Truss’ economie is een reus op lemen voeten

Verenigd Koninkrijk Met een megabedrag wil premier Truss huishoudens en bedrijven compenseren voor de hoge energiekosten. Maar heeft de Britse regering dat geld wel?

Premier Truss in de buurt van haar ambtswoning op Downing Street.
Premier Truss in de buurt van haar ambtswoning op Downing Street.

Foto Kirsty Wigglesworth/AP

Europeanen van het continent mogen met angst en beven vooruitblikken naar de economie van de komende winter, er is een schrale troost: het kan altijd erger, en het voorbeeld ligt aan de overkant van het Kanaal. Liz Truss, deze week aangetreden als Brits premier, wacht een herculestaak om er bedrijvigheid, koopkracht én vastgoedmarkt tegelijkertijd overeind te houden.

Net als in de jaren zeventig lijdt de economie overal in het Westen onder een flinke vertraging van de bedrijvigheid én sterk oplopende inflatie. Dat is voor iedere beleidsmaker een probleem, want beide verschijnselen zijn lastig op hetzelfde moment op te lossen. Maar de vooruitzichten voor de Britse economie zijn extra somber. Productiviteitsgroei in het Verenigd Koninkrijk, de grootste duurzame aanjager van welvaart, is er nu al jaren niet. Het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking, een ruwe maatstaf voor die welvaart, nam slechts half zo snel toe als in de EU sinds de Britten in 2016 voor de Brexit stemden en daarna de Unie verlieten. In die tijd verloor het VK ook nog zijn vijfde plaats op de mondiale ranglijst van grote economieën, na de VS, China, Japan en Duitsland. India is zijn voormalige Britse kolonisator inmiddels voorbijgestreefd.


Lees ook: Liz Truss heeft gewonnen – nu mag ze het land besturen dat er in decennia niet zó ellendig voor stond

Minder concurrerend

Alle westerse landen kampen nu met de gevolgen van twee crises: de coronapandemie, gevolgd door de effecten van de oorlog in Oekraïne. Maar de Britten hebben ook nog de Brexit, en kregen zo drie crises voor de kiezen. Dat maakt de uitgangspositie om de huidige moeilijke periode door te komen een stuk zwakker. In het referendumjaar 2016 stond het VK nog op plaats 7 in de Global Competitiveness Index, die aangeeft hoe concurrerend een land is in de wereldeconomie. Na een gestage daling op die ranglijst staat het VK dit jaar 23ste, tussen Estland en Saoedi-Arabië. Nederland staat hier overigens op plaats 6, tussen Hongkong en Taiwan. De kersverse minister van Financiën Kwasi Kwarteng is een bewonderaar van de hoge Nederlandse arbeidsproductiviteit.

De Britse inflatie bedraagt 10 procent, iets meer dan in de eurozone en de Verenigde Staten. Voor komende januari wordt nu volgens de centrale bank, de Bank of England, een inflatie van 15 procent verwacht. In het Britse discours is dat al opgelopen tot 17 procent, en economen van Citigroup en Goldman Sachs zitten al op 20 procent inflatie of meer. Energie is de grootste boosdoener; veel huishoudens kunnen hun rekening niet meer betalen. Maar de remedie die Truss als eerste grote beleidsdaad in petto heeft, toont de enorme beperkingen in de beleidsruimte van de nieuwe Britse regeringsploeg.

Die eerste beleidsdaad wordt 130 miljard pond (zo’n 150 miljard euro) die premier Truss wil uittrekken om de energiekosten voor huishoudens te beperken en de lasten voor het bedrijfsleven te verlichten. Dat kan, in theorie, helpen de enorme inflatie snel omlaag te krijgen. Maar wél rijst dan de vraag waar de Britse regering dat geld vandaan gaat halen.

Betalingsbalanstekort

Over het begrotingstekort en de staatsschuld circuleren, zoals in meer landen, vrij rooskleurige statistische binnenlandse definities. Maar wie de gestandaardiseerde methodiek van de OESO, de denktank van industrielanden, hanteert, ziet een verwacht Brits begrotingstekort van 5,3 procent van het bbp, bij een staatsschuld van 139 procent van het bbp. Het energiesteunplan van Truss, die 130 miljard pond dus, komt overeen met 7 procent van het bbp. Het zal gefinancierd moeten worden met leningen, die weer bovenop de staatsschuld komen.

Het Internationaal Monetair Fonds noch de Bank of England is een groot voorstander van een megabegrotingsimpuls, zoals de regering-Truss van plan is. Het IMF raadt dit alle westerse landen af, omdat zo’n prikkel pogingen van centrale banken in de wielen rijdt om de inflatie te beteugelen met monetair beleid. Daarom is in het VK de Bank of Engeland ook tegen het plan.

Het specifiek Britse probleem is dat het VK kampt met een zogenoemd twin deficit: er is niet alleen een flink tekort op de begroting, maar ook een enorm tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans. Dit betalingsbalanstekort, dat aangeeft hoeveel geld jaarlijks vanuit het buitenland nodig is om de Britse nationale rekeningen kloppend te maken, is opgelopen tot 7,1 à 8,3 procent van het bbp (er zijn bij het Britse statistische bureau wat problemen met de berekening). Het VK bevindt zich met zo’n groot betalingsbalanstekort in gezelschap van landen als Roemenië en Chili.

Het buitenland zuivert zo’n tekort voor een groot deel aan door beleggingen in Britse staatsschuld. Anders gesteld: Truss’ regering is indirect op buitenlandse beleggers aangewezen om de plannen te realiseren. En dat is linke soep: als – bij het toch al forse tekort op de begroting en de toch al hoge staatsschuld – het vertrouwen bij die buitenlandse beleggers verdampt, dan blijven ze weg en kan de Britse rente op staatsleningen steil oplopen bij een kelderend pond sterling.

Trauma

Dit lijkt griezelig veel op de situatie in 1976, toen het VK zich in vrijwel exact dezelfde positie bevond, en uiteindelijk als eerste westerse land de vernederende gang moest maken naar het IMF voor financiële noodsteun. Dat is voor oudere Britten nog steeds een sluimerend nationaal trauma, en er worden nu al weer gekscherend grapjes over gemaakt in Westminster.

Tot het ernst wordt. Chili heeft, zoals genoemd een betalingsbalanstekort dat vergelijkbaar is met dat van het VK. Het Zuid-Amerikaanse land kreeg, toevallig, vorige week een noodkrediet van het IMF.

Lees verder…….