Vrijgesproken Nico Zijp: ‘Ik durf te zeggen dat er nul hardheid is in onze turnzaal’

Nico Zijp: „Er wordt nu alleen gekeken naar de coaches.”

Interview

Turnen Nico Zijp was de eerste turntrainer die werd veroordeeld én vrijgesproken in de ‘turnaffaire’. Hij vindt dat ook coaches gehoord moeten worden en doet zijn verhaal. „We behandelden kinderen als volwassenen op zakformaat.”

De brief van het Instituut Sportrechtspraak werd op 22 maart 2021 aan hem verstuurd. Veertien klachten lagen er tegen hem, turntrainer Nico Zijp. Hij las wat oud-topturnsters en hun ouders over hem hadden verklaard. Dat hij zou hebben geschreeuwd, blessures zou hebben genegeerd, dat meisjes zich minderwaardig voelden als ze minder presteerden, dat sommigen in traumatherapie waren gegaan.

De ‘turnaffaire’ was toen al een tijdje losgebarsten. Oud-trainer Gerrit Beltman had in de zomer van 2020 bekend dat hij turnsters stelselmatig had vernederd en mishandeld, waarna veel turnsters in de openbaarheid traden met hun eigen schokkende ervaringen. Een onderzoekscommissie was aan de slag gegaan om de turnwereld door te lichten. Turnbond KNGU had het topsportprogramma in het vrouwenturnen stopgezet en twee trainers geschorst.

En toen kreeg Nico Zijp – niet in dienst van de bond – dus die brief. Als eerste turncoach werd hij aangeklaagd door het Instituut Sportrechtspraak. „Het was een donderslag bij heldere hemel”, vertelt hij in de turnhal van zijn club Flik-Flak in Den Bosch. „Ik heb altijd geprobeerd om juist die ándere te zijn. Als íémand met zijn coachteam heeft gewerkt aan een veilig sportklimaat, dan ben ik het. Het kon niet zo zijn dat juist degene die tot het maximum geprobeerd heeft het goede te doen, een veroordeling zou krijgen.”

Nico Zijp (57) groeide op in Noord-Holland, in een gezin met één broer. Een streng milieu, met duidelijke normen en waarden, al waren zijn ouders „lieve mensen”. Zijn broer kon goed leren en richtte zich vol op zijn studie. Hij was zelf anders. „Ik fladderde, vond veel interessant, wilde losser leven. Dat paste altijd meer bij me”, vertelt Zijp.

Hij ging naar het CIOS, de opleiding voor sporttrainers, en besloot om trainer te worden in de sport waarvan hij hield: turnen. Nico Zijp was negentien toen zijn carrière begon. Nederland stelde in die jaren als turnnatie niets voor. Rusland, Roemenië, China – dat waren dé turnlanden. De Nederlandse turnbonden – toen nog een katholieke en een neutrale bond – wilden vooruit. Daarom werden coaches uit de Oostbloklanden naar Nederland gehaald en kwam er op Papendal een internaat voor (jonge) turntalenten.

„De coaches uit het Oostblok voerden hier een bepaalde topsportcultuur in. Heel hard. Afzien en pijn hoorde erbij voor die trainers. Hun trainingsgewoonten sloegen over op een generatie zeer fanatieke Nederlandse coaches. Ik hoorde daar ook bij. We hadden er alles voor over om net zo goed als Roemenië en Rusland te worden. Ik ben erin gegroeid.”


Lees ook: oud-turnsters vertellen over tuchtzaken waarin de coach vrijuit ging. ‘Wij waren oefenmateriaal’

Wat gebeurde er in die tijd in de turnzaal?

„Er werd tegen meisjes geschreeuwd. Ik heb gezien dat er tikken werden uitgedeeld. Dat deed ik zelf niet, dus ik dacht altijd: gelukkig ben ik niet zo erg. Ik liet me voorleven door die coaches. Zij waren succesvoller dan ik. Maar ik voelde wel dat ik er op die manier niet bij wilde horen. Uiteindelijk kon ik het niet meer verantwoorden naar de turnsters, de ouders en mezelf.”

