Hysterie’ gold als een serieuze diagnose voor vrouwen die afweken van de norm. Opvallend is dat de ‘levensbedreigende’ lachepidemie verdween toen ook de vrouwenstrijd weer naar de achtergrond verdween.

Hennefeld maakte met die ingrediënten van haar nieuwste boek Death by Laughter. Female Hysteria and Early Cinema een smakelijke cultuurgeschiedenis waarin al haar fascinaties samenkomen. Eerder schreef ze Specters of Slapstick and Silent Film Comediennes (2018), waarin ze aantoonde hoe belangrijk vrouwelijke komieken voor de ontwikkeling van de lachfilm waren. Vorig jaar werkte ze mee aan de dvd-reeks Cinema’s First Nasty Women, een kolderieke verzameling onbekende kortfilms die aantoont dat vrouwelijke personages in de begindagen van de film bepaald niet alleen maar mooi hoefden op te zitten. Ze waren schalks en opstandig.

Al waren ze in die vroege slapstickfilms ook vaak het slachtoffer van de meest gruwelijke grappen. In Mary Jane’s Mishap (1903) is een dienstbode wat al te kwistig met de parafine bij het aansteken van het fornuis. Waarop ze in de fik vliegt, door de schoorsteen wordt gelanceerd en haar ledematen in de rondte vliegen. Hennefeld beschrijft hoe vrouwen vanaf het begin van de cinema hebben geleerd om meer naar zichzelf te kijken als spektakel dan als hoofdpersoon. En hoe ongemakkelijk dat soms ook moet zijn geweest.

Death by Laughter biedt allerlei stof voor feministische conclusies. In het hoofdstuk ‘Gaslighting the Libido’ suggereert Hennefeld dat ‘onbedaarlijk lachen’ een van de symptomen was die op de vuilnishoop van vrouwelijke hysterie werd gegooid. Maar Hennefeld is zelf te onaangepast om haar boek in een theoretische groef te eindigen. Daarvoor heeft ze te veel plezier in dat tussengebied tussen populaire cultuur en pathologie. Sommige films mogen naar hedendaagse standaarden misschien ‘niet meer kunnen’, maar ze wil ze graag rehabiliteren: het anarchistische en ongrijpbare karakter ervan is ook bevrijdend.

https://www.youtube.com/watch?v=looZUScO-jk