Wat kon u niet meer verantwoorden?

„Wat er in de zaal gebeurde. De fysieke aanpak, het schreeuwen, de druk die op de kinderen werd gelegd.”

Wat was daarin uw eigen rol?

„Naar de turnsters luisterde ik nauwelijks meer. Als ze een keertje naar een verjaardag wilden, dan kon ik zeggen: ‘Geen sprake van, je moet komen trainen, jíj wil toch succesvol zijn?’. Als ouders daar iets van wilden zeggen, vond ik dat ze er geen verstand van hadden. Er werd destijds bij mij getraind op Tweede Kerstdag en Nieuwjaarsdag. Ik vond dat kinderen alles opzij moesten zetten – ook hun familieleven. Ik had toen nog niet in de gaten dat dat maatschappelijk niet geaccepteerd was.

„Het gaat dan dus om kinderen van tien jaar, hè. Later besefte ik pas dat kinderen van tien jaar helemaal niet ‘succesvol’ willen zijn. Een kind dat zegt kampioen te willen worden, zegt niet dat ze alle feestjes wil missen. Ik vulde dat voor hen in als coach.”

De kinderen vertrouwden op uw oordeel.

„Kinderen hebben geleerd om te vertrouwen op de volwassenen om hen heen. Ouders, opa en oma, ooms en tantes. Dan komen ze plotseling bij iemand die misschien wel heel andere bedoelingen heeft dan zij zelf kunnen overzien. Namelijk succes hebben. Maar dat legitimeert natuurlijk niet dat je alles kunt vragen van een kind. Zij geven zichzelf ook nog de schuld als het niet lukt.”

Dan wordt een kind niet als kind behandeld.

„Je behandelt een kind dan als volwassene in zakformaat. Dat kan natuurlijk niet. Het trainen op die feestdagen, dat legt zo’n druk op die schouders. Zo van: dit moet je ervoor over hebben. Ze moesten ook komen trainen als ze geblesseerd waren. Wel aangepast aan de blessure, maar ik wilde dat ze lieten zien dat ze er alles voor wilden doen.”

Zag u toen niet dat u ze emotioneel te zwaar belastte?

„Nee, eigenlijk niet. Bij mij is het kwartje gevallen in 1995. Toen wist ik: dit is niet goed, niet op deze manier.”

Nico Zijp weet het nog tot in detail. Er was dat jaar een trainingsstage in Stuttgart, waar hij met een aantal turnsters was. Er stond een trainer van een andere vereniging naast hem in de zaal. Die zei: ‘Die kinderen zijn volkomen dood’. Hij bedoelde: die kinderen durven zich niet meer uit te spreken.

Jullie hadden machines gemaakt van de kinderen?

„Machines is een groot woord, maar ze waren zo gedrild dat ze hun mening niet meer gaven en niets meer zeiden. Ze moesten mee in wat hen werd verteld. Als ze iets wilden, kregen ze toch hun zin niet. Ik besefte dat die trainer gelijk had. Dat kwam verschrikkelijk binnen. Ik ben naar mijn hotelkamer gegaan en ben er een paar dagen goed ziek van geweest. Daarna besloot ik te veranderen.”

Wat heeft u gedaan?

„Ik heb hulp gezocht in mijn omgeving. Ik was toen dertig, mijn carrière voelde voorbij, terwijl ik in die tijd aan de weg timmerde. Maar ik was mezelf kwijtgeraakt. Ik trainde 32 uur en was al die uren in een gevecht met mijn sporters.”

„Ik ben aan de slag gegaan met body- en mindtherapie – dat was toen nog niet zo ingeburgerd. Daarna ben ik gaan werken aan een nieuwe aanpak, waarin samenwerken met turnsters centraal staat. Die aanpak heb ik uiteindelijk bij Patrick Echt en Flik-Flak in de loop der jaren, samen met collega’s en het bestuur, uitgewerkt tot een trainingsmethode.”

Nico Zijp laat een informatieboekje zien dat aan ouders wordt uitgedeeld. Daarin maakt de vereniging duidelijk wat de verwachtingen zijn. Er staat onder meer dat sportieve doelstellingen „samen met de turnster en haar ouders” worden nagestreefd, „en niet ten koste van.” Er is te lezen dat er verschillende oudergesprekken zijn in het jaar en dat evaluaties worden gehouden met de turnsters. Er is een vertrouwenspersoon bij wie anoniem klachten ingediend kunnen worden. „Alle turnsters die kort of juist heel lang geturnd hebben bij het topsportprogramma van Flik-Flak moeten na afloop kunnen zeggen: ‘Het is een mooie en fijne tijd geweest’.”

Doel van het topsportprogramma bij Flik-Flak is duidelijk: de nationale selectie, EK’s, WK’s en de Olympische Spelen halen. Daarvoor is, zo benadrukken Zijp en zijn collega’s in het boekje, veel talent nodig. Ze maken duidelijk: wie minder talent heeft, kan beter op lager niveau turnen. De trainingen bouwen op van ongeveer vijftien uur per week op elfjarige leeftijd en tot 23 uur op zestienjarige leeftijd. Trainingen zonder bijzondere reden verzuimen is niet wenselijk en activiteiten in de rest van het leven, behalve familie en studie, gaan tijdelijk op een lager pitje.”

Sommige van uw turnsters behoren tot de top van Nederland. Is enige hardheid nodig in hun opleiding?

„Hardheid niet. Het is wel ontzettend moeilijk om succes te halen. En je moet talent hebben. Anders moeten coaches er te hard aan trekken en dan kan het ongezond worden. Maar sinds de cultuurverandering die wij vanaf ongeveer 2000 hebben doorgevoerd is het niet meer hard. Ik durf zelfs te zeggen: er is nul hardheid bij ons.”

Toch kwam in 2021 die aanklacht van het Instituut Sportrechtspraak. Er werden veertien klachten tegen u ingediend. Hoe verklaart u dat?

„Vanuit teleurstelling. Topsport kost heel veel tijd, geld en opoffering. Een normaal gezinsleven is er nauwelijks. Dat moet je opofferen om misschien een kind op het allerhoogste niveau te laten turnen. Ik moet vanwege de hoge doelen tegen veel kinderen en ouders zeggen: sorry, de ontwikkeling is onvoldoende, we gaan afscheid nemen. Dat doen we geleidelijk, maar natuurlijk is het een klap. Voor kinderen én ouders.”

‘Je werd compleet genegeerd als je niet kon presteren’, zei een turnster. Een ouder: ‘Nadat mijn dochter was gestopt heb ik hem nog verteld wat de gevolgen waren van zijn gedrag – hij reageerde hier helemaal niet op.’ Een turnster vertelt dat ze PTSS heeft en traumatherapie ondergaat door wat ze in jouw trainingen heeft meegemaakt.

„Ja, ja.”

Dat is toch meer dan teleurstelling van ouders?

„Ja, zeker als dat de enige waarheid is. En daar zet ik vraagtekens bij. En niet alleen ik, veel van mijn collega’s ook. Zo eenvoudig ligt het jammer genoeg niet. Vanuit emotie zijn beelden en herinneringen vaak anders dan dat ze wellicht zijn geweest. Ik sluit niet uit en begrijp goed dat mensen die emoties willen delen met elkaar en elkaar versterken. Gaandeweg wordt het daardoor waarschijnlijk wel steeds heftiger en heftiger. Maar dat is dan wat anders dan dé waarheid.”

Turntrainer Nico Zijp: „De coaches uit het Oostblok voerden hier een bepaalde topsportcultuur in. Heel hard.”
Foto Merlin Daleman

Oud-turnsters zeggen een trauma te hebben opgelopen en dat wijten ze aan uw trainingen.

„Dat fenomeen kan ik denk ik ook uitleggen. Niet om me te verdedigen, maar ik begrijp heel goed wat hier gebeurt. Ik denk dat mensen soms een beetje vastlopen in de maatschappij. Hun ouders – de meeste meldingen kwamen van ouders – gaan terugkijken en zien dat hun kind jaren heeft geturnd. Op het moment dat er dan veel verhalen naar buiten komen over de cultuur in het turnen, dan ga je dat mogelijk zien als de oorzaak van de problemen die je kind heeft.”

Het gaat ook concreet over schreeuwen en heel vaak wegen.

„Ik zal je zeggen: dat heb ik nooit gedaan.”

Maar hoe kunnen de lezingen over uw gedrag zó verschillend zijn?

„Ik snap de vraag, maar nogmaals: ik verklaar dat uit teleurstelling van de ouders en de voormalig turnsters. Het is mensen eigen, mij ook, om het in eerste instantie buiten zichzelf te leggen. Om het bij iemand anders te leggen.”

U legt het juist heel erg bij de ouders …

„Ja, hun emoties, terecht of onterecht, zijn de enige manier waarop ik die klachten kan verklaren. Iemand vertelde dat haar dochter nog steeds moeite heeft om zich uit te spreken in relaties en dat zou door mijn trainingen komen. Maar er is geen causaal verband. Ik heb zelf óók bijvoorbeeld moeite om me uit te spreken in relaties. Dat zit in me, ik heb nooit een trauma meegemaakt. Je ziet hier steeds klachten die worden teruggevoerd op de turnperiode, zonder dat er een causaal verband is.”

Er waren ook veel positieve verklaringen over u bij het ISR.

„Tweeënvijftig. En serieus waar: ik heb die mensen niet gevraagd om zich te melden bij het ISR. Dat hebben ze uit zichzelf gedaan.”

In eerste aanleg werd Nico Zijp veroordeeld tot een voorwaardelijke schorsing van een jaar door het ISR. Hij was de eerste turntrainer die een straf kreeg opgelegd in de ‘turnaffaire’. In hoger beroep draaide het ISR de straf terug en sprak hem vrij. Grensoverschrijdend gedrag kon niet worden bewezen, zijn methode kreeg veel bijval en de klachten waren onvoldoende concreet, oordeelde de tuchtrechter.

In de turnaffaire zijn harde woorden gevallen. ‘Pijn hoort niet bij sport’, staat in Ongelijke Leggers – het onderzoeksrapport naar misstanden in het turnen. Het was tijd voor een nieuw begin, zei het bondsbestuur. Staat u daar, gezien uw ervaringen, wel achter?

„Ik ben het daar helemaal mee eens. Er zijn vrouwen die ernstig beschadigd zijn geraakt door het turnen en dat vind ik verschrikkelijk. Maar dat wil niet zeggen dat alle turntrainers fout zijn geweest. Daarom doe ik ook mijn verhaal: ook de trainers mogen en moeten gehoord worden. Bovendien: er wordt nu alleen gekeken naar de coaches. Maar een cultuur ontstaat omdat de hoogste verantwoordelijken deze cultuur accepteren.”

U doelt op de turnbond.

„In 2003 en 2015 zijn er rapporten geschreven – Geen toeval en Turnonkruid: gemaaid maar niet gewied – waaraan ik meewerkte. Daarin ging het al over de cultuur in het turnen. De bond heeft dat in een la gestopt en er niets of te weinig mee gedaan. Ik heb zelf in de afgelopen twintig jaar een aantal keer met mensen van de bond gesproken over wat ik om me heen heb gezien. Over de noodzaak van een andere pedagogische aanpak in het turnen. Er werd niet geluisterd. Is het dan gek dat bepaalde trainers zich dan gesteund voelden in hun manier van werken?”

Hoe kan het beter in de toekomst?

„De bond moet de uitstroom van sporters monitoren. Geef iemand de fulltime taak om turnsters die zijn gestopt en hun ouders te bevragen waarom ze zijn gestopt. Als je dan signalen krijgt over een coach die zich niet gedraagt, dan kun je direct ingrijpen.”

Is de cultuur in het turnen nu gezond?

„De grote misstanden zijn voorbij. Het is aan ons om te zorgen dat de maatschappij weer vertrouwen krijgt in het turnen. Dat gaat een aantal generaties duren. We boksen op tegen een donker verleden. Het is niet anders.”

Lees verder…